Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/131
131 Regeling; termijn herroeping
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS459489:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Beschikkingen zijn vatbaar voor herroeping, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet (art. 390 Rv). De parlementaire geschiedenis verwijst naar beschikkingen waarvan steeds wijziging kan worden gevraagd als zij berusten op onjuiste gegevens (bijvoorbeeld alimentatiebeschikkingen) en beschikkingen waarbij verlof tot het leggen van conservatoir beslag wordt verleend (omdat art. 705 Rv opheffing van beschikkingen, waarbij ten onrechte toestemming voor het leggen van beslag is gegeven, mogelijk maakt). PG Herziening Rv 2002, p. 13 en 474.
Ik ga hierna gemakshalve uit van een dagvaardingsprocedure.
Bovendien begint de termijn niet dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (art. 383 lid 1 Rv).
PG Herziening Rv 2002, p. 476. Zie hierover ook HR 14 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC3858, NJ 1987, 209 (Marsman/Mansur).
Rb. Zwolle (ktr) 9 oktober 2002, ECLI:NL:RBZWO:2002:AF3677, NJ 2002, 594.
Rb. Zwolle (ktr) 28 januari 2004, ECLI:NL:RBZWO:2004:AO2603, NJF 2004, 143.
Herroeping is een bijzonder rechtsmiddel dat op een van de in art. 382 Rv genoemde gronden kan worden ingesteld tegen vonnissen en beschikkingen1 die in kracht van gewijsde zijn gegaan (art. 382 en 391 jo. 382 Rv). Een voorlopig getuigenverhoor in het kader van een herroepingsprocedure is mogelijk. Voor dagvaardingsprocedures bepaalt art. 385 Rv dat het geding wordt gevoerd op de wijze als bepaald in de tweede titel, waaronder de regeling van het voorlopig getuigenverhoor valt. Voor verzoekschriftprocedures is de regeling van het voorlopig getuigenverhoor van toepassing via art. 391 jo. 284 lid 1 Rv.
De uiterste termijn voor het instellen van de vordering2 tot herroeping is drie maanden nadat de herroepingsgrond is ontstaan en de eiser daarmee bekend is geworden (art. 383 lid 1 Rv).3 Volgens de parlementaire geschiedenis wordt een herroepingsgrond bekend als de partij die bedrogen is, beschikt over bewijs dat bedrog is gepleegd. Voordat dit bewijs bestaat, is in het algemeen nog slechts sprake van een gerezen verdenking. Het enkele vermoeden van het bestaan van een herroepingsgrond doet de termijn dus niet beginnen.4 Het bewijs kan bestaan uit bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van een arts,5 een brief van een partij waaruit blijkt dat zij op de hoogte was van het vermeende bedrog6 of een schriftelijke verklaring van een derde.