Einde inhoudsopgave
Algemene Ouderdomswet
Artikel 7a [Pensioengerechtigde leeftijd]
Geldend
Geldend vanaf 10-12-2020
- Bronpublicatie:
02-12-2020, Stb. 2020, 503 (uitgifte: 09-12-2020, kamerstukken: 35520)
- Inwerkingtreding
10-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2020, Stb. 2020, 503 (uitgifte: 09-12-2020, kamerstukken: 35520)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Ouderdomsuitkering
1.
De pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd zijn:
- a.
vóór 1 januari 2013: 65, respectievelijk 15 jaar;
- b.
in 2013: 65 jaar en één maand, respectievelijk 15 jaar en één maand;
- c.
in 2014: 65 jaar en twee maanden, respectievelijk 15 jaar en twee maanden;
- d.
in 2015: 65 jaar en drie maanden, respectievelijk 15 jaar en drie maanden;
- e.
in 2016: 65 jaar en zes maanden, respectievelijk 15 jaar en zes maanden;
- f.
in 2017: 65 jaar en negen maanden, respectievelijk 15 jaar en negen maanden;
- g.
in 2018: 66 jaar, respectievelijk 16 jaar;
- h.
in 2019: 66 jaar en vier maanden, respectievelijk 16 jaar en vier maanden;
- i.
in 2020: 66 jaar en vier maanden, respectievelijk 16 jaar en vier maanden;
- j.
in 2021: 66 jaar en vier maanden, respectievelijk 16 jaar en vier maanden;
- k.
in 2022: 66 jaar en zeven maanden, respectievelijk 16 jaar en zeven maanden;
- l.
in 2023: 66 jaar en tien maanden, respectievelijk 16 jaar en tien maanden;
- m.
in 2024: 67 jaar, respectievelijk 17 jaar;
- n.
in 2025: 67 jaar, respectievelijk 17 jaar;
- o.
in 2026 en de kalenderjaren daarna: de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd, die jaarlijks op basis van de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd op grond van het tweede lid worden vastgesteld.
Op pensioengerechtigden die in een bepaald kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt zijn de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in de kalenderjaren daarna niet van toepassing.
2.
De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd in 2026 en de kalenderjaren daarna wordt jaarlijks, voor de eerste maal uiterlijk op 1 januari 2021 voor het jaar 2026, vastgesteld volgens de formule:
V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)
waarbij:
V staat voor de periode waarmee de pensioengerechtigde leeftijd respectievelijk aanvangsleeftijd wordt verhoogd, uitgedrukt in perioden van een jaar;
L staat voor de geraamde macro gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in het kalenderjaar van verhoging;
P staat voor de pensioengerechtigde leeftijd in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar van verhoging.
Indien V negatief is of minder dan 0,25 bedraagt, wordt deze gesteld op 0. Indien V 0,25 of meer bedraagt, wordt deze gesteld op drie maanden.
De volgens de formule vastgestelde verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd wordt door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.
3.
De verhoging, bedoeld in het tweede lid, treedt telkens in werking vijf jaar na de uiterste datum van vaststelling, bedoeld in het tweede lid, voor de eerste maal met ingang van 1 januari 2026.
4.
De ramingen van de macro gemiddelde resterende levensverwachting, bedoeld in het tweede lid, worden uitgevoerd en bekendgemaakt door het CBS.