Einde inhoudsopgave
Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2020
- Bronpublicatie:
16-06-2020, Stcrt. 2020, 31290 (uitgifte: 18-06-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/88503)
- Inwerkingtreding
01-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2020, Stcrt. 2020, 31290 (uitgifte: 18-06-2020, regelingnummer: IENW/BSK-2020/88503)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Het ontwerp van een zelf ontworpen amateurbouwluchtvaartuig voldoet aan een gelijkwaardig veiligheidsniveau als het veiligheidsniveau dat gewaarborgd wordt door de luchtwaardigheidseisen voor:
- a.
ballonnen: CS-31HB;
- b.
zweefvliegtuigen: CS-22;
- c.
motorzweefvliegtuigen: CS-22;
- d.
lichte sportvliegtuigen: CS-LSA;
- e.
zeer lichte vliegtuigen: CS-VLA;
- f.
kleine vliegtuigen, niet voorzien van een turbinemotor, mits het aantal zitplaatsen niet meer dan 4 bedraagt: CS-23;
- g.
zeer lichte helikopters: CS-VLR;
- h.
kleine helikopters, niet voorzien van een turbinemotor, mits het aantal zitplaatsen niet meer dan 4 bedraagt: CS-27; of
- i.
replica's: oorspronkelijke certificatiebasis.
2.
Voor de radiocommunicatie-, navigatie-, en identificatieapparatuur gelden de eisen inzake uitrustingsstukken en de verplichte instrumenten zijn van een toegelaten type.