Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/800 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure
Artikel 5 Recht van het kind om de persoon die het ouderlijk gezag heeft te laten informeren
Geldend
Geldend vanaf 10-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/800)
- Inwerkingtreding
10-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/800)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie die het kind overeenkomstig artikel 4 gerechtigd is te ontvangen, zo spoedig mogelijk wordt verstrekt aan een persoon die het ouderlijk gezag heeft.
2.
De in lid 1 bedoelde informatie wordt aan een door het kind aangestelde en door de bevoegde autoriteit als zodanig aanvaarde andere geschikte volwassene verstrekt, indien het verstrekken van die informatie aan de persoon die het ouderlijk gezag heeft:
- a)
in strijd is met de belangen van het kind;
- b)
niet mogelijk is omdat, nadat redelijkerwijs te verwachten inspanningen zijn verricht, geen persoon die het ouderlijk gezag heeft, kan worden bereikt of zijn/haar identiteit niet bekend is;
- c)
op grond van objectieve en feitelijke omstandigheden de strafprocedure ernstig in gevaar zou kunnen brengen.
Indien het kind evenwel geen andere geschikte volwassene heeft aangesteld of indien de door het kind aangestelde volwassene voor de bevoegde autoriteit niet aanvaardbaar is, wijst de bevoegde autoriteit, met inachtneming van de belangen van het kind, een andere persoon aan en verstrekt de informatie aan die persoon. Die persoon kan ook de vertegenwoordiger zijn van een autoriteit of van een andere instelling die verantwoordelijk is voor de bescherming of het welzijn van kinderen.
3.
Wanneer de omstandigheden die tot de toepassing van lid 2, onder a), b) of c), hebben geleid niet langer bestaan, wordt de informatie die het kind in overeenstemming met artikel 4 krijgt, en die in de loop van de procedure nog altijd relevant is, aan de persoon die het ouderlijk gezag heeft, verstrekt.