Einde inhoudsopgave
Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije
Bijlage No. 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1973
- Bronpublicatie:
23-11-1970, Trb. 1971, 70 (uitgifte: 21-04-1971, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1973
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-1973, Trb. 1973, 30 (uitgifte: 01-01-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
betreffende het gebruik door Turkije van bijzondere middelen van bijstand
De Overeenkomstsluitende Partijen,
verlangend het gebruik van bijzondere middelen van bijstand door Turkije niet te belemmeren,
Hebben overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen:
1
Indien de bepalingen van de Associatieovereenkomst of van het Aanvullende Protocol een beletsel vormen voor het gebruik door Turkije van bijzondere middelen van bijstand die ter beschikking zijn gesteld van zijn economie, is Turkije bevoegd, na kennisgeving aan de Associatieraad:
- a)
met inachtneming van artikel 20, lid 4, van het Aanvullende Protocol, tariefcontingenten te openen voor de invoer van de goederen waarvan de aankoop uit de genoemde middelen wordt gefinancierd;
- b)
vrij van rechten de goederen in te voeren, die vallen onder de schenkingen, die bedoeld worden in titel III van de ‘Public Law 480’ van de Verenigde Staten, of waarin uit hoofde van een voedselhulpprogramma is voorzien;
- c)
aanbestedingen te beperken tot uitsluitend leveranciers van produkten van oorsprong uit landen die bijzondere middelen van bijstand verschaffen, indien het gebruik van de genoemde middelen de invoer van goederen van oorsprong uit deze landen medebrengt en indien een aanbestedingsprocedure wettelijk is voorgeschreven, hetzij in Turkije, hetzij in de betrokken landen.
2
Produkten die onder toepassing van deze bijlage in Turkije worden ingevoerd, mogen noch in onbewerkte staat noch na bewerking of verwerking weer worden uitgevoerd naar de Gemeenschap.
3
Het bepaalde in deze bijlage mag de goede werking van de Associatie niet belemmeren.
4
Aan het einde van de overgangsfase kan de Associatieraad beslissen of de bepalingen van deze bijlage dienen te worden gehandhaafd.
Indien er inmiddels wijzigingen optreden in de aard van de in paragraaf 1 van deze bijlage bedoelde middelen of in de wijze van gebruik van die middelen, of indien er moeilijkheden rijzen ten aanzien van dit gebruik, onderzoekt de Associatieraad de toestand opnieuw ten einde passende maatregelen te nemen.