Rb. Noord-Nederland, 02-01-2013, nr. 12/769
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ4177
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
02-01-2013
- Zaaknummer
12/769
- LJN
BZ4177
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ4177, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 02‑01‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2014:1202
Uitspraak 02‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Van een expliciete weigering van verweerder om de op grond van de Wob gevraagde gegevens te verstrekken en openbaar te maken, is geen sprake temeer nu verweerder reeds bij het primaire besluit afschriften van de gevraagde informatie aan eiser heeft verstrekt. Bovendien zijn de door eiser gevraagde gegevens voor eiser raadpleegbaar zijn in het Boete Volg Servicesysteem (BVS).
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: GRO AWB 12/769
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2013 in de zaak tussen
[naam], te Groningen, eiser
(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en
de korpsbeheerder van de regiopolitie Groningen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.W. Schild).
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder informatie aan eiser verstrekt betreffende een door eiser begane verkeersovertreding.
Bij besluit van 27 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2012. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De onderhavige zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
Overwegingen
- 1.
Bij de beoordeling van het onderhavige beroep neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan.
Bij brief van 22 maart 2012 heeft eisers gemachtigde, onder verwijzing naar de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), verweerder verzocht eiser informatie te verstrekken betreffende een door eiser begane verkeersovertreding. Eiser heeft verweerder – samengevat – verzocht de volgende informatie te verstrekken:
- 1.
het brondocument ten aanzien van de vermeende overtreding;
- 2.
een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal waarin wordt gerelateerd hoe de vermeende overtreding zou zijn waargenomen;
- 3.
de akte / het proces-verbaal van beëdiging, certificaat van bekwaamheid en besluit van aanstelling van de betrokken verbalisant;
- 4.
de originele foto of een even zo goed zichtbare kopie van de foto of originele grootte, met fotofilmnummer 10949;
- 5.
indien de overtreding met videoapparatuur is vastgesteld, een exemplaar van dat bestand;
- 6.
het complete ijkrapport en/of testrapport van het gebruikte traject- of snelheidscontrolesysteem;
- 7.
de Fixed Installation Post (FIP) meetlijst, dan wel de radarverzamelstaat;
- 8.
eventueel andere informatie waarvan verweerder weet dat die betrekking heeft op de vermeende overtreding.
In het primaire besluit van 3 april 2012 heeft verweerder – samengevat en voor zover hier van belang – overwogen dat de door eiser gevraagde gegevens gedeeltelijk vallen onder de Wet politiegegevens (Wpg), voorzover deze gegevens politiegegevens betreffen, en gedeeltelijk vallen onder de Wob. Verweerder heeft overwogen dat de door eiser gevraagde gegevens voor eiser raadpleegbaar zijn in het Boete Volg Servicesysteem (BVS). Voorts heeft verweerder afschriften van de hiervoor onder 3 en 7 genoemde stukken aan eiser toegezonden.
Tegen het primaire besluit heeft eisers gemachtigde, namens eiser, op 15 mei 2012 bezwaar gemaakt.
Bij bestreden besluit van 27 juni 2012 heeft verweerder eisers bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Als bijlagen bij het bestreden besluit heeft verweerder afschriften van de hiervoor onder 1, 3, 4, 6 en 7 genoemde stukken aan eiser toegezonden.
Standpunten van partijen
- 2.
In het bestreden besluit heeft verweerder – samengevat – overwogen dat bij het nemen van het primaire besluit geen sprake is geweest van het weigeren of vergeten van het verstrekken van afschriften en eiser kennelijk niet de door zijn gemachtigde gewenste documenten uit het BVS aan zijn gemachtigde heeft verstrekt.
Voorts heeft verweerder overwogen dat afschriften van de onder punten 1, 4, 3, 6 en 7 van eisers verzoek genoemde stukken, onverplicht aan eiser worden verstrekt. Verweerder heeft overwogen dat de onder punten 2, 5 en 8 van eisers verzoek genoemde informatie, niet van toepassing is en dat verweerder om die reden eiser hiervan geen afschriften kan verstrekken. Verweerder heeft eisers bezwaar kennelijk ongegrond verklaard en eisers verzoek om toekenning van een vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand afgewezen.
- 3.
Eiser voert – samengevat – aan dat verweerder nooit tot een kennelijke ongegrondverklaring van zijn bezwaren had kunnen komen. Eiser meent dat het primaire besluit een expliciete weigering van verweerder inhoudt om de op grond van de Wob gevraagde gegevens te verstrekken en openbaar te maken. Eiser stelt dat verweerders standpunt dat hij, eiser, zelf het BVS diende te raadplegen en de daar te raadplegen documenten aan zijn gemachtigde diende toe te sturen, onnavolgbaar is. Eiser meent dat verweerder deze gegevens openbaar diende te maken en diende te verstrekken nu hierom uitdrukkelijk was verzocht op grond van de Wob. Eiser stelt dat de Wpg enkel voorziet in de kennisneming van persoonsgegevens en niet in de overige informatie vervat in documenten, zodat het verzoek op grond van de Wob opportuun is. Eiser voert aan dat de door verweerder in het primaire besluit geweigerde gegevens niet zijn verwerkt ter uitvoering van de politietaak, zodat deze gegevens niet onder het bereik van de Wpg vallen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 mei 2012 (LJN: BW7578). Eiser meent dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van horen in bezwaar, nu de door verweerder gesteld onverplichte verstrekking van de gevraagde gegevens niet anders kan worden gezien dan als een herroeping van het primaire besluit.
Juridisch kader
- 4.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wpg is deze wet van toepassing op de verwerking van politiegegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn daarin te worden opgenomen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel vallen de verwerking van politiegegevens ten behoeve van activiteiten met uitsluitend persoonlijke doeleinden en ten behoeve van de interne bedrijfsvoering buiten de werkingssfeer van de wet. In artikel 2 van de Wpg wordt onder bestand verstaan: elk gestructureerd geheel van politiegegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen.
In paragraaf 3 van de Wpg is de verstrekking van politiegegevens aan anderen dan politie en Koninklijke marechaussee geregeld. In paragraaf 4 zijn de rechten van de betrokkene vastgelegd, waaronder het recht om schriftelijk te verzoeken om kennisneming van hem of haar betreffende politiegegevens.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wpg – voor zover hier van belang – wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
- a.
politiegegeven: elk persoonsgegeven dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt;
- b.
politietaak: de taken, bedoeld in de artikelen 2 en 6, eerste lid, van de Politiewet 1993;
- c.
verwerken van politiegegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot politiegegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, vergelijken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van politiegegevens;
- d.
verstrekken van politiegegevens: het bekend maken of ter beschikking stellen van politiegegevens;
- e.
ter beschikking stellen van politiegegevens: het verstrekken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig deze wet zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens;
[…]
- g.
betrokkene: degene op wie een politiegegeven betrekking heeft.
Overwegingen
- 5.
De rechtbank constateert dat ter zitting met partijen is vastgesteld dat eiser, na de ontvangst van het bestreden besluit van 27 juni 2012, beschikt over alle door hem bij verzoek van 22 maart 2012 gevraagde informatie.
- 6.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om eisers bezwaar kennelijk ongegrond te verklaren.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank overweegt dat het toezien op de naleving van verkeersregels en het verzamelen van gegevens betreffende overtreding van die regels valt onder de in artikel 2 van de Politiewet genoemde handhaving van de rechtsorde.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 1 van de Wpg en de aard van de in eisers verzoek van 22 maart 2012 gevraagde informatie, overweegt de rechtbank dat eiser in zijn verzoek van 22 maart 2012 verweerder heeft gevraagd om politiegegevens te verstrekken. Dit geldt ook voor gegevens die als zodanig van algemene aard zijn, zoals ijkrapporten, aanstellingsbesluiten en bevoegdheidscertificaten, maar die specifiek worden gevraagd in relatie tot een verkeersovertreding van een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit op goede gronden heeft overwogen dat de door eiser gevraagde informatie valt onder de reikwijdte van de Wpg. Nu de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens bevat, is er geen plaats voor toepassing van de Wob op eisers verzoek van 22 maart 2012. Van een expliciete weigering van verweerder om de op grond van de Wob gevraagde gegevens te verstrekken en openbaar te maken, is geen sprake temeer nu verweerder reeds bij het primaire besluit afschriften van de onder punten 3 en 7 van eisers verzoek gevraagde informatie aan eiser heeft verstrekt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in reactie op eisers verzoek van 22 maart 2012, mocht verwijzen naar het BVS voor inzage door eiser van de door hem gevraagde politiegegevens. De rechtbank betrekt daarbij de omstandigheid dat gesteld noch anderszins is gebleken dat door eiser gevraagde informatie in het BVS ontbrak, dan wel dat eiser geen toegang had tot het BVS. De gestelde omstandigheid dat eisers gemachtigde geen (directe) toegang had tot de op eiser betrekking hebbende informatie in het BVS, kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden.
Gelet op het voorgaande mocht verweerder in het bestreden besluit concluderen dat toezending van afschriften van de tot dat moment nog niet aan eiser verstrekte politiegegevens, onverplicht plaatsvond.
- 7.
In het licht van hetgeen hiervoor onder 6. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers verzoek om toekenning van een vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, mocht afwijzen.
- 8.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat sprake is van schending van de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb overweegt de rechtbank als volgt. Het horen vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure en daarvan kan slechts met toepassing van artikel 7:3 van de Awb worden afgezien, indien naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Hetgeen eiser in de bezwaarfase naar voren heeft gebracht, beschouwd in het licht van het primaire besluit, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie van verweerder dat reeds aanstonds buiten twijfel stond dat het bezwaarschrift ongegrond was. Verweerder heeft derhalve van het horen van eiser kunnen afzien.
- 9.
Het beroep is ongegrond.
- 10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2013.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
typ: SCHA
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.