Dit lijkt mij een kennelijke verschrijving van het Hof, bedoeld wordt het eindvonnis van de Kantonrechter van 10 februari 2006. In het niet uitgewerkte Aantekening van het mondeling arrest is de datum wel goed opgenomen.
HR, 31-03-2009, nr. 01623/07
ECLI:NL:HR:2009:BG3458
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31-03-2009
- Zaaknummer
01623/07
- Conclusie
Mr. Schipper
- LJN
BG3458
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BG3458, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑03‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BG3458
ECLI:NL:PHR:2009:BG3458, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BG3458
- Vindplaatsen
Uitspraak 31‑03‑2009
Inhoudsindicatie
N-o-verklaring in hoger beroep. Ex art. 449 en 450 Sv kan namens een verdachte slechts h.b. worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, af te leggen: a. door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, of b. door iemand die bij een door verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht daartoe schriftelijk gevolmachtigd is. Nu het namens verdachte ingestelde h.b., gelet op hetgeen het Hof omtrent de wijze van instellen heeft vastgesteld, o.m. inhoudende dat de gevolmachtigde niet ter griffie is verschenen voor het instellen van het beroep, niet aan één van deze voorwaarden voldoet, heeft het Hof verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard in dat beroep.
31 maart 2009
Strafkamer
nr. 01623/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 29 januari 2007, nummer 21/003238-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. U. Ugur, advocaat te Almelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft in zijn aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2007 houdt - voorzover hier van belang- het - volgende in:
"De verdachte [verdachte] (...) is niet verschenen.
Ter terechtzitting is wel verschenen [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de zaak zal worden voortgegaan.
De voorzitter stelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2003, genummerd AF8528, de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde nu er sprake lijkt te zijn van een dubbele schriftelijke volmacht en geeft het woord aan de advocaat-generaal teneinde zich uit te laten over de vraag of de volmacht van verdachte opgevat dient te worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
De advocaat-generaal merkt op -zakelijk weergegeven-:
De onderliggende machtiging van verdachte betreft een algemene machtiging. Dat is mijns inziens niet voldoende. Er is geen sprake van een duidelijke bedoeling van verdachte. Uit de volmacht blijkt niet dat verdachte met betrekking tot onderliggende zaak hoger beroep heeft willen instellen en de volmacht kan derhalve niet opgevat worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
[Betrokkene 1] merkt op -zakelijk weergegeven-:
Verdachte is een zogenaamde "spagaat-asielzoeker". Hij is uitgeprocedeerd maar wordt niet uitgewezen. Ik probeer een verblijfsvergunning voor hem te regelen. Hij verblijft momenteel in België. U houdt mij voor dat, ook in het geval de onderhavige algemene volmacht opgevat zou worden als een bijzondere volmacht, ik persoonlijk ter griffie had dienen te verschijnen teneinde als schriftelijk gemachtigde namens verdachte hoger beroep in te kunnen stellen. Bij mijn weten was dat niet nodig. Ik heb hierover contact gehad met de griffier van de rechtbank. Ook in overige contacten, onder andere met een griffiemedewerkster van de rechtbank en een medewerker van de vreemdelingenpolitie, is dit niet naar voren gebracht.
De voorzitter deelt mee dat het hof ervan uit gaat dat de gedane mededelingen algemene mededelingen betreffen ten aanzien van het instellen van hoger beroep en dat er geen specifieke mededelingen met betrekking tot onderhavige zaak gedaan zijn. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat een algemene volmacht om verdachte te vertegenwoordigen niet voldoende is en dat uit de stukken geen concrete wens naar voren komt om in het onderhavige geval in hoger beroep te komen. De wet vereist een bijzondere schriftelijke volmacht. Om hoger beroep in te stellen had verdachte de griffie hiertoe kunnen machtigen.
(...)"
2.2.2. De bestreden uitspraak houdt, voor zover hier van belang, in:
"1. Ontvankelijkheid van het hoger beroep.
De akte aanwenden rechtsmiddel houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"Op 31 juli 2006 kwam ter griffie van voormelde rechtbank (het hof begrijpt: rechtbank Almelo), [betrokkene 2], griffier werkzaam ter griffie van voormelde rechtbank, die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht - verklaarde namens
Naam [achternaam verdachte]
Voornamen [voornaam verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
Wonende te [woonplaats]
Adres [a-straat 1]
Beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 16 december (de Hoge Raad leest: 10 februari 2006) alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen beslissingen."
Aan deze akte zijn twee faxberichten gehecht. In de bovenste regel van beide berichten is opgenomen: "[...]".
Het eerste faxbericht is getiteld "Beroepschrift" en luidt onder meer als volgt: "Namens [verdachte] te [woonplaats], waarvan ik zijn Machtiging hierbij insluit, wil ik in beroep gaan tegen de volgende besluiten (...):
Parketnummer S401 87 65 47, vonnisdatum 16-12-2005.
Parketnummer 08-73 1760-05, vonnisdatum 10-02-2006.
(...) Getekend te [plaats], 27 juli 2006 door de gemachtigde van [verdachte], [betrokkene 1] [a-straat 1], [woonplaats]".
Het tweede faxbericht luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Volmacht
Hierbij machtig ik [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], mij te vertegenwoordigen en als mijn belangenbehartiger op te treden, in het contact met alle instanties en personen die voor mij van belang zijn.
Ik machtig hem met name ook om namens mij op treden bij alle zaken in het kader van mijn asielverzoek en verzoek tot verblijf in Nederland en mij daarbij in rechte te vertegenwoordigen. Deze machtiging geldt tevens voor het opvragen en beheren van mijn juridische dossier en het opvragen van mijn gegevens en documenten. (...)
Getekend te [plaats] op 26 juni 2006 door [verdachte], geb. [geboortedatum] 1972, [a-straat] [woonplaats]".
Ingevolge de artikelen 449, eerste lid, en 450, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan namens de verdachte hoger beroep worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gewezen, af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Dat brengt mee dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.
Aangezien uit het hiervoor weergegevene niet blijkt dat [betrokkene 2] bij een tijdig door de verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen, kan de verdachte niet in dat beroep worden ontvangen."
a. door een advocaat, indien deze verklaart daartoe door de verdachte bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, of
b. door iemand die bij een door de verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht daartoe schriftelijk gevolmachtigd is.
2.4. Nu het namens de verdachte ingestelde hoger beroep, gelet op hetgeen het Hof omtrent de wijze van instellen heeft vastgesteld, onder meer inhoudende dat de gevolmachtigde niet ter griffie is verschenen voor het instellen van het beroep, niet aan één van deze voorwaarden voldoet, heeft het Hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk verklaard in dat beroep, zodat het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 31 maart 2009.
16 december 2008
Strafkamer
nr. 01623/07
Tussenarrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 29 januari 2007, nummer 21/003238-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. U. Ugur, advocaat te Hengelo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de verdachte in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De art. 449 e.v. Sv regelen de wijze waarop gewone rechtsmiddelen moeten worden aangewend. Ingevolge art. 450, aanhef en onder b, Sv kan het aanwenden van een rechtsmiddel geschieden door een vertegenwoordiger die daartoe persoonlijk, door degene die het rechtsmiddel aanwendt, bij bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd.
2.2.1. Tot de stukken van het geding behoort een door de griffier van het Hof en na te noemen comparant ondertekende "akte cassatie". Volgens deze akte heeft [betrokkene 1] "blijkens de aan deze akte gehechte bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde" van de verdachte op 7 februari 2007 ter griffie van het Hof verklaard beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest van het Hof.
2.2.2. Voormelde "volmacht" houdt het volgende in:
"Hierbij machtig ik [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], mij te vertegenwoordigen en als mijn belangenbehartiger op te treden, in het contact met alle instanties en personen die voor mij van belang zijn.
Ik machtig hem met name ook om namens mij op treden bij alle zaken in het kader van mijn asielverzoek en verzoek tot verblijf in Nederland en mij daarbij in rechte te vertegenwoordigen.
Deze machtiging geldt tevens voor het opvragen en beheren van mijn juridische dossier en het opvragen van mijn gegevens en documenten.
(...)
Getekend te [plaats] op 26 juni 2006 door [verdachte], geb. [geboortedatum] 1972, [a-straat] [woonplaats]."
2.3. In aanmerking genomen dat uit niets blijkt dat de griffier die de akte heeft opgemaakt, de in die akte genoemde comparant heeft medegedeeld dat de door hem overgelegde "volmacht" niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van art. 450, eerste lid aanhef en sub b, Sv, houdt de Hoge Raad het ervoor dat de omstandigheid dat het beroep in cassatie niet is ingesteld op de bij de wet voorziene wijze, het gevolg is van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim. Dat brengt mee dat de verdachte in zijn beroep kan worden ontvangen.
3. Slotsom
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep. De Advocaat-Generaal heeft zich evenwel niet uitgelaten over het voorgestelde middel.
De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 23 december 2008;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 december 2008.
Conclusie 23‑12‑2008
Mr. Schipper
Partij(en)
Aanvullende Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Ter zitting van 4 november 2008 concludeerde ik tot niet-ontvankelijk verklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep omdat het namens de verdachte ingestelde beroep in cassatie naar mijn inzicht niet aan één van de voorschriften voldeed die de wijze van aanwenden van een gewoon rechtsmiddel regelen.
2.
De Hoge Raad heeft bij tussenarrest van 16 december 2008 overwogen dat uit niets blijkt dat de griffier die de ‘akte cassatie’ heeft opgemaakt, de in die akte genoemde comparant heeft meegedeeld dat de door hem overgelegde ‘volmacht’ niet kan worden aangemerkt als een bijzondere schriftelijke volmacht in de zin van art. 450, eerste lid aanhef en sub b, Sv, en het ervoor gehouden dat de omstandigheid dat het beroep in cassatie niet is ingesteld op de bij de wet voorziene wijze, het gevolg is van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte in zijn beroep kan worden ontvangen en de zaak naar de rol verwezen om mij alsnog in de gelegenheid te stellen mij uit te laten over het middel.
3.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep.
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2007 houdt —voorzover hier van belang— het volgende in:
‘De verdachte [verdachte] (…) is niet verschenen.
Ter terechtzitting is wel verschenen [betrokkene 1], wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de zaak zal worden voortgegaan.
De voorzitter stelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2003, genummerd AF8528, de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde nu er sprake lijkt te zijn van een dubbele schriftelijke volmacht en geeft het woord aan de advocaat-generaal teneinde zich uit te laten over de vraag of de volmacht van verdachte opgevat dient te worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
De advocaat-generaal merkt op —zakelijk weergegeven—:
De onderliggende machtiging van verdachte betreft een algemene machtiging. Dat is mijns inziens niet voldoende. Er is geen sprake van een duidelijke bedoeling van verdachte. Uit de volmacht blijkt niet dat verdachte met betrekking tot onderliggende zaak hoger beroep heeft willen instellen en de volmacht kan derhalve niet opgevat worden als een bijzondere schriftelijke volmacht.
[Betrokkene 1] merkt op —zakelijk weergegeven—:
Verdachte is een zogenaamde ‘spagaat-asielzoeker’. Hij is uitgeprocedeerd maar wordt niet uitgewezen. Ik probeer een verblijfsvergunning voor hem te regelen. Hij verblijft momenteel in België. U houdt mij voor dat, ook in het geval de onderhavige algemene volmacht opgevat zou worden als een bijzondere volmacht, ik persoonlijk ter griffie had dienen te verschijnen teneinde als schriftelijk gemachtigde namens verdachte hoger beroep in te kunnen stellen. Bij mijn weten was dat niet nodig. Ik heb hierover contact gehad met de griffier van de rechtbank. Ook in overige contacten, onder andere met een griffiemedewerkster van de rechtbank en een medewerker van de vreemdelingenpolitie, is dit niet naar voren gebracht.
De voorzitter deelt mee dat het hof ervan uit gaat dat de gedane mededelingen algemene mededelingen betreffen ten aanzien van het instellen van hoger beroep en dat er geen specifieke mededelingen met betrekking tot onderhavige zaak gedaan zijn. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat een algemene volmacht om verdachte te vertegenwoordigen niet voldoende is en dat uit de stukken geen concrete wens naar voren komt om in het onderhavige geval in hoger beroep te komen. De wet vereist een bijzondere schriftelijke volmacht. Om hoger beroep in te stellen had verdachte de griffie hiertoe kunnen machtigen.
(…)’
5.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak met betrekking tot de ontvankelijkheid van verdachtes hoger beroep het volgende overwogen:
‘Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De akte aanwenden rechtsmiddel houdt, voor zover van belang, het volgende in:
‘Op 31 juli 2006 kwam ter griffie van voormelde rechtbank (het hof begrijpt: rechtbank Almelo), [betrokkene 2], griffier werkzaam ter griffie van voormelde rechtbank, die — daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht — verklaarde namens
Naam [achternaam verdachte]
Voornamen [voornaam verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
Wonende te [woonplaats]
Adres [a-straat 1]
Beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 16 december1. alsmede tegen alle ter terechtzitting genomen beslissingen.’
Aan deze akte zijn twee faxberichten gehecht. In de bovenste regel van beide berichten is opgenomen: ‘[…]’.
Het eerste faxbericht is getiteld ‘Beroepschrift’ en luidt onder meer als volgt:
‘Namens [verdachte] te [woonplaats], waarvan ik zijn Machtiging hierbij insluit, wil ik in beroep gaan tegen de volgende besluiten (…):
Parketnummer S401 87 65 47, vonnisdatum 16-12-2005.
Parketnummer 08-73 1760-05, vonnisdatum 10-02-2006.
(…)
Getekend te [plaats], 27 juli 2006 door de gemachtigde van [verdachte], [betrokkene 1] [a-straat 1], [woonplaats]’.
Het tweede faxbericht luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘Volmacht
Hierbij machtig ik [betrokkene 1], wonende [a-straat 1] te [woonplaats], mij te vertegenwoordigen en als mijn belangenbehartiger op te treden, in het contact met alle instanties en personen die voor mij van belang zijn.
Ik machtig hem met name ook om namens mij op treden bij alle zaken in het kader van mijn asielverzoek en verzoek tot verblijf in Nederland en mij daarbij in rechte te vertegenwoordigen.
Deze machtiging geldt tevens voor het opvragen en beheren van mijn juridische dossier en het opvragen van mijn gegevens en documenten. (…)
Getekend te [plaats] op 26 juni 2006 door [verdachte], geb. [geboortedatum] 1972, [a-straat] [woonplaats]’.
Ingevolge de artikelen 449, eerste lid, en 450, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering kan namens de verdachte hoger beroep worden ingesteld door een verklaring op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gewezen, af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Dat brengt mee dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.
Aangezien uit het hiervoor weergegevene niet blijkt dat [betrokkene 2] bij een tijdig door de verdachte zelf gegeven bijzondere volmacht schriftelijk is gemachtigd om namens hem hoger beroep in te stellen, kan de verdachte niet in dat beroep worden ontvangen.’
6.
De voorschriften die de wijze van aanwenden van een gewoon rechtsmiddel regelen zijn opgenomen in art. 449 ev. Sv. Hoger beroep kan worden ingesteld door het afleggen van een mondelinge verklaring ter griffie door (a) de verdachte zelf (zie art. 449 lid 1 Sv), (b) door de raadsman die daartoe door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd (art. 450 lid 1, onder a, Sv), of (c) door iemand die door de verdachte daartoe schriftelijk is gevolmachtigd (art. 450 lid 1, onder b, Sv).2.
7.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2007, alwaar de belangenbehartiger van de verdachte, [betrokkene 1] aanwezig was, houdt in dat zowel de advocaat-generaal als de voorzitter van de strafkamer van het Hof hebben uitgelegd dat voor het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep namens de verdachte door [betrokkene 1] de door de verdachte afgegeven algemene volmacht niet voldoende is maar dat de wet een bijzondere volmacht voorschrijft. Ook in de bestreden uitspraak van 29 januari 2007 heeft het Hof onder aanhaling van de algemene wettelijke voorschriften over het aanwenden van rechtsmiddelen met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht dat namens de verdachte hoger beroep kan worden ingesteld door een verklaring af te leggen door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Toch heeft [betrokkene 1] met gebruikmaking van dezelfde algemene volmacht op 7 februari 2007 beroep in cassatie ingesteld.
8.
Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het ervoor moet worden gehouden dat de omstandigheid dat het beroep in cassatie niet is ingesteld op de bij de wet voorziene wijze het gevolg is van een niet aan de verdachte toe te rekenen ambtelijk verzuim van de griffier die de akte heeft opgemaakt. De vraag rijst of hieruit moet worden opgemaakt dat de Hoge Raad strengere eisen stelt en in alle gevallen waarin de griffier de comparant niet wijst op een mogelijk gebrek in de volmacht daaraan zonder meer het rechtsgevolg verbindt dat dit gebrek niet aan de verdachte is toe te rekenen. Vooralsnog ga ik ervan uit dat dit niet het geval is. Ik zal het middel dan ook bespreken met als uitgangspunt dat de bestaande jurisprudentie onverkort van toepassing is.3.
9.
In het onderhavige geval heeft [betrokkene 1], de belangenbehartiger van de verdachte, per fax van 27 juli 2006, ingekomen ter griffie van de Rechtbank te Almelo op 31 juli 2006, verklaard namens de verdachte hoger beroep in te willen instellen. Blijkens de Akte aanwenden rechtsmiddel is een ambtenaar van de griffie verschenen ter griffie, die ‘daartoe gemachtigd was blijkens de aan deze akte gehechte volmacht’, en die verklaart appel in te stellen. Blijkens het faxbericht van 27 juli 2006, met als titel: ‘Volmacht’, heeft de verdachte verklaard dat hij [betrokkene 1] (en dus niet de griffieambtenaar, zoals de akte doet voorkomen) heeft gemachtigd om namens hem op te treden bij alle zaken in het kader van zijn asielverzoek en hem daarbij in rechte te vertegenwoordigen. Het middel faalt aldus reeds op de grond dat vorenbedoelde verklaring dient te worden afgelegd door iemand die daartoe door de verdachte zelf is gemachtigd.4. Ten overvloede wil ik hierbij nog opmerken dat al zou het faxbericht van 27 juli 2006, met als titel: ‘Volmacht’, opgevat worden als een bijzondere volmacht, [betrokkene 1] die namens de verdachte hoger beroep wilde instellen, persoonlijk ter griffie had moeten verschijnen.5.
Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad heeft het Hof de verdachte op de juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
10.
In de toelichting op het middel wordt nog verwezen naar een tweetal arresten van de Hoge Raad, te weten het arrest van de HR van 21 maart 2006, LJN AV1165 (nr: 03371/04), en van 21 januari 2003, LJN: AF1597 (nr: 02339/01). Mijns inziens zijn de feiten en omstandigheden in die zaken niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak, reeds gelet op het feit dat in beide aangehaalde arresten een schrijven van de verdachte zelf, ingekomen ter griffie, aan de orde was, terwijl in casu het schrijven afkomstig was van een gemachtigde van de verdachte.
11.
Voor zover het middel steunt op de opvatting dat de griffiemedewerker na ontvangst van het faxbericht van [betrokkene 1] contact had moeten opnemen met laatstgenoemde teneinde hem mede te delen dat de machtiging waarvan hij gebruik maakte niet voldeed aan de vereiste bijzondere machtiging, vindt het geen steun in het recht.6. Van een verschoonbare termijnoverschrijding welke het gevolg is van handelen of nalaten van de overheid, zoals door de steller van het middel is betoogd, is dan ook geenszins sprake.
12.
Het middel faalt.
13.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑12‑2008
Zie HR 30 januari 2001, NJ 2001, 293, m.nt. JdH.
Zie o.a. HR 24 juni 2003, LJN: AF8529; HR 4 december 2007, LJN BB7055 en HR 27 maart 2007, LJN AZ7748. In al deze gevallen was sprake van een als gemachtigde comparerende griffieambtenaar terwijl er gebreken kleefden aan de volmachten.
Vgl. o.a. HR 24 juni 2003, LJN: AF8529 (nr. 01091/02J), HR 24 juni 2003, LJN: AF8528 (nr. 01090/02J), HR 27 maart 2007, LJN: AZ7748 (nr. 01634/06) en HR 6 januari 1998, NJ 1998, 389. In voornoemde zaken was het beroep in cassatie niet rechtsgeldig ingesteld.
Zie o.a. HR 30 januari 2001, NJ 2001, 293, m.nt. JdH.
Zie de in noot 3 genoemde jurisprudentie.