Einde inhoudsopgave
Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne
2.4 Steun voor extra kosten als gevolg van de uitzonderlijk scherpe stijging van aardgas- en elektriciteitsprijzen
Geldend
Geldend vanaf 09-11-2022
- Bronpublicatie:
09-11-2022, PbEU 2022, C 426 (uitgifte: 09-11-2022, regelingnummer: 2022/C 426/01)
- Inwerkingtreding
09-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, PbEU 2022, C 426 (uitgifte: 09-11-2022, regelingnummer: 2022/C 426/01)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Staatssteun (V)
Energierecht / Algemeen
(65)
Naast de bestaande mogelijkheden op grond van artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, en de in deze mededeling uiteengezette mogelijkheden, kan tijdelijke steun de gevolgen van uitzonderlijk scherpe prijsstijgingen voor aardgas en elektriciteit als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne verlichten. Die steun kan aan ondernemingen worden verstrekt op basis van hun huidige of hun historische energieverbruik. In het eerste geval zou de steun de voortzetting van de economische activiteit van de zwaarst getroffen ondernemingen mogelijk maken, maar zou zij per definitie minder aanzetten tot energiebesparing. Tegen de achtergrond van schaarse gasleveringen in de EU, is het ook van belang om sterke prikkels te behouden om de vraag te verminderen en geleidelijk minder gas te verbruiken. Steun op basis van het historische energieverbruik zou de marktprikkels om het energieverbruik terug te dringen intact kunnen houden en ondernemingen kunnen helpen de gevolgen van de huidige crisis op te vangen, op voorwaarde dat de begunstigden hun productieactiviteiten niet substantieel verminderen tot minder dan wat nodig is om de beoogde energiebesparingen te realiseren en/of hun verbruik louter verplaatsen. De lidstaten wordt derhalve verzocht van de begunstigden te verlangen dat zij toezeggingen in die zin doen. Voor iedere in aanmerking komende periode kunnen de lidstaten een steunregeling op basis van het huidige of het historische energieverbruik invoeren.
(66)
De Commissie zal staatssteun op grond van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU als verenigbaar met de interne markt beschouwen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de steun wordt uiterlijk 31 december 2023 verleend (1);
- b.
de steun mag worden toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, belastingvoordelen (2) en betalingsregelingen of andere vormen van steun, zoals terugbetaalbare voorschotten, garanties (3), leningen (4) en eigen vermogen, op voorwaarde dat de totale nominale waarde van dergelijke maatregelen de toepasselijke steunintensiteiten en steunplafonds niet overschrijdt. Alle gebruikte bedragen moeten brutobedragen zijn, d.w.z. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;
- c.
steun toegekend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten, garanties, leningen of andere terugbetaalbare instrumenten, mag worden omgezet in andere vormen van steun, zoals subsidies, op voorwaarde dat de omzetting uiterlijk 30 juni 2024 plaatsvindt;
- d.
de steun wordt toegekend op grond van een regeling met een geraamd budget. De lidstaten mogen de steun beperken tot activiteiten ter ondersteuning van specifieke economische sectoren van bijzonder belang voor de economie of voor de veiligheid en de veerkracht van de interne markt, met inachtneming van bijvoorbeeld de criteria voor het prioriteren van belangrijke niet-beschermde afnemers uit de mededeling ‘Gas besparen om de winter goed door te komen’ (5). Dergelijke beperkingen moeten evenwel breed opgezet zijn en mogen niet leiden tot een kunstmatige beperking van potentiële begunstigden;
- e.
voor de toepassing van deze afdeling worden de in aanmerking komende kosten berekend op basis van het verbruik van aardgas (inclusief als grondstof), van elektriciteit, en van verwarming en koeling (6) die rechtstreeks uit door de begunstigde (7) verworven aardgas en elektriciteit worden geproduceerd. De maximale subsidiabele kosten worden berekend aan de hand van de volgende formule:
waarbij:
t = een bepaalde maand, of een periode van verscheidene opeenvolgende maanden, tussen 1 februari 2022 en uiterlijk 31 december 2023 (‘in aanmerking komende periode’)
ref = de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (‘referentieperiode’)
p(t) = de gemiddelde prijs per eenheid die de begunstigde in de in aanmerking komende periode heeft verbruikt (bijvoorbeeld in EUR/MWh)
p(ref) = de gemiddelde prijs per eenheid die de begunstigde in de referentieperiode heeft verbruikt (bijvoorbeeld in EUR/MWh)
q = de hoeveelheid die bij externe leveranciers is aangekocht en die de begunstigde als eindverbruiker heeft verbruikt (8). q kan door een lidstaat worden vastgesteld als:
(p(t) — p(ref) × 1,5) × q
- —
q(t), d.w.z. het verbruik van de begunstigde in de in aanmerking komende periode, of
- —
q(ref), d.w.z. het verbruik van de begunstigde in de referentieperiode.
Met ingang van 1 september 2022 mag q niet hoger zijn dan 70 % van het verbruik van de begunstigde voor dezelfde periode in 2021;
- f.
de totale steun per begunstigde is nooit meer dan 50 % van de in aanmerking komende kosten, en de totale steun per onderneming is nooit meer dan 4 miljoen EUR;
- g.
steun die op grond van deze afdeling wordt toegekend, mag worden gecumuleerd met steun die op grond van afdeling 2.1 wordt toegekend, op voorwaarde dat de toepasselijke steunplafonds per onderneming krachtens deze afdeling niet worden overschreden. Voor hetzelfde verbruiksvolume mag de steun die conform deze afdeling wordt toegekend en die wordt berekend op basis van het historische verbruik (q(ref)), niet worden gecumuleerd met steun uit hoofde van afdeling 2.7.
(67)
Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn begunstigden die er tijdens de crisis economisch op achteruit zijn gegaan, verder te steunen. De lidstaten kunnen steun toekennen die de overeenkomstig punt 66, f), berekende waarden overschrijdt, wanneer niet alleen aan de voorwaarden van punt 66, a) tot en met e), en g), is voldaan, maar ook aan de volgende voorwaarden:
- a.
de totale steun per begunstigde is nooit meer dan 40 % van de in aanmerking komende kosten, en de totale steun per onderneming is nooit meer dan 100 miljoen EUR;
- b.
voor begunstigden die als ‘energie-intensief bedrijf’ (9) worden aangemerkt, mag de totale steun per begunstigde worden verhoogd tot een maximum van 65 % van de in aanmerking komende kosten, en mag de totale steun per onderneming nooit meer zijn dan 50 miljoen EUR. De begunstigde moet bovendien aantonen dat zijn EBITDA (10) (behoudens de steun) in de in aanmerking komende periode met ten minste 40 % ten opzichte van de referentieperiode is verlaagd, of dat zijn EBITDA (behoudens de steun) in de in aanmerking komende periode negatief was;
- c.
voor begunstigden die worden aangemerkt als ‘energie-intensief bedrijf’ dat actief is in een of meer van de in bijlage I vermelde bedrijfstakken en deeltakken (11), wordt de totale steun per begunstigde verhoogd tot een maximum van 80 % van de in aanmerking komende kosten, en mag de totale steun per onderneming nooit meer zijn dan 150 miljoen EUR. De begunstigde moet bovendien aantonen dat zijn EBITDA (behoudens de steun) in de in aanmerking komende periode met ten minste 40 % ten opzichte van de referentieperiode is verlaagd, of dat zijn EBITDA (behoudens de steun) in de in aanmerking komende periode negatief was;
- d.
voor steun die krachtens de punten 67, a), 67, b), en 67, c), is toegekend, mag de EBITDA van de begunstigde in de in aanmerking komende periode, met inbegrip van de totale steun, niet meer bedragen dan 70 % van zijn EBITDA in de referentieperiode. Indien de EBITDA in de referentieperiode negatief was, mag de steun niet leiden tot een stijging van de EBITDA in de referentieperiode tot boven 0.
(68)
De steuntoekennende autoriteit kan op grond van deze afdeling een voorschot aan de begunstigde betalen. Daarbij mag de steuntoekennende autoriteit gebruikmaken van ramingen van de subsidiabiliteitscriteria in deze afdeling, op voorwaarde dat de steunplafonds van deze afdeling in acht worden genomen. De steuntoekennende autoriteit stelt een proces op om de subsidiabiliteitsvoorwaarden en steunplafonds achteraf te verifiëren op basis van feitelijke gegevens en om alle steunbetalingen die niet aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen of de steunplafonds overschrijden, uiterlijk zes maanden na afloop van de in aanmerking komende periode terug te vorderen.
Voetnoten
In afwijking van het bovenstaande kan, mits de in aanmerking komende periode in de zin van punt 66, e), en de voorwaarden van punt 68 in acht worden genomen, tot en met 31 maart 2024 steun worden toegekend, indien de steun pas wordt toegekend na een controle achteraf van de bewijsstukken van de begunstigde, en de lidstaat besluit de mogelijkheid om steun toe te kennen overeenkomstig punt 68 niet op te nemen.
Indien de steun in de vorm van een belastingvoordeel wordt toegekend, moet de belastingverplichting waarvoor dat voordeel wordt toegekend, uiterlijk 31 december 2023 zijn ontstaan.
Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van garanties wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 61, i), van toepassing.
Indien op grond van deze afdeling steun in de vorm van leningen wordt toegekend, zijn de aanvullende voorwaarden van punt 64, g), van toepassing.
COM/2022/360 final.
In het geval van stadsverwarmings- of stadskoelingsnetwerken is het soms niet mogelijk om nauwkeurig te bepalen welke brandstof door de centrale bron wordt gebruikt. In dergelijke situaties kunnen de lidstaten zich baseren op certificeringen van de beheerders van stadsverwarming of ramingen van de energiemix van de respectieve netwerken en kunnen zij die informatie gebruiken om het aandeel van het verbruik van verwarming/koeling te berekenen dat voor compensatie krachtens deze afdeling in aanmerking kan komen.
Uitsluitend voor de toepassing van afdeling 2.4 wordt ‘begunstigde’ gedefinieerd als een onderneming of een rechtspersoon die deel uitmaakt van een onderneming.
Zoals door de begunstigde aangetoond op basis van bijvoorbeeld de betrokken factuur. Alleen het energieverbruik door eindgebruikers wordt meegerekend; verkoop en eigen productie zijn uitgesloten. Het energieverbruik van de energiesector zelf en verliezen tijdens de omzetting en de distributie van energie zijn uitgesloten.
Een ‘energie-intensief bedrijf’ is een rechtspersoon waarvan de aankoop van energieproducten (met inbegrip van energieproducten niet zijnde aardgas en elektriciteit) ten minste 3,0 % van de productiewaarde of de omzet uitmaakt, op basis van het financiële jaarverslag over 2021. Als alternatief mogen de gegevens voor de eerste helft van 2022 worden gebruikt, in welk geval de begunstigde als ‘energie-intensief bedrijf’ kan worden aangemerkt indien de aankoop van energieproducten (met inbegrip van andere energieproducten niet zijnde aardgas en elektriciteit) ten minste 6,0 % van de productiewaarde of de omzet uitmaakt.
EBITDA betekent inkomsten vóór aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie, ongerekend eenmalige bijzondere waardeverminderingen.
In bijlage I staan de bedrijfstakken en deeltakken waarvan het concurrentievermogen vanwege de energiecrisis als bijzonder getroffen wordt beschouwd, zoals objectief aangetoond door de handelsintensiteit met derde landen en de emissie-intensiteit van die bedrijfstakken en deeltakken. Een begunstigde wordt geacht actief te zijn in een in bijlage I vermelde bedrijfstak en deeltak op grond van de classificatie van de begunstigde in de sectorale nationale rekeningen of indien een of meer van de activiteiten die hij uitoefent en die in bijlage I zijn opgenomen, in 2021 meer dan 50 % van zijn omzet of productiewaarde heeft gegenereerd.