Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 17-09-1946
- Bronpublicatie:
13-02-1946, Stb. 1948, I 224 (uitgifte: 25-06-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-09-1946
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-1960, Trb. 1960, 33 (uitgifte: 01-01-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Verdrag van 13 februari 1946
Aangezien art. 104 van het Handvest van de Verenigde Naties bepaalt, dat de Organisatie op het gebied van ieder van haar Leden zodanige rechtsbevoegdheid zal bezitten, als nodig zal zijn voor de uitoefening van haar functies en het verwezenlijken van haar doeleinden, en
Aangezien art. 105 van het Handvest van de Verenigde Naties bepaalt, dat de Organisatie op het gebied van ieder van haar Leden zodanige voorrechten en immuniteiten zal genieten, als nodig zullen zijn voor het verwezenlijken van haar doeleinden en dat vertegenwoordigers van de Leden van de Verenigde Naties en functionarissen van de Organisatie eveneens zodanige voorrechten en immuniteiten zullen genieten, als nodig zullen zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de Organisatie,
Heeft derhalve de Algemene Vergadering in een resolutie, aangenomen op 13 Februari 1946, het volgende Verdrag goedgekeurd en stelt zij voor, dat ieder Lid van de Verenigde Naties hiertoe zal toetreden.
Verdragpartijgroep