Rb. Haarlem, 28-04-2011, nr. 15/700714-10
ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ2907
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
28-04-2011
- Zaaknummer
15/700714-10
- LJN
BQ2907
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ2907, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 28‑04‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 28‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Promis; poging tot moord; poging tot zware mishandeling; moord; mishandeling; poging. Verdachte heeft op 18 oktober 2010 met voorbedachten rade, kennelijk uit frustratie dat hij al jaren geen of moeizaam contact met zijn kinderen had, geprobeerd zijn ex-vrouw van het leven te beroven. Verdachte heeft daartoe, nadat hij via een telefoontje van een onbekende vrouw had vernomen waar zijn kinderen op school zaten, zijn kinderen en zijn ex-vrouw geobserveerd en haar zelfs een keer een stukje gevolgd en heeft zo de route welke zijn ex-vrouw gewoon was te nemen ontdekt. Voorts had verdachte enkele dagen eerder een hakbijl gekocht en deze in de kofferbak van zijn auto neergelegd. Op de bewuste dag is verdachte eerst bij de school van zijn kinderen gaan kijken waarna hij zijn auto heeft geparkeerd en op zijn ex-vrouw heeft staan wachten. Op het moment dat verdachte zijn ex-vrouw aan zag komen fietsen, is hij naar haar toe gelopen. Na een woordenwisseling is verdachte rustig naar zijn auto terug gelopen en heeft hij uit de kofferbak een hakbijl gepakt. Vervolgens is hij op zijn ex-vrouw en haar vriendin, die bij haar stond, af gelopen en is hij begonnen op hen in te hakken. Bij het afweren heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] op haar arm geraakt. Verdachte heeft vervolgens meerdere malen met de bijl op met name het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] geslagen en heeft haar daarbij zeer zwaar letsel toegebracht. Voordat ook maar iemand echt in de gaten had wat er zich afspeelde, stopte verdachte met slaan en liep hij rustig terug naar zijn auto. Het slachtoffer [slachtoffer 1] is met spoed naar het ziekenhuis overgebracht, waar zij gedurende zestien uur aan haar ernstige verwondingen is geopereerd. Dat zij de moordpoging van haar ex-man heeft weten te overleven, is volgens medici een wonder. Het slachtoffer zal met blijvend letsel in het gezicht door het leven gaan en daardoor dagelijks aan het incident worden herinnerd. Zij zal nog vele zware en risicovolle operaties moeten ondergaan en lange tijd moeten revalideren. Daaronder heeft niet alleen het slachtoffer zelf te lijden, maar ook de kinderen. Het slachtoffer [slachtoffer 2] is zwaar getraumatiseerd door hetgeen zij heeft gezien en gehoord en heeft zelf ook letsel aan haar arm opgelopen toen zij haar vriendin probeerde te beschermen en daarbij door de bijl werd geraakt. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan één van de ernstigste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij heeft geprobeerd zijn ex-vrouw op deze zeer brute en gewelddadige wijze van het leven te beroven. Verdachte heeft voorts het risico genomen dat de vriendin van [slachtoffer 1], slachtoffer [slachtoffer 2], ook zou worden getroffen door de bijl, hetgeen ook is gebeurd. Dit alles speelde zich in de vroege morgen op de openbare weg af, voor de ogen van vele getuigen die het geschreeuw van het slachtoffer, eindigend in een doodse stilte en de weerzinwekkende beelden van het bloedende slachtoffer [slachtoffer 1] niet snel meer uit hun hoofd zullen kunnen krijgen. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft hierover treffend verklaard dat verdachte met de bijl het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] doorkliefde, dat de vellen van haar hoofd sprongen en dat overal bloed was. Ook het geluid van het hakken op haar hoofd klonk weerzinwekkend, aldus slachtoffer [slachtoffer 2]. Uit de planmatige wijze waarop verdachte te werk is gegaan en uit de aard van de handelingen, kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat verdachte zonder enig mededogen en met een ijzige kilheid moet hebben gehandeld. Dit heeft de rechtbank zelf ook bevestigd gezien in de reactie van verdachte ter terechtzitting op de aan hem getoonde foto's van het letsel van slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn reactie op de woorden van slachtoffer [slachtoffer 2] in de trant van "dan had ze maar weg moeten gaan". Binnen de categorie misdrijven tegen het leven gericht beoordeelt de rechtbank deze poging tot moord als een van de gruwelijkste soort, waarin enkel en alleen door het doorzettingsvermogen van het (ernstig gewonde) slachtoffer en het snelle en deskundig handelen van de artsen niet van een voltooide moord sprake is. Ook de poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 2] is van een zeer kwalijke aard. Het is geenszins aan verdachte zelf te wijten dat het bij een poging is gebleven.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700714-10
Uitspraakdatum: 28 april 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 januari 2011 en 14 april 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Afghanistan)
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans anders dan in een opwelling, meermalen met een hakbijl op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 (primair):
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een bijl op en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 (subsidiair):
hij op of omstreeks 18 oktober 2010 te Zandvoort [slachtoffer 2] opzettelijk heeft mishandeld door
- -
die [slachtoffer 2] met een bijl op haar lichaam te slaan en/of
- -
met een bijl meermalen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan, tengevolge waarvan zij met haar fiets op de grond is gevallen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1.
Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van hetgeen onder de feiten 1 en 2 primair is ten laste gelegd op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Op 18 oktober 2010, omstreeks 8.29 uur, komt bij de regionale meldkamer van de politie Kennemerland te Zandvoort de melding binnen dat op de Haltestraat te Zandvoort ter hoogte van de spoorwegovergang een man met een bijl op een vrouw heeft ingeslagen. Ter plaatse treffen verbalisanten een zwaargewonde vrouw, welke later blijkt te zijn genaamd [slachtoffer 1], aan. De vrouw blijkt zware verwondingen aan het hoofd te hebben.2 Een omstander wijst verbalisanten op een man die in de Tollensstraat direct naast een groenkleurige auto stond, later blijkend te zijn genaamd [verdachte] (verdachte), welke de dader zou zijn. Op het dak van een groenkleurige Mazda, welke van verdachte blijkt te zijn, treffen verbalisanten een bijl aan.3
Uit verschillende getuigen verklaringen blijkt het volgende.
Het latere slachtoffer [slachtoffer 1] roept in paniek: "Help me, help me, mijn ex-man heeft mij gevonden."4 5 6 7 Hierbij wijst ze naar een man. De man loopt rustig en kijkt in de richting van het latere slachtoffer. Hij loopt de Tollensstraat in en versnelt.8 9 Er komt een vriendin van het latere slachtoffer [slachtoffer 1] aan (het latere slachtoffer [slachtoffer 2]). Getuige [getuige 1] ziet dit alles aanvankelijk op 15 meter afstand en later op 3 meter afstand gebeuren.10 Getuige [getuige 2] staat op 5 à 10 meter afstand.11
De man komt terug en loopt rechtstreeks in de richting van beide vrouwen. Al lopend doet de man zijn jas open, pakt daaruit een bijl en beweegt vervolgens zijn rechterhand met daarin de bijl omhoog. Hij slaat vervolgens met kracht in de richting van de vrouwen. Terwijl de man de bijl onder zijn jas vandaan haalt, roept hij tegen [slachtoffer 2]: "Ga weg". Tegelijk begint hij hakbewegingen met de bijl te maken, waardoor de bijl eerst [slachtoffer 2] raakt omdat zij [slachtoffer 1] probeert te beschermen12. Door de kracht van de slagen met de bijl vallen beide vrouwen op de grond. De man hakt vervolgens met de bijl op het voorhoofd van [slachtoffer 1].13 De man slaat de vrouw meerdere keren14 15 met de snijkant16 van de bijl in de richting van het hoofd en raakt haar elke keer. Het bloed gutst uit haar hoofd.17 Hij hakt op haar in waardoor de vrouw in elkaar zakt. De man slaat feitelijk al met de bijl op het moment dat hij in de richting van de vrouwen loopt, blijft dicht bij hen staan en blijft inhakken op slachtoffer [slachtoffer 1], ook als zij reeds op de grond ligt.18 19 [slachtoffer 2] hoort [slachtoffer 1] schreeuwen, daarna is het stil.20
De man stopt met slaan, draait zich om en loopt weg. Tegen getuige [getuige 3], die dan met een schep klaar staat om hem af te weren, zegt hij: "Ik doe jullie niets."21 Vervolgens loopt de man naar zijn auto waar hij een paar telefoontjes pleegt en rustig wacht op de alarmdiensten22 23.
4.2.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen sprake was van voorbedachten rade en dat verdachte dan ook dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 1 tenlastegelegde feit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat zijn cliënt heeft gehandeld in een opwelling waardoor er geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg, terwijl er ook geen weloverwogen plan is gemaakt. De raadsman geeft aan dat er op de bewuste ochtend geen wetenschap is geweest bij zijn cliënt over de door [slachtoffer 1] te nemen route. Het was louter een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat zij elkaar troffen. Voorts vereist een vooropgezet plan een motief. Uit onderzoek is gebleken dat eerwraak geen motief was voor cliënt. Evenmin was de scheiding een motief daar deze reeds 4 à 5 jaar een voldongen feit was. Voor de aanschaf van de handbijl heeft verdachte een logische verklaring gegeven; het was louter toeval dat deze die dag nog in de auto van verdachte lag. Verdachte heeft geestelijk enorm geleden onder het onthouden door [slachtoffer 1] van de omgang met zijn kinderen, hij is onder doktersbehandeling, slikt medicatie om te kunnen slapen, is op van de zenuwen en staat onder grote spanning. Op de bewuste dag was er een plotselinge confrontatie met zijn ex-vrouw, waarbij verdachte vreesde dat zij de situatie zou gebruiken om er voor te zorgen dat hij zijn kinderen helemaal niet meer mocht zien. Dit alles heeft bij verdachte een hevige gemoedstoestand teweeg gebracht, waarin hij niet de juiste beslissing heeft genomen om weg te gaan. Door terug te lopen met medeneming van de handbijl wilde hij zijn ex-vrouw juist bewijzen dat hij geen kwaad in de zin had. Pas op het moment dat verdachte bij zijn schouder werd vastgepakt waardoor hij zich bedreigd voelde, hanteerde hij de bijl. Hoewel naar uiterlijke verschijningsvormen het handelen van verdachte, te weten het naar het slachtoffer toelopen met een bijl, op voorbedachte raad lijkt, is daarmee niet onomstotelijk vast komen te staan dat hij na kalm beraad en rustig overleg heeft besloten [slachtoffer 1] te verwonden in een poging haar te doden. Verdachte had immers de bijl gepakt om juist aan te tonen dat hij niets van plan was.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe het volgende.
Voorop gesteld dient te worden dat om voorbedachte raad te kunnen aannemen voldoende is dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het gaat derhalve niet om daadwerkelijk nadenken of zich rekenschap geven, maar om de tijd en gelegenheid daartoe.24 Met de term voorbedachte raad wordt het tegenovergestelde van een ogenblikkelijke opwelling bedoeld. Dat de geweldshandelingen van verdachte tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] niet voortkwamen uit een ogenblikkelijke gemoedsbeweging, maar dat hij de tijd en de gelegenheid heeft gehad na te denken over en zich rekenschap te geven van de gevolgen van deze, door hem voorgenomen geweldshandelingen, leidt de rechtbank af uit de volgende omstandigheden:
Op het moment dat verdachte zijn ex-vrouw ziet en naar haar toeloopt ontstaat er een discussie tussen beiden. Op een gegeven moment loopt verdachte terug naar zijn auto waar hij uit de kofferbak, welke hij, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, handmatig met een sleutel moet openen, een bijl pakt. Op dat moment had verdachte anders kunnen handelen. Hij had in zijn auto kunnen stappen en weg kunnen rijden, maar hij heeft er bewust voor gekozen, met ter handneming van een bijl, terug te lopen naar zijn ex-vrouw en haar vriendin. Toen hij weer vlak bij de vrouwen was, heeft verdacht de bijl, die hij onder zijn jas had verstopt, tevoorschijn gehaald. Naar eigen zeggen was verdachte tot dat moment rustig en kalm en wilde hij enkel aantonen dat hij niets zou doen met de bijl.
Deze handelingen van verdachte vormen in feite een aaneenschakeling van keuzemomenten. Op al deze momenten heeft verdachte de gelegenheid gehad zich te beraden over de betekenis en eventuele gevolgen van zijn voorgenomen gedragingen en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft derhalve meermalen de kans gehad om af te zien van zijn plan.
Dat verdachte zich naar eigen zeggen, bedreigd voelde door omstanders en daardoor in een opwelling, in paniek, de bijl heeft gehanteerd blijkt niet uit de bewijsmiddelen. Immers, daaruit komt naar voren dat er zich in de directe buurt van verdachte op dat moment geen omstanders bevonden die hem bedreigden, terwijl bovendien geen enkele getuige verklaart dat verdachte bij de schouder is gepakt of dat het slachtoffer [slachtoffer 2], zoals door verdachte ter terechtzitting nog is gesteld, hem probeerde vast te pakken. Zij heeft enkel de bijlslagen proberen af te weren. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte niet slechts één klap heeft uitgedeeld, maar dat hij blijkens getuigenverklaringen en het geconstateerde letsel meerdere gerichte klappen op het hoofd heeft uitgedeeld, zelfs toen de slachtoffers al op de grond lagen en niets meer konden doen en dat hij na het delict rustig naar zijn auto is gelopen en aldaar een aantal telefoontjes heeft gepleegd. Op grond van dit alles is de rechtbank niet gebleken van enige reden tot paniek voor verdachte.
De stelling van verdachte dat de ontmoeting met zijn ex-vrouw toevallig was en een ongelukkige samenloop van omstandigheden, acht de rechtbank onaannemelijk gelet op de volgende omstandigheden.
- -
Verdachte was het niet eens met de omgangsregeling die hij met zijn kinderen had en wilde hen vaker zien. Hij is nadat hij achter het adres van de school van zijn kinderen is gekomen meermalen in Zandvoort geweest en heeft daar (vanuit de auto) zijn kinderen geobserveerd. De kinderen werden telkenmale door hun moeder naar school gebracht. Verdachte is zijn ex-vrouw zelfs een keer een stukje gevolgd.
- -
Ongeveer drie weken voor de aanslag, tijdens een bijeenkomst met zijn ex-vrouw in het kader van een onderzoek naar de omgangsregeling, is verdachte naar zijn gevoel door haar en haar twee aanwezige tantes zwart gemaakt. Sindsdien had hij het zwaar, zoals ook zijn broer en vader hebben verklaard.
- -
Twee dagen voor de aanslag heeft verdachte op de markt een handbijl gekocht, welke hij in zijn auto heeft achtergelaten.
- -
De getuige Salah, vriend van verdachte, heeft verklaard dat verdachte de avond voor de aanslag raar deed en dat hij het gevoel had dat verdachte 'dood zou gaan of zoiets'.
- -
Uit de gegevens van het navigatiesysteem dat zich in de auto van verdachte bevond is gebleken dat het voertuig enige minuten heeft stilgestaan, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat dit bij de school is geweest. Vervolgens heeft de auto een stukje gereden, hetgeen correspondeert met het verhaal van verdachte dat hij, nadat hij zijn kinderen had gezien, in de buurt van een openbaar toilet is gestopt. Vanaf dat moment is de auto niet meer in beweging geweest. In totaal heeft de auto in de Tollensstraat, zijnde in de directe omgeving van het plaats delict, een half uur stilgestaan.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte wist welke route het latere slachtoffer gewoon was te nemen. Ook leidt de rechtbank uit voornoemde gegevens van het navigatiesysteem af dat verdachte doelbewust op zijn ex-vrouw heeft staan wachten zodat van een plotselinge confrontatie geen sprake kan zijn geweest.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van een poging het slachtoffer [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.
Ten aanzien van feit 2
Door met een bijl meerdere malen in de richting van slachtoffer [slachtoffer 1] te slaan heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat slachtoffer [slachtoffer 2], die bij slachtoffer [slachtoffer 1] stond en haar probeerde te beschermen, door de bijl zou worden geraakt en daardoor ernstig letsel zou bekomen. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer [slachtoffer 2].
4.3.
Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij op 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een hakbijl op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair
hij op 18 oktober 2010 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet, meermalen met een bijl in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 1 en feit 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 poging tot moord.
Feit 2 primair poging tot zware mishandeling.
6. Strafbaarheid van verdachte
Uit het vanwege pro justitia uitgebrachte psychologisch onderzoek d.d. 20 december 2010 blijkt dat door de terughoudendheid van verdachte geen uitspraken kunnen worden gedaan over de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Uit het vanwege pro justitia uitgebrachte psychiatrisch onderzoek d.d. 21 december 2010 blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan psychiatrisch onderzoek. Op zich is het niet meewerken aan psychiatrisch of psychologisch onderzoek een goed recht van verdachte. Het gevolg daarvan is echter dat de rechtbank op geen enkele wijze inzicht heeft kunnen krijgen in de geestesgesteldheid van verdachte. Nu aanknopingspunten die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden ontbreken, moet de rechtbank ervan uitgaan dat de bewezenverklaarde feiten geheel aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege pro justitia uitgebrachte psychiatrisch onderzoek d.d. 21 december 2010, het vanwege pro justitia uitgebrachte psychologisch onderzoek d.d. 20 december 2010 en het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte rapport d.d. 13 december 2010 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 18 oktober 2010 met voorbedachten rade, kennelijk uit frustratie dat hij al jaren geen of moeizaam contact met zijn kinderen had, geprobeerd zijn ex-vrouw van het leven te beroven. Verdachte heeft daartoe, nadat hij via een telefoontje van een onbekende vrouw had vernomen waar zijn kinderen op school zaten, zijn kinderen en zijn ex-vrouw geobserveerd en haar zelfs een keer een stukje gevolgd en heeft zo de route welke zijn ex-vrouw gewoon was te nemen ontdekt. Voorts had verdachte enkele dagen eerder een hakbijl gekocht en deze in de kofferbak van zijn auto neergelegd. Op de bewuste dag is verdachte eerst bij de school van zijn kinderen gaan kijken waarna hij zijn auto heeft geparkeerd en op zijn ex-vrouw heeft staan wachten.
Op het moment dat verdachte zijn ex-vrouw aan zag komen fietsen, is hij naar haar toe gelopen. Na een woordenwisseling is verdachte rustig naar zijn auto terug gelopen en heeft hij uit de kofferbak een hakbijl gepakt. Vervolgens is hij op zijn ex-vrouw en haar vriendin, die bij haar stond, af gelopen en is hij begonnen op hen in te hakken. Bij het afweren heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] op haar arm geraakt. Verdachte heeft vervolgens meerdere malen met de bijl op met name het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] geslagen en heeft haar daarbij zeer zwaar letsel toegebracht. Voordat ook maar iemand echt in de gaten had wat er zich afspeelde, stopte verdachte met slaan en liep hij rustig terug naar zijn auto.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is met spoed naar het ziekenhuis overgebracht, waar zij gedurende zestien uur aan haar ernstige verwondingen is geopereerd. Dat zij de moordpoging van haar ex-man heeft weten te overleven, is volgens medici een wonder. Het slachtoffer zal met blijvend letsel in het gezicht door het leven gaan en daardoor dagelijks aan het incident worden herinnerd. Zij zal nog vele zware en risicovolle operaties moeten ondergaan en lange tijd moeten revalideren. Daaronder heeft niet alleen het slachtoffer zelf te lijden, maar ook de kinderen.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] is zwaar getraumatiseerd door hetgeen zij heeft gezien en gehoord en heeft zelf ook letsel aan haar arm opgelopen toen zij haar vriendin probeerde te beschermen en daarbij door de bijl werd geraakt.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan één van de ernstigste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij heeft geprobeerd zijn ex-vrouw op deze zeer brute en gewelddadige wijze van het leven te beroven. Verdachte heeft voorts het risico genomen dat de vriendin van [slachtoffer 1], slachtoffer [slachtoffer 2], ook zou worden getroffen door de bijl, hetgeen ook is gebeurd. Dit alles speelde zich in de vroege morgen op de openbare weg af, voor de ogen van vele getuigen die het geschreeuw van het slachtoffer, eindigend in een doodse stilte en de weerzinwekkende beelden van het bloedende slachtoffer [slachtoffer 1] niet snel meer uit hun hoofd zullen kunnen krijgen. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft hierover treffend verklaard dat verdachte met de bijl het hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] doorkliefde, dat de vellen van haar hoofd sprongen en dat overal bloed was. Ook het geluid van het hakken op haar hoofd klonk weerzinwekkend, aldus slachtoffer [slachtoffer 2].
Uit de planmatige wijze waarop verdachte te werk is gegaan en uit de aard van de handelingen, kan de rechtbank niet anders afleiden dan dat verdachte zonder enig mededogen en met een ijzige kilheid moet hebben gehandeld. Dit heeft de rechtbank zelf ook bevestigd gezien in de reactie van verdachte ter terechtzitting op de aan hem getoonde foto's van het letsel van slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn reactie op de woorden van slachtoffer [slachtoffer 2] in de trant van "dan had ze maar weg moeten gaan".
Binnen de categorie misdrijven tegen het leven gericht beoordeelt de rechtbank deze poging tot moord als een van de gruwelijkste soort, waarin enkel en alleen door het doorzettingsvermogen van het (ernstig gewonde) slachtoffer en het snelle en deskundig handelen van de artsen niet van een voltooide moord sprake is. Ook de poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 2] is van een zeer kwalijke aard. Het is geenszins aan verdachte zelf te wijten dat het bij een poging is gebleven.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat geen andere straf dan een langdurige vrijheidsbenemende straf, dient te worden opgelegd.
8. Vorderingen benadeelde partijen en eventueel schadevergoedingsmaatregel
8.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 50.000,00 als voorschot ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit en - gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting - tot een bedrag van € 50.000,00 bij wijze van voorschot gezien de aard en ernst van het letsel dat benadeelde is toegebracht, de operaties die zij inmiddels heeft ondergaan en nog zal moeten ondergaan en de omstandigheid dat zij voor het leven getekend is, redelijk en billijk voorkomt. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 50.000,00.
8.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 517,43 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade en € 1.500,00 wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit: medicijnen, kleding, tas en vergoeding voor een fiets.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2010, met dien verstande dat de vergoeding welke [slachtoffer 2] vraagt voor vergoeding van haar fiets daar zij er emotioneel gezien niet meer op kan fietsen zal worden aangemerkt als immateriële schade.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.017,43.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 57, 289, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 2.017,43, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.017,43, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 50.000,00 bij wijze van voorschot en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 50.000,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 285 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P.J. Ruijpers, voorzitter,
mr. I.H. Lips en mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Boes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2011.
- 1.
De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop het blijkens de inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
- 2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2010, dossierpagina 272 e.v.
- 3.
Proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 12 e.v., proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2010, dossierpagina 15, en proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2010, dossierpagina 16
- 4.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 150
- 5.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 143
- 6.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 153
- 7.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 20 oktober 2010. dossierpagina 168 e.v.
- 8.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 143 e.v
- 9.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 160
- 10.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 143 e.v.
- 11.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 153
- 12.
Proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2010, dossierpagina 167, proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 20 oktober 2010, dossierpagina 174 e.v. en proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2010, dossierpagina 197 en 198.
- 13.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 20 oktober 2010. dossierpagina 168 e.v.
- 14.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 147
- 15.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 150
- 16.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 160
- 17.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 154
- 18.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 150 e.v.
- 19.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 160
- 20.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 20 oktober 2010. dossierpagina 168 e.v.
- 21.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 157
- 22.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] d.d. 18 oktober 2010, dossierpagina 147
- 23.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2010, dossierpagina 766
- 24.
HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 en herhaald in HR 11 juni 2002, LJN AE1743