Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van een Algemeen Dossier (hierna: AD), zijnde een bundel ambtsedige processen-verbaal (deel 1 tot en met 3, Aanvullend PV II tot en met VI), met bijlagen, dossiernummer 20110034, in het onderzoek ‘Specht’ van de Rijksrecherche, Regio West I, doorgenummerd pagina 1 tot en met 2480, of betreft dit de pagina's van het in het onderzoek ‘Specht’ van de Rijksrecherche opgemaakte Persoonsdossier betreffende verdachte (hierna: PD), zijnde een ambtsedig proces-verbaal met bijlagen, doorgenummerd pagina 1 tot en met 110.
Rb. 's-Gravenhage, 14-12-2011, nr. 09/754058-11
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7843, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
14-12-2011
- Magistraten
Mrs. A.J. Milius, V.F. Milders, M.L. Harmsen
- Zaaknummer
09/754058-11
- LJN
BU7843
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU7843, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 14‑12‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ8627, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 46 Sr jo. 98a lid 1 Sr. Staatsgeheimen. Verdachte is gedurende zijn loopbaan van 13 jaar bij de Koninklijke Luchtmacht (Klu) vanaf 2004 tot aan zijn vrijwillige ontslag in april 2010 als F-16 vlieger werkzaam geweest. Aan F-16 vliegers wordt de hoogste gradatie van kennisneming van geheimhoudingsdocumenten toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle ten laste gelegde digitale bestanden (te weten 5 PowerPointpresentaties van briefings en 1 meerkeuzetest betreffende de Midlife Update van de F-16) informatie bevatten met een staatsgeheim karakter in de zin van artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht. <br< De staatsgeheime informatie in de documenten zien onder meer op afgeschermde radiofrequenties, tactische handelingen in gevechtssituaties en gedetailleerde eigenschappen van het jachtvliegtuig. Materiaal dat inzicht geeft in actuele operationele en tactische werkwijzen van de KLu en dat ingeval van bekendmaking bij vijanden c.q. niet-bondgenoten van Nederland ernstige schade kan berokkenen aan het belang van de Nederlandse Staat en zijn bondgenoten. De rechtbank acht bewezen dat verdachte na zijn ontslag in april 2010 staatsgeheime informatie onder zich heeft gehouden en daarmee handelingen ter voorbereiding van het opzettelijk openbaar maken c.q. verstrekken van staatsgeheimen aan een buitenlandse mogendheid heeft gepleegd doordat hij twee computers en een cd-rom voorhanden heeft gehad, waarop de tenlastegelegde digitale bestanden zijn aangetroffen. De criminele bedoeling van verdachte om tegen betaling van een aanzienlijk bedrag (staatsgeheime) documenten aan een militair attaché van de Russische Federatie te verkopen is onmiskenbaar. Dit blijkt niet alleen uit de veelvuldige telefonische (en sms) contacten tussen verdachte en de attaché en een eerdere ontmoeting van verdachte met die attaché c.q. een collega in een hotel waarbij een cd-rom is overhandigd, maar wordt ook gestaafd door de handgeschreven uitingen op een A4-tje dat tijdens een gesprek van verdachte met de attaché tussen hen beiden over en weer werd geschoven. Ter leniging van zijn financiële nood heeft verdachte een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid benaderd om te bezien of hij achtergehouden informatie over de F-16 kon verkopen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de in de informatie vermelde vijandelijke wapensystemen die tegen de F-16 kunnen worden ingezet, voor een belangrijk deel juist in dit land - Rusland - zijn (of worden) geproduceerd. Verdachte moet zich dit als voormalig luchtmachtofficier hebben beseft. Aldus heeft verdachte zijn persoonlijk belang laten prevaleren boven de veiligheidsbelangen van de Staat en zijn bondgenoten, de militair-operationele risico's in missiegebieden daaronder begrepen. In zoverre heeft hij ook het vertrouwen van zijn collega-jachtvliegers geschonden. Aan de ernst van het feit draagt bij dat het initiatief tot de regelmatige contacten met de Russische ambassade steeds van verdachte is uitgegaan, waarbij hij zich kennelijk niet heeft laten weerhouden door de aanvankelijk afhoudende reacties van zijn contactpersoon aldaar. Gedurende een aantal maanden heeft verdachte geprobeerd zijn voornemen te verwezenlijken. Meer in het algemeen heeft verdachte zich bereid getoond tot het prijsgeven van geheime informatie aan een buitenlandse mogendheid, een gegeven dat hem mogelijk ook in de toekomst kwetsbaar en chantabel had gemaakt, mede gelet op de door hem beoogde loopbaan als F-16 vlieger in de Verenigde Arabische Emiraten. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van 5 jaar op.
Mrs. A.J. Milius, V.F. Milders, M.L. Harmsen
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/754058-11
Datum uitspraak: 14 december 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's‑Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘Haaglanden’,
locatie te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 9 juni 2011, 23 augustus 2011, 15, 28, 29 en 30 november 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mrs I.J.E.H.C. Degeling en T. Berger en van hetgeen door de raadsman respectievelijk de raadsvrouwen van de verdachte — zijnde mrs G.J.J. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en L. Vosman, allen gevestigd te Amsterdam — alsmede door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er — zakelijk weergegeven — op neer dat de verdachte:
- 1.
het doorgeven van staatsgeheimen aan een buitenlandse mogendheid heeft voorbereid;
- 2.
staatsgeheimen onder zich heeft gehouden;
- 3.
staatsgeheimen aan niet-gerechtigden heeft verstrekt; en
- 4.
zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door het ondertekenen van een ontheffingsverklaring, inhoudende dat hij niet meer over gerubriceerde informatie beschikte.
Deze verdenking is aan de verdachte ten laste gelegd als hierna vermeld.
Aan de verdachte is — na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering — ten laste gelegd dat:
‘1. Voorbereiding doorgeven staatsgeheimen aan buitenland
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 17 maart 2011 te Den Haag en/of Uitgeest en/of Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Dubai en/of elders in de Verenigde Arabische Emiraten,
ter voorbereiding van het misdrijf van het openbaar maken en/of verstrekken van een staatsgeheim aan een of meer buitenlandse mogendheden, zoals omschreven in artikel 98a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk een of meer informatiedragers (een of meer computers en/of een cd-rom) die bestemd was/waren tot begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 jo. artikel 98a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden:
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 17 maart 2011 te Den Haag en/of Uitgeest en/of Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Dubai en/of elders in de Verenigde Arabische Emiraten en/of te Bonn en/of elders in Duitsland,
handelingen heeft gepleegd ter voorbereiding van het misdrijf van het openbaar maken en/of verstrekken van een staatsgeheim aan een of meer buitenlandse mogendheden, zoals omschreven in artikel 98a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht,
welke handelingen eruit bestonden dat hij, verdachte:
- —
een of meer informatiedragers (een of meer computers en/of een cd-rom) met (staatsgeheime) militaire gegevens voorhanden heeft gehad en/of
- —
contact heeft gezocht en/of onderhouden met een of meer medewerkers van de ambassade van de Russische Federatie te Den Haag en/of
- —
contact heeft gezocht en/of onderhouden met een of meer medewerkers van de ambassade van de Verenigde Arabische Emiraten te Bonn;
(artikel 98a lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2. Onder zich houden van staatsgeheimen
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 17 maart 2011 te Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of te Dubai en/of elders in de Verenigde Arabische Emiraten,
opzettelijk een of meer inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of een of meer van zijn bondgenoten werd geboden en/of een of meer voorwerpen waaraan zodanige inlichting(en) kon/konden worden ontleend, te weten:
- —
(een of meer computers bevattende) een of meer documenten
(checklist(s)) ter zake / onder de vermelding:
SAM Threats en/of
TAD Frequencies;
en/of
- —
(een cd-rom bevattende)
- o.
een of meer documenten (briefing(s)) ter zake / onder de vermelding:
F-16 Capabilities en/of
Air-air weapons employment en/of
2v1 ACM (contract & comm.);
en/of
- o.
een document (meerkeuzetoets) ter zake / onder de vermelding:
TOP MLU
zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich heeft genomen en/of gehouden;
(artikel 98c lid 1 sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3. Verstrekken van staatsgeheimen aan ongerechtigden
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 17 maart 2011 te Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
een of meer inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en/of een of meer van zijn bondgenoten werd geboden en/of een of meer voorwerpen waaraan zodanige inlichting(en) kon/konden worden ontleend, te weten:
- —
(een of meer computers bevattende) een of meer documenten
(checklist(s)) ter zake / onder de vermelding:
SAM Threats en/of
TAD Frequencies;
en/of
- —
(een cd-rom bevattende)
- o.
een of meer documenten (briefing(s)) ter zake / onder de vermelding:
F-16 Capabilities en/of
Air-air weapons employment en/of
2v1 ACM (contract & comm.);
en/of
- o.
een document (meerkeuzetoets) ter zake / onder de vermelding:
TOP MLU
opzettelijk heeft verstrekt aan en/of ter beschikking heeft gesteld van een of meer tot kennisneming daarvan niet gerechtigde personen en/of lichamen, te weten [C] en/of [D] en/of (een of meer medewerkers van) verhuisbedrijf KHZ Movers,
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het zodanig(e) inlichting(en) en/of gegeven(s) en/of voorwerp(en) betrof;
(artikel 98 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4. Valsheid in geschrift: ontheffingsverklaring
hij op of omstreeks 2 april 2010 te Volkel, althans in Nederland,
een geschrift, te weten een ontheffingsverklaring, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
welk valselijk opmaken eruit bestond dat hij door ondertekening heeft verklaard dat hij geen gerubriceerde informatie die hem in zijn functie ter beschikking was gesteld meer onder zijn berusting had.
(artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)’
3. Voorvragen
Ten aanzien van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde is door de verdediging betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat de in de tenlastelegging opgenomen voorbereidingshandelingen onvoldoende specifiek zijn omschreven.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu de tenlastelegging verdachte feitelijk genoegzaam duidelijk maakt tegen welke beschuldigingen hij zich moet verdedigen, waarvan verdachte ter zitting ook zelf blijk heeft gegeven.
De rechtbank heeft overigens ambtshalve vastgesteld dat de dagvaarding (zowel in formele als in materiële zin) geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Wat aan de strafzaak voorafging.
Verdachte is op 17 maart 2011 te Scheveningen op heterdaad aangehouden als verdachte van misdrijven tegen de veiligheid van de Staat, strafbaar gesteld in de artikelen 98 en/of 98a van het Wetboek van Strafrecht.
De aanhouding van verdachte vond plaats ruim elf maanden nadat verdachte ontslag had genomen bij de Koninklijke Luchtmacht (hierna: KLu). Omdat de essentie van de tenlastelegging — schending van staatsgeheimen — nauw verband houdt met de loopbaan van verdachte bij de KLu — in het bijzonder de periode dat hij als F-16 vlieger werkzaam is geweest op de vliegbases Twenthe en Volkel vanaf 2004 tot april 2010 — volgt eerst een korte uiteenzetting van die loopbaan.
Bij de Nationale Luchtvaartschool in Beek heeft verdachte een civiele vliegersopleiding gevolgd, die hij in juli 1997 met een brevet heeft afgerond. Daarop is een langdurige loopbaan als militair vlieger gevolgd; van november 1997 tot april 2010 is verdachte in dienst geweest bij de Koninklijke Luchtmacht. Aanvankelijk wordt hij aangesteld als transportvlieger van de Fokker 50 en de Fokker 60 op de vliegbasis Eindhoven in de rang van vaandrig. In september 1998 wordt hij bevorderd tot tweede-luitenant. In september 1999 wordt hij bevorderd tot eerste-luitenant.
Van 2002 tot 2004 wordt verdachte gedetacheerd in de Verenigde Staten om zich daar om te scholen tot F-16 piloot. In 2004 — nadat hij in de Verenigde Staten de opleiding tot F-16 vlieger heeft afgerond — wordt hij aangesteld als jachtvlieger bij 313 Squadron op de vliegbasis Twenthe in de rang van kapitein. In 2005 sluit de vliegbasis Twenthe en wordt verdachte met ingang van 1 december 2005 overgeplaatst naar de vliegbasis Volkel, opnieuw als jachtvlieger bij 313 Squadron.
Van 7 november 2006 tot begin januari 2007 is verdachte als F-16 vlieger werkzaam in het kader van de ISAF missie in Kandahar, Afghanistan. Daarna is hij op de vliegbasis Volkel hoofdzakelijk als coach van het Nederlandse demoteam van F-16 vliegers werkzaam.
Met ingang van 1 april 2010 is aan verdachte op eigen verzoek eervol ontslag verleend. Gedurende zijn loopbaan als militair vlieger heeft verdachte ongeveer 4.000 vlieguren gemaakt.
5. Bewijsoverwegingen1..
5.1. Inleiding
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of verdachte ná zijn ontslag bij de KLu op digitale informatiedragers gegevens voorhanden heeft gehad die als staatsgeheim moeten worden aangemerkt en vervolgens of verdachte die gegevens voorhanden heeft gehad met de intentie om deze te verkopen aan een buitenlandse mogendheid.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Aan F-16 vliegers wordt de hoogste gradatie van kennisneming van geheimhoudings-documenten toegekend.2. Bij de KLu wordt staatsgeheime informatie in een beveiligde ruimte in kluizen bewaard. Alle F-16 vliegers hebben toegang tot die ruimte.3. Daar ligt informatie over briefings/procedures, het wapensysteem van de F-16's, luchtafweergeschut, vijandelijke wapensystemen en beelden van vluchten die uitgevoerd zijn vanuit de cockpit. Het is mogelijk om stukken en boeken die staatsgeheim zijn, mee naar huis te nemen, maar dit is tegen de regels.4.
Voor als staatsgeheim gerubriceerde digitale informatie geldt dat deze alleen op een geaccrediteerde (beveiligde) computer mag worden ingezien en niet op een privé-computer mag worden ingevoerd. De hoofdregel is dat geen gerubriceerd materiaal mee naar huis wordt genomen of waar dan ook heen. Als het nodig is gerubriceerd materiaal mee te nemen dan mag dat uitsluitend met een koerierscertificaat of een geaccrediteerde laptop voor digitaal materiaal. Dit was bekend bij de jachtvliegers, ook begin 2010.5.
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij wist dat boeken die in de kluizen lagen, in beginsel niet mochten worden meegenomen. Men liet bij de Luchtmacht de kluis aan de vliegers zien en dan werd daarbij gezegd: ‘Die boeken gaan niet de deur uit’. Hij wist ook dat behoedzaam moest worden omgegaan met staatsgeheim materiaal, ook als dit materiaal kon worden gedownload. Vanaf het begin van zijn loopbaan als F-16 vlieger in 2004 had hij die ‘awareness’ en stelden collega-vliegers elkaar daarvan ook op de hoogte. Ook voor boeken gold dat die uitsluitend via geaccrediteerde computers mochten worden gedigitaliseerd. Verdachte is bekend met het begrip ‘koerierscertificaat’ en had zo'n certificaat ook bij zich toen hij een keer een F-16 toestel moest ophalen in Curaçao. Je ging als F-16 vlieger met ‘common sense’ om met gerubriceerd materiaal volgens verdachte.
Hij wist dat gerubriceerd materiaal, zoals F-16 handboeken, niet op een privécomputer mocht worden geplaatst, maar het was in de praktijk niet altijd mogelijk om die voorschriften na te leven. Verdachte heeft voorts verklaard op de terechtzitting dat het beveiligingsbeleid ten aanzien van gerubriceerd materiaal de laatste twee jaren voor zijn vertrek bij de KLu strikter werd nageleefd.6.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte tijdens zijn loopbaan als F-16 vlieger in de periode van 2004 tot april 2010 toegang heeft gehad tot staatsgeheime informatie in boeken en op digitale gegevensdragers.
5.2. Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
5.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de aan verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit.
De verdediging heeft ook een aantal bewijs- en bewijsuitsluitingsverweren alsmede een schulduitsluitingsverweer gevoerd, die hierna (5.4.2., 5.4.5. en 6.) zullen worden besproken.
5.4. De beoordeling van de tenlastelegging
5.4.1. Vrijspraak ten aanzien van feit 4
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat verdachte bij zijn vertrek bij de KLu een ontheffingsverklaring heeft ondertekend, onder meer inhoudende dat hij geen gerubriceerde informatie die hem in zijn functie ter beschikking was gesteld meer onder zijn berusting had.
De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, dat verdachte ten tijde van de ondertekening van die verklaring op 2 april 2010, het oogmerk heeft gehad op de valsheid van die verklaring teneinde die verklaring in een later stadium in strijd met de waarheid — te weten dat hij wel degelijk nog over gerubriceerde informatie beschikte — als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. De rechtbank zal verdachte daarom ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit vrijspreken.
5.4.2. Bewijsuitsluitingsverweren
Start van het strafrechtelijk onderzoek
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte er nog geen enkel redelijk objectiveerbaar vermoeden van schuld bestond, zodat de nadien in het strafrechtelijk onderzoek verkregen gegevens onrechtmatig zijn en niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Daartoe is aangevoerd dat het ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: MIVD) van 28 februari 2011 onvoldoende feitelijke grondslag bood voor de start van het strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat er ten tijde van de aanhouding van de verdachte voldoende verdenking jegens hem bestond dat hij staatsgeheimen zou hebben verstrekt aan een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid.
Daartoe boden de ambtsberichten van de MIVD van 28 februari 2011 (referentie eindigend op — 3806) en 17 maart 2011 (referentie eindigend op -4993 en -5020) — in onderlinge samenhang bezien — voldoende grondslag. Gelet op de daarin vermelde concrete en gespecificeerde aanwijzingen zou het gaan om een in ernstige financiële problemen verkerende ex F-16 piloot genaamd [verdachte];
- —
die gedurende zijn loopbaan van 13 jaar bij de KLu kennis heeft gekregen van als staatsgeheim gerubriceerde informatie;
- —
die op 24 januari 2011 een ontmoeting heeft gehad met een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid, waarbij gegevens op cd zijn verstrekt; en
- —
die sinds de terugkeer van die vertegenwoordiger op 14 maart 2011 in Nederland herhaaldelijk richting de vertegenwoordiger heeft aangegeven dringend diens hulp nodig te hebben; en
- —
die op 17 maart 2011 om 13.30 uur een tweede ontmoeting zal hebben met de vertegenwoordiger bij De Dagvisser, Lelykade 26 in Scheveningen.
Diplomatieke onschendbaarheid
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde voorts betoogd dat het op 17 maart 2011 onder de militair attaché van de Russische Federatie inbeslaggenomen A4-tje alsmede de sms-berichten die over en weer tussen verdachte en die attaché zijn verzonden, van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat deze gegevens onrechtmatig zijn verkregen.
Daartoe is aangevoerd dat de aanhouding van de attaché en de daaruit voortgevloeide inbeslagneming in strijd zijn geweest met het internationale recht in verband met de diplomatieke onschendbaarheid van de attaché.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
Op grond van de artikelen 29 en 30 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (18 april 1961, Trb. 1962, 159) geniet de heer [militair attaché], militair attaché van de Russische Federatie, die op 17 maart 2011 is aangehouden, volledige strafrechtelijke immuniteit in Nederland. Hij is diplomatiek onschendbaar. Dit houdt in dat hij van vervolging, aanhouding, vrijheidsbeneming en inbeslagneming is gevrijwaard. Doel van deze strafrechtelijke immuniteit is te verzekeren dat vertegenwoordigers van staten of internationale organisaties doelmatig kunnen functioneren.
Daargelaten de vraag of de inbeslagneming jegens de militair attaché een schending van dit verdrag oplevert, kan verdachte zich niet met vrucht op die schending beroepen, aangezien het verdrag niet zijn belang beoogt te beschermen, maar dat van de betrokken lidstaat, in dit geval de Russische Federatie (de zogeheten Schutznorm). Het zou wellicht anders zijn geweest als de verdenking jegens verdachte naar aanleiding van die onrechtmatige inbeslagneming was gerezen, maar dat is in deze zaak niet het geval. Verdachte stond immers al onder verdenking. Daar komt nog bij dat sprake was van een heterdaadsituatie (een mogelijke overdracht werd waargenomen) en de betreffende attaché slechts korte tijd is vastgehouden.
Het A4-tje en (het overzicht van) de sms-berichten die tussen verdachte en de attaché zijn verzonden hoeven daarom niet van het bewijs te worden uitgesloten. Het verweer wordt dus verworpen.
Recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM
De verdediging heeft betoogd dat de ambtsberichten zodanig beperkt toetsbaar zijn dat deze met bijlagen moeten worden uitgesloten van het bewijs vanwege strijd met de op artikel 6 EVRM gebaseerde uitspraak van de Hoge Raad van 5 september 2006 (LJN: AV412).
Zij heeft in dat verband aangevoerd dat enkel één van de gehoorde getuigen een onvolledig deel van de documenten heeft beoordeeld, dat daarmee de uitkomst van deze strafzaak geheel afhankelijk is van die ene getuige, dat het juist de gezwarte delen van de documenten zijn die het belastend bewijs vormen, dat ook de rechtbank geen kennis heeft kunnen nemen van het volledige materiaal en dat geen enkel stuk of enige verklaring de gezwarte delen in verband brengt met de daaraan gekoppelde ambtsberichten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
In het door de verdediging aangehaalde arrest van de Hoge Raad wordt overwogen dat de verdediging de gelegenheid moet hebben om de betrouwbaarheid van de door de inlichtingen- en veiligheidsdienst verzameld materiaal aan te vechten en te onderzoeken, eventueel door getuigen te doen horen. Verder merkt de Hoge Raad op dat de rechter daarbij dient te streven naar compensatie van eventuele beperkingen van de rechten van de verdediging door andere wegen te zoeken teneinde de betrouwbaarheid van het materiaal te onderzoeken.
De informatie in de ambtsberichten van de MIVD kan worden aangemerkt als materiaal zoals bedoeld in dit arrest. In onderhavig onderzoek zijn op verzoek van de verdediging niet alleen vier getuigen uitgebreid gehoord over dat materiaal, maar is verdachte bovendien in de gelegenheid gesteld het volledige materiaal in te zien. Deze inzage heeft plaatsgevonden bij de rechter-commissaris en is door hem bij proces-verbaal vastgelegd. Verdachte is in dit strafproces dan ook de enige die de inhoud van de gezwarte delen kent, zodat in ieder geval niet kan worden gezegd dat de verdediging op achterstand is gezet ten opzichte van de rechtbank en het openbaar ministerie.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verdediging op deze wijze in voldoende mate gecompenseerd in de zin van het hiervoor weergegeven arrest van de Hoge Raad. Niet valt daarom in te zien dat op basis van die jurisprudentie de ambtsberichten met bijlagen zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs vanwege strijd met artikel 6 EVRM.
Ook anderszins ziet de rechtbank daarvoor geen enkele aanleiding, nu de ambtsberichten niet de enige beschikbare bron zijn bij de beoordeling van de documenten. De rechtbank benadrukt in dit verband dat zij bij haar beoordeling niet uitsluitend zal afgaan op de inhoud van de ambtsberichten. Zij zal deze beschouwen in samenhang met het voor haar kenbare materiaal en wat daarover door getuigen of anderen naar voren is gebracht. Het verweer wordt daarmee verworpen.
5.4.3. Overwegingen en conclusies met betrekking tot feiten 2 en 3
Staatsgeheimen
In deze zaak moet de rechtbank van een zestal in het onder 2 en 3 ten laste gelegde genoemde documenten beoordelen of deze een staatsgeheim karakter hebben in de zin van artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht. Het betreft documenten die betrekking hebben op de KLu en die in het bijzonder zien op en dienen of hebben gediend voor de opleiding tot F-16 vlieger.
Het formele kader
Een staatsgeheim in de zin van artikel 98 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is een gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat of zijn bondgenoten wordt geboden. Voor de vraag of iets een staatsgeheim is, is onder andere van belang het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst — bijzondere informatie van 24 februari 2004 (hierna: Vir-bi)7., dat algemene regels bevat voor de beveiliging van informatie binnen de rijksoverheid, waaronder staatsgeheimen. Hierin zijn met name de aard en wijze van rubricering van staatsgeheimen vastgelegd. In artikel 5 lid 1 Vir-bi worden drie categorieën van rubricering onderscheiden, te weten Stg. Zeer Geheim, Stg. Geheim en Stg. Confidentieel, waarbij het respectievelijk gaat om zeer ernstige schade, ernstige schade of schade aan het belang van de Staat of zijn bondgenoten. Een rubricering kan worden aangevuld met een merking, die een bepaalde wijze van behandelen aangeeft, aldus lid 3. Het vierde lid stelt dat, indien praktisch uitvoerbaar, rubriceringen, merkingen en de duur van de rubricering, altijd duidelijk worden aangebracht. Artikel 7 lid 2 Vir-bi bepaalt vervolgens dat de rubricering wordt vastgesteld door degene die de inhoud van de informatie vaststelt. Het is dus de opsteller die aangeeft of sprake is van een staatsgeheim of niet.
Voor de onderdelen van defensie zijn de voorschriften van het Vir-bi in gelijkluidende zin uitgewerkt in het Defensie beveiligingsbeleid van 15 februari 2007 (DBB) en bijbehorende uitvoeringsbepalingen, waaronder de Uitvoeringsbepalingen Rubricering en Merkingen van 16 november 2009 (UB-RM). In de UB-RM zijn een aantal merkingen opgesomd, waaronder NL-EYES-ONLY. Deze merking wordt op gerubriceerde informatie aangebracht waarvan de inhoud zodanig is dat bij kennisname door niet-Nederlanders de belangen van Defensie ernstig kunnen worden geschaad.8.
Ten aanzien van geheimhouding in het belang van de bondgenoten is voorts relevant het nader Verdrag tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake beveiliging van gegevens van Brussel van 6 maart 1997.
Op grond van artikel 1 onder i. van dit verdrag moet de Nederlandse Staat (als lidstaat) zorgdragen voor de beveiliging en bescherming van
- a.
als zodanig aangemerkte gerubriceerde gegevens die afkomstig zijn van de NAVO of die door een lidstaat aan de NAVO worden voorgelegd en
- b.
als zodanig aangemerkte gerubriceerde gegevens die afkomstig zijn van lidstaten en die aan een andere lidstaat worden aangeboden ter ondersteuning van een NAVO-programma, —project of— contract.
Verder is onder ii. bepaald dat lidstaten het rubriceringsniveau van de hiervoor bedoelde gegevens handhaven en al het mogelijke in het werk stellen om deze dienovereenkomstig te beschermen en onder iv. dat die gerubriceerde gegevens niet ter beschikking worden gesteld aan niet NAVO-partijen zonder toestemming van de opsteller of de verstrekker.
Onder gerubriceerde gegevens wordt volgens bijlage I onder meer verstaan gegevens of materiaal die respectievelijk dat tegen ongeoorloofde verspreiding moeten respectievelijk moet worden beschermd, overeenkomstig hun beveiligingsrubricering. In artikel 2 is onder ander opgenomen dat de lidstaten beveiligingsnormen die een gelijkwaardig beschermingsniveau voor gerubriceerde gegevens waarborgen, zullen opstellen en implementeren. Dat dit laatste is gebeurd, volgt onder meer uit bijlage 1 (Transponerings-tabel internationale rubriceringen) bij het Vir-bi9. en bijlage A (Vergelijkingstabel rubriceringen) bij de UB-RM10..
Naast deze specifieke verdragsbepalingen geldt tussen NAVO-lidstaten in zijn algemeenheid ook het pacta sunt servanda-beginsel, zoals neergelegd in artikel 26 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1980. Daarin is bepaald dat elk in werking getreden verdrag de partijen verbindt en door hen te goeder trouw ten uitvoer moet worden gelegd.
Het toetsingskader van de rechter
De beoordeling van de documenten moet plaatsvinden zonder dat de rechtbank daarbij kennis mag nemen van de volledige inhoud van die documenten. Het gaat immers om documenten die als staatsgeheim zijn aangemerkt. De rechtbank kan en mag enkel kennisnemen van de leesbare, want ongezwarte, delen van die documenten, zoals deze zich in het dossier bevinden. Ditzelfde geldt overigens ook voor het openbaar ministerie en de verdediging.
Verder zij opgemerkt dat voor de rechterlijke beoordeling of een document staatsgeheim is, de rubricering van dat document niet beslissend is. Dit volgt uit de Memorie van Antwoord bij artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht, waarin staat dat het ter uiteindelijke beoordeling is van de rechter die de bepaling toepast, of in concreto de geheimhouding door het belang van de Staat was geboden (kamerstukken I 1950–1951, 1554, nr. 59a, p. 1.) In zijn artikel ‘Enkele aspecten van de strafrechtelijke bescherming van staatsgeheimen’(in: Naar eer en geweten, 1987, p. 183–184) merkt A. Heijder op dat denkbaar is dat de rechter gegevens onder art. 98 Sr laat vallen, die niet als staatsgeheim zijn geclassificeerd. Omgekeerd is, zo vervolgt Heijder, het stempel ‘geheim’ nog niet voldoende bewijs dat het gegeven ook inderdaad geheim behoort te zijn en te blijven. Dat zal steeds per geval beoordeeld moeten worden. Kortom, aldus nog steeds Heijder, het begrip ‘staatsgeheim’ is geen formeel maar een materieel begrip.
Ook hoeft niet beslissend te zijn de vaststelling dat een staatsgeheim openbaar is gemaakt. In zijn uitspraak van 18 september 1989 (NJ 1990, 94) heeft de Hoge Raad overwogen dat de omstandigheid dat enig in art. 98 Sr bedoeld gegeven reeds eerder openbaar is gemaakt, niet behoeft mee te brengen dat de geheimhouding van dat gegeven niet langer is geboden.
Dit een en ander brengt mee dat de rechtbank haar beoordeling hoofdzakelijk zal kunnen en moeten baseren op de aard van het materiaal, zoals dat is op te maken uit de ongezwarte delen van de documenten én uit hetgeen daarover naar voren is gebracht door getuigen of anderen, in samenhang met de over de documenten verschenen ambtsberichten van de MIVD.
Beoordeling van de documenten
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie concludeert ten aanzien van alle ten laste gelegde documenten dat de geheimhouding daarvan in het belang van de Staat of zijn bondgenoten was geboden. Daartoe wordt — kort gezegd — gesteld dat de informatie in de documenten inzage gaf in het actuele kennisniveau of de operationele werkwijze van de krijgsmacht of zijn bondgenoten en dat een aantal documenten NAVO-gerubriceerd was.
Het openbaar ministerie is tot zijn conclusie gekomen op basis van de ongezwarte delen van de documenten, de ambtsberichten, de verklaringen van de vier bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen, het niet betwisten van die ambtsberichten en verklaringen door verdachte en het door de verdediging ingebrachte verslag van de heer [F].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de documenten geen staatsgeheime informatie bevatten. Daartoe wordt — kort gezegd — naar voren gebracht dat de documenten niet, niet juist of niet meer zijn gerubriceerd, dat een groot deel van de informatie via openbare bronnen beschikbaar is en dat het gaat om verouderde informatie.
De verdediging heeft zich hierbij onder andere gebaseerd op het verdedigingsrapport van [F] en de verklaringen van de bij de rechter-commissaris gehoorde getuigen.
Met in achtneming van het voorgaande zal de rechtbank hieronder de zes documenten, in volgorde van de tenlastelegging, afzonderlijk beoordelen. Elke beoordeling zal worden voorafgegaan door een korte beschrijving van het document zoals zich dat bij de stukken bevindt.
(1) SAM Threats11.
Dit document toont een tabel bestaande uit acht verticale kolommen, die zijn onderverdeeld in 15 horizontale kolommen. De eerste vier verticale kolommen zijn getiteld respectievelijk ‘system range’, ‘guidance & control’, ‘fire ctrl radar’ en ‘radar specs’ en zijn volledig ongezwart. De andere vier kolommen met de duidingen ‘alr indicatie’, ‘max/min rng (nm)’, ‘max/min alt (ft)’ en ‘reaction’ zijn volledig gezwart.
De rechtbank stelt vast dat het hier kennelijk een tabel betreft die specificaties verschaft over bepaalde raket- of wapensystemen en instructies geeft aan een F-16 vlieger hoe op die systemen te reageren. Gelet op de aard van deze informatie kan de rechtbank zich voorstellen dat er in ieder geval bij de F-16 vlieger een belang is dat dit niet in handen komt van de gebruikers van de in de tabel genoemde systemen.
In het ambtsbericht (-8782)12. staat dat dit document een checklist is voor de dreiging uitgaande van Surface tot Air Missiles (SAM) en dat het handelt over specifieke capaciteiten van vijandige luchtafweersystemen, in het bijzonder luchtdoelraketten van Russische makelij. Verder wordt aangegeven dat het document hoog is gerubriceerd, omdat per luchtafweerraketsysteem waarmee een F-16-piloot tijdens een missie kan worden geconfronteerd specifieke gegevens en instructies staan vermeld voor uitwijkmanoeuvres. De tabel is volgens het ambtsbericht ontleend aan het instructieboek van de KLu, dat als geheel de rubricering ‘stg geheim-Dutch eyes only’ draagt.
Het openbaar worden of anderszins gecompromitteerd raken van gegevens zoals die staan vermeld in voornoemd SAM Threats document, brengt een groot operationeel risico met zich mee voor Nederlandse F-16 piloten tijdens missies zoals de huidige NAVO operaties ten aanzien van Libië.
Daarnaast kan, aldus nog steeds het ambtsbericht, het gecompromitteerd raken van dergelijke informatie de Nederlandse Staat en bondgenoten die ook dit type vliegtuig in gebruik hebben, onherstelbare schade berokkenen.
Aan getuige [E]13. is het geschoonde document getoond. Hij heeft verklaard dat hij het document herkent (RC, 80). Hij heeft zich van 1995 tot 2001 bezig gehouden met het opstellen van dergelijke documenten (RC, 90). Over de in de eerste kolom genoemde raketsystemen heeft hij aangegeven dat meerdere daarvan van Russische makelij zijn (RC, 82) en dat alle genoemde systemen wereldwijd nog in gebruik zijn (RC, 92). Gevraagd naar de laatste (gezwarte) kolom, ‘reaction’ antwoordde getu[E] dat in de tijd dat hij zelf dit soort checklists maakte in die kolom zo kort mogelijk stond beschreven welke reactie er moest volgen (RC, 80).
Getuige A, vanaf 1998 F-16 vlieger bij de KLu, heeft over dit document verklaard14. dat hij vermoedt dat het een checklist betreft die zij meekrijgen als zij op oorlog- en trainingsmissie gaan (RC, 84). Van de in de eerste kolom genoemde wapensystemen zijn volgens hem het overgrote deel nog steeds in gebruik. (RC, 86). Verder heeft getuige A verklaard dat informatie over wapensystemen als vermeld in kolom 1 wat Nederland betreft in de Tactical Reference Manuel (TRM) staat en is gerubriceerd als geheim (RC, 87).
Volgens getuige A is het in beginsel zo dat informatie over capaciteiten van raketsystemen en de reactie daarop van vliegers staan beschreven in de TOP F-16 en de 3-1 Advanced Employment Manuel en dat die informatie als secret is gerubriceerd (RC, 89).
Door de verdediging is over dit document nog naar voren gebracht dat de kans niet denkbeeldig is dat het hier gaat om zogenaamde ‘Standard Operating Procedures’ die voor iedere F-16 vlieger bekend zijn en welke tactieken ook voor een groot deel via openbare bronnen toegankelijk zijn.
Nog daargelaten de vraag welke informatie nu precies via die openbare bronnen kan worden verkregen, hoeft, anders dan de verdediging kennelijk meent, een dergelijke openbaarmaking niet te betekenen dat het belang tot geheimhouding aan de informatie is ontvallen. Dit kan onder meer worden opgemaakt uit het al eerder vermelde arrest van de Hoge Raad van 18 september 1989.
Daarnaast wijst de rechtbank naar de verklaring van getuige [E] hierover (RC 48–50).
Door hem is — samengevat — verklaard dat als de krijgsmacht na openbaarmaking van informatie een rubricering zou laten vallen, daarmee van overheidswege zou worden bevestigd dat de openbaar gemaakte informatie juist is. Hiermee zou een informatiepositie worden prijsgegeven, hetgeen kan raken aan de staatsveiligheid. Daarbij komt dat Nederland zich onder andere jegens de Verenigde Staten heeft verplicht om informatie over de F-16 geheim te houden en niet te delen. De rechtbank kan zich vinden in deze opvatting en sluit zich daarbij aan. Het door de verdediging ingebrachte rapport van de heer [F] maakt dat niet anders.
Een en ander in onderling verband en samenhang bezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat in voldoende mate kan worden vastgesteld dat het document SAM Threats informatie bevat over het actuele kennisniveau en de actuele operationele werkwijze van in het bijzonder de KLu en dat daarmee geheimhouding van die informatie in het belang van de Staat was geboden.
(2) TAD frequenties15.
De kop van dit document luidt ‘general procedures guide I’. Het is een overzicht van controlehandelingen vóór en na de start. Deze informatie is ongezwart. Op het document staat een aparte tabel met TAD nummers van 472 tot en met 499. De achter deze TAD nummers vermelde kolommen met de kop FREQ zijn gezwart.
De rechtbank begrijpt dat het gezwarte deel van dit document ziet op de daaronder staande radiofrequenties. Ook hierbij acht de rechtbank het, gelet op de aard van de informatie, niet zonder meer onaannemelijk dat er (wederom) in ieder geval bij de F-16 vlieger een belang is dat dit geheim blijft, zodat hij vrijelijk op de juiste radiofrequentie met de gewenste persoon kan communiceren zonder dat het risico bestaat dat er wordt mee- of afgeluisterd.
Het ambtsbericht (-8782)16., waarvan ook dit document een bijlage is, geeft aan dat het gaat om Tactical Air Designator (TAD) radiofrequenties in gebruik bij de NAVO. Het zijn volgens het ambtsbericht luchtverkeersradiofrequenties die door luchtmachtpiloten worden gebruikt voor communicatie met de grondleiding en met collega-piloten tijdens oefen- en gevechtsmissies. Het document met TAD Frequencies tabellen dat bij verdachte werd aangetroffen, draagt de rubricering ‘NATO Confidential’ hetgeen overeenkomt met ‘staatsgeheim confidentieel’. TAD Frequencies worden als staatsgeheim aangemerkt, zo besluit het ambtsbericht, aangezien mogelijke opponenten anders zonder meer kunnen meeluisteren.
Door getuige A wordt het document als zodanig niet herkend. Hij herkent echter wel de TAD nummers en de frequenties. Hij heeft aangegeven dat hij daarmee goed bekend is en dat naar zijn oordeel de TAD nummers nooit zijn veranderd. Volgens hem zijn ook de bijbehorende frequenties ongewijzigd gebleven. Getuige A heeft verklaard dat hij dit zegt op grond van zijn jarenlange ervaring als jachtvlieger. Hem is ook nog gevraagd naar secure voice radio. Daarover heeft hij gezegd dat dat moet worden gezien als een extra anti-afluistermiddel (RC, 84).
Verder is door getuige A verklaard dat die frequenties volgens hem in NAVO verband standaard zijn, dat hij zich dat niet anders kan herinneren en dat hij ervan uitgaat dat deze informatie NATO confidentieel is (RC, 85).
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd om vast te stellen dat dat het materiaal betreft dat inzicht geeft in de operationele werkwijze van in het bijzonder de KLu, dat de gezwarte radiofrequenties nog steeds worden gebruikt en dat dit gebeurd binnen NAVO-verband. Dit betekent dat geheimhouding in het belang van de Staat en zijn bondgenoten geboden.
(3) Briefing F-16 Capabilities
Het betreft hier een document dat bestaat uit 28 slides.17.
Aan de boven- en onderzijde van elke slide staat ‘Nato secret’. Ook staat er op elke slide rechtsonder ‘1 oct 1997’. Slides 5 en 6 dragen de titel ‘APG-66 Radar’. Bij slide 5 zijn de twee regels onder de kopjes ‘Detection Range Low Level’ en ‘Detection Range Medium Level’ gezwart. Bij slide 6 zijn de vier regels onder het kopje ‘Limitations’ gezwart.
Ditzelfde is gebeurd bij slide 9, getiteld ‘RWR: ALR-69’. Op slide 10, ‘ECM: ALQ-131, is de eerste regel onder het kopje ‘Limitations’ gezwart.
Onder de titel ‘A/G weapons (2) van slide 14 is één van de drie regels gezwart. ‘Slide 17 draagt de titel ‘Upgrades (MLU)’ en onder het kopje ‘APG-66V2’ is de eerste van de vier regels gezwart. Slide 23 is getiteld ‘Tacticts A/A’ met het kopje ‘Radar search’ dat weer is onderverdeeld in ‘Low’ en ‘Medium’. De regels onder deze subkopjes zijn alle vier gezwart. ‘Air Threat’ staat er boven slide 25. De vier regels onder het kopje ‘No contacts’ zijn gezwart. De titel van slide 26 en 27 is ‘Position in package’. Hierop zijn bij slide 26 de vier regels onder het kopje ‘Limitations’ gezwart. De drie regels van slide 27 onder het kopje ‘Position’ zijn gezwart.
Uit dit document maakt de rechtbank op dat het informatie geeft over onder andere de mogelijkheden van het radarsysteem van de F-16 en de beperkingen die dat systeem heeft. Vooral ten aanzien van deze laatste informatie kan de rechtbank zich voorstellen dat dat interessant is voor potentiële vijanden en dat het bekend worden daarvan risico's oplevert voor de F-16 vlieger. In die zin is het niet zonder meer onaannemelijk dat er een belang bestaat tot geheimhouding van die informatie.
Uit het ambtsbericht (-4646)18. bij dit document volgt dat in deze briefing wordt stil gestaan bij de verschillende navigatie- en wapensystemen van de F-16 en met de beperkingen van deze systemen waarmee een jachtvlieger rekening dient te houden. De briefing is volgens het ambtsbericht ontleend aan een drietal gerubriceerde naslagwerken, te weten de TOP F-16, het ALQ-131 handboek en de F-16-1-1-34S handleiding.
De eerste twee zijn door de KLu gerubriceerd met Secret-Netherlands Eyes Only en de derde door de Amerikaanse overheid met Secret-releasable to F-16 (MLU) countries. In het geval dat niet-gerechtigden kennis nemen van de betreffende briefing kan ernstige schade worden toegebracht aan het belang van de Nederlandse Staat of zijn bondgenoten. Het openbaar worden of anderszins gecompromitteerd raken van gegevens in de briefing, brengt een groot operationeel risico met zich mee voor Defensie. Daarnaast, zo vervolgt het ambtsbericht, kan het gecompromitteerd raken van dergelijke informatie de Nederlandse Staat en bondgenoten die ook het F-16 gevechtsvliegtuig in gebruik hebben, ernstige schade berokkenen.
Getuige A heeft verklaard dat hij dit document heeft beoordeeld en dat hem specifiek was gevraagd te kijken naar de gerubriceerde delen. De gezwarte informatie is volgens zijn verklaring geverifieerd aan de hand van actuele handboeken, zoals ook vermeld in het ambtsbericht, en actuele algemene vliegerkennis. Deze handboeken waren allen actueel op het moment van de toetsing en volgens getuige A worden de handboeken jaarlijks bijgewerkt.
Over slide 5 heeft getuige A verteld dat met het APG-66 Radar vliegende voorwerpen kunnen worden gedetecteerd en dat onder de gezwarte delen het bereik wordt genoemd. De vijand zou met deze informatie zijn voordeel kunnen doen. Het tactisch game-plan wat wij met de F-16 uit gaan voeren, loopt dan gevaar, aldus getuige A. (RC, 45). Door getuige A is verklaard dat de Verenigde Staten dit systeem niet meer gebruiken, maar andere bondgenoten nog wel (RC, 46).
Over de ACM-ALQ-131 op slide 10 heeft getuige A verklaard dat dat een systeem is dat storingssignalen kan verzenden tegen sensoren die naar jou aan het kijken zijn en dat dit systeem nog steeds actueel aanwezig is op de F-16 in Nederland en bij bondgenoten (RC, 48). A/G weapons (slide 14) zijn bommen en granaten en onder het gezwarte deel wordt volgens getuige A een wapensysteem genoemd dat politiek gevoelig is (RC, 49).
Over de Tactics A/A (slide 23) wordt verklaard dat dat staat voor luchtgevecht en dat het gaat over het tactisch inzetten van de radar. Getuige A heeft verklaard dat die informatie afkomstig is uit het huidige handboek TOP F-16 (RC, 51). De aard van de informatie achter ‘No contacts’ (slide 23) betreft, aldus getuige A, welke tactieken worden toegepast om toch iets te doen als er niets wordt gezien op de radar. Het is informatie op basis van Nederlandse vliegerservaring en komt ook uit actuele kennis (RC, 52).
Getuige A heeft verder aangegeven dat de hele presentatie gezwart had moeten zijn, nu er ‘secret’ op staat (RC, 54). Over de hem getoonde ‘Pilot's Guide’ wordt door getuige A verklaard dat als daar bereiken in staan, dat fictieve bereiken betreffen. Hij heeft er verder over opgemerkt dat operationele mogelijkheden in deze guide niet worden getoetst en dat het moet worden gezien als een basishandleiding (RC, 16).
Voor zover de verdediging ten aanzien van dit document heeft aangevoerd dat de informatie merendeels aan openbare bronnen kan worden ontleend, wordt dat betoog verworpen.
De rechtbank doet dit op dezelfde gronden als vermeld in haar overweging bij de bespreking van de SAM-threats.
Al het voorgaande overziend, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze briefing informatie bevat waarvan geheimhouding was geboden in het belang van de Staat en zijn bondgenoten. De rubricering ‘Nato secret’ is daarvoor reeds een aanwijzing. Hierbij komt dat uit de verklaring van getuige A in voldoende mate naar voren is gekomen dat het hier gaat over informatie die inzicht gaf in het actuele kennisniveau en in de actuele operationele werkwijze van in het bijzonder de KLu.
(4) Briefing Air-Air weapons employment
Het gaat hier om een PowerPoint presentatie bestaande uit 73 slides19.. Een aantal slides heeft een onderschrift. Enkel in die onderschriften is gezwart. Het onderschrift bij de eerste slide luidt: ‘Slides are non-class, information will be up to secret.’ Bij slide 28 met de titel ‘AIM-120’ is het onderschrift volledig gezwart. Het onderschrift bij slide 41, getiteld, ‘AIM-120 gotcha's’ is deels gezwart. De onderschriften bij slides 46 en 47 met de titel ‘FCR use’ zijn nagenoeg volledig gezwart. Bij slide 49, ‘AIFF use’ is het onderschrift voor een deel gezwart. Dit geldt ook voor het onderschrift bij slide 51, ‘IDM use’.
Van de onderschriften bij slide 53, ‘radar presentations’ en slide 64, ‘Comm’ zijn de eerste van de twee regels gezwart. Bij slide 58 ‘Range definitions’ is het onderschrift vrijwel volledig gezwart.
De rechtbank maakt uit dit document op dat het gaat over het gebruik en de mogelijkheden van de luchtgevechtwapensystemen van een F-16. Naar zijn aard lijkt dit informatie waarvan een F-16 vlieger niet wil dat een tegenstander die kent. Minstgenomen het belang van de F-16 vlieger bij geheimhouding van die informatie komt de rechtbank daarom niet onaannemelijk voor. De hiervoor weergegeven opmerking bij de eerste slide wijst overigens ook in die richting.
Het ambtsbericht (-4647)20. geeft aan dat in deze briefing wordt ingegaan op de inzet van boordgeschut en de luchtdoelraketten van een F-16 tijdens luchtgevechtmissies. De briefing is ontleend aan de TOP-F-16 en de Royal Netherlands AF Tactics, techniques & procedures, 3-1 advances employment manual F-16. De TOP F-16 draagt de rubricering SECRET-NETHERLANDS EYES ONLY. Bij de Royal Netherlands AF tactics, techniques & procedures, 3-1 advanced employment manual F-16, is de vaststeller de Amerikaanse overheid, die de rubricering SECRET-UNITED STATES/NETHERLANDS EYES ONLY aan dit document heeft toegekend.
In het geval dat niet-gerechtigen kennis nemen van de betreffende briefing kan ernstige schade worden toegebracht aan het belang van de Nederlandse Staat of zijn bondgenoten. Het openbaar worden of anderszins gecompromitteerd raken van gegevens in de briefing, brengt een groot operationeel risico met zich mee voor Defensie. Daarnaast kan het gecompromitteerd raken van dergelijke informatie de Nederlandse Staat en bondgenoten die ook het F-16 gevechtsvliegtuig in gebruik hebben, ernstige schade berokkenen, zo besluit het ambtsbericht.
Over de zin ‘slides are non-class, information will be up to secret’ heeft getuige A verklaard dat met information wordt bedoeld de mondelinge en schriftelijke toelichting bij de slides (RC, 28). De slides zelf komen volgens getuige A niet voor rubricering in aanmerking (RC, 29). Gevraagd naar AIM-120 wordt door getuige A aangegeven dat dat een wapensysteem is dat nog in gebruik is en dat hij niets mag zeggen over hoe het systeem in elkaar zit en hoe het wordt gebruikt.
In de gezwarte blokken kan volgens hem dat soort informatie staan (RC, 30). Het is getuige A niet bekend dat er materiaal over dit systeem in open sources op internet is te vinden (RC, 31). De in het ambtsbericht genoemde handboeken zijn volgens getuige A nog steeds in gebruik en de informatie in die handboeken hebben de status ‘secret’ (RC, 33). Getuige A heeft verklaard dat de informatie in de gezwarte tekstblokken nog steeds relevant zijn als brondocument voor F-16 vliegers (RC, 36) en dat onderhavig document, dat waarschijnlijk stamt uit 2004 of 2006, informatie bevat die ook volgens de huidige rubricering conform de actuele handboeken gerubriceerd blijft (RC 39).
De verdediging heeft ook ten aanzien van dit document naar voren gebracht dat informatie is terug te vinden via openbare bronnen. De rechtbank zal aan dit verweer voorbij gaan onder verwijzing naar haar hiervoor opgenomen overweging.
Aan het document zelf, het ambtsbericht en bovendien de verklaring van getuige A ontleent de rechtbank de slotsom dat het ook hier een document betreft met informatie waarvan in het belang van de Staat en de bondgenoten geheimhouding was geboden. De informatie heeft betrekking op actuele operationele werkwijzen en is daarnaast afkomstig uit als ‘secret’ gerubriceerde handboeken, waaronder een Amerikaans handboek.
(5) Briefing 2v1 ACM
Deze briefing bestaat uit 29 slides21.. Op de derde slide met de kop ‘Classification’ staat vermeld ‘Nato secret’. Twee slides, met respectievelijk de kop ‘AIM-120 Deconfliction ROT’ en ‘AIM 9M Deconfliction ROT’ zijn volledig gezwart.
De rechtbank maakt uit het document op dat het ziet op de wijze van handelen bij een confrontatie tussen twee Nederlandse F-16 vliegers en één tegenstander. Mede afgaande op de titel van de gezwarte slides lijken deze te gaan over de wijze van gebruik van de beide wapensystemen in een dergelijke situatie. Van dit soort informatie acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat geheimhouding daarvan geboden is in het belang van in ieder geval beide F-16 vliegers.
In het ambtsbericht (-4648)22. valt te lezen dat in deze briefing wordt ingegaan op de te volgen procesdures en wijze van communicatie tijdens luchtgevechtmissies, waarbij twee Nederlandse jachtvliegers zich met met één enkele tegenstander geconfronteerd zien.
Deze briefing is ontleend aan de Royal Netherlands SF Tactics, techniques & procedures, 3-1 advanced employment manual F-16. De vaststeller van deze handleiding is de Amerikaanse overheid, die de rubricering SECRET-UNITED STATES/NETHERLANDS EYES ONLY aan dit document heeft toegekend.
In het geval dat niet-gerechtigen kennis nemen van de betreffende briefing kan ernstige schade worden toegebracht aan het belang van de Nederlandse Staat of zijn bondgenoten. Het openbaar worden of anderszins gecompromitteerd raken van gegevens in de briefing, brengt een groot operationeel risico met zich mee voor Defensie. Daarnaast kan, aldus nog steeds het ambtsbericht, het gecompromitteerd raken van dergelijke informatie de Nederlandse Staat en bondgenoten die ook het F-16 gevechtsvliegtuig in gebruik hebben, ernstige schade berokkenen.
Door getuige A is verklaard dat hij vermoedt dat de presentatie in 2005 of 2006 is gegeven. Over de classificatie ‘secret’ heeft hij gezegd dat deze eigenlijk op elke slide had moeten staan (RC, 72). In die briefing ging het over de AIM-120B versie die volgens getuige A nadien alleen softwarematig nog is gewijzigd. Aan de AIM-9M is niets veranderd (RC, 74). Getuige A heeft aangegeven dat in de gezwarte slides tactische handelingen staan beschreven die zien op een luchtgevecht van 2 tegen 1 (RC, 75). Omdat deze slides afkomstig waren uit het in het ambtbericht genoemde gerubriceerde handboek heeft getuige A deze in de presentatie gezwart. Het betrof volgens hem dus een formele toetsing (RC, 74).
Nu op basis van het voorgaande voldoende kan worden vastgesteld dat de gezwarte slides van onderhavig document afkomstig zijn uit een als ‘secret’ gerubriceerd Amerikaans handboek, dat de in die slides genoemde wapensysteem nog steeds in gebruik zijn en dat de slides informatie geven over de tactische handelingen bij een 2 tegen 1 luchtgevecht, is de rechtbank van oordeel dat het informatie betreft die inzicht geeft in actuele operationele werkwijzen. Geheimhouding daarvan was dan ook geboden in het belang van de Staat, de KLu in het bijzonder, en zijn bondgenoten.
(6) TOP MLU test
Het betreft hier een meerkeuzetest met de deels gezwarte titel ‘TOP MLU … TEST’, bestaande uit 20 vragen.23. Nagenoeg alle vragen en antwoorden zijn gezwart.
Nu het document nauwelijks leesbare tekst bevat, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om zich op basis daarvan een indruk te vormen over de aard van de informatie.
Uit het ambtsbericht (-4649)24. volgt dat met behulp van de meerkeuzetoets jachtvliegers worden getest op hun kennis van de capaciteiten van de MLU-versie van de F-16, in het bijzonder ten aanzien van luchtgevechtsmissies. Voornoemde meerkeuzetoets is ontleend aan de TOP F-16, die de rubricering SECRET-NETHERLANDS EYES ONLY draagt.
De gestelde vragen geven op zichzelf al veel gevoelige informatie prijs, maar het is daarenboven de combinatie van vraag en antwoord die maakt dat de inhoud van dit document in het geheel Stg. GEHEIM is.
In het geval dat niet-gerechtigen kennis nemen van de betreffende meerkeuzetoets kan volgens het ambtsbericht ernstige schade worden toegebracht aan het belang van de Nederlandse Staat of zijn bondgenoten. Het openbaar worden of anderszins gecompromitteerd raken van gegevens in de toets, brengt een groot operationeel risico met zich mee voor Defensie. Daarnaast kan het gecompromitteerd raken van dergelijke informatie de Nederlandse Staat en bondgenoten die ook het F-16 gevechtsvliegtuig in gebruik hebben, ernstige schade berokkenen, aldus het ambtsbericht.
Getuige A heeft verklaard dat het document was bedoeld voor het testen van kennis over de MLU2 en dat deze test werd afgelegd van 2002 tot begin 2006. Volgens hem zou het gerubriceerd moet worden als ‘secret’ indien de juiste antwoorden erbij staan. Omdat de antwoorden erbij stonden, werd het ook als zodanig gerubriceerd (RC, 76). Daarnaar gevraagd heeft getuige A bevestigd dat het bekendmaken van deze test met antwoorden een operationeel risico met zich brengt, voor Nederland en zijn bondgenoten (RC, 82).
Door getuige B, Hoofd Afdeling Jachtvliegtuig Operaties, is verklaard25. dat de Mid Life Update (MLU) een op zichzelf staand fenomeen is, maar dat er telkens updates aan het vliegtuig worden verricht, zowel sofware als hardwarematig (RC, 43). Getuige B heeft verder verklaard dat de informatie van een oudere update ook nu nog gevoelige informatie kan betreffen (RC, 45).
De rechtbank acht — anders de verdediging — het ambtsbericht in onderling verband en samenhang beschouwd met de verklaringen van getuige A en B een voldoende basis om te komen tot de beoordeling dat het onderhavige document informatie bevat waarvan geheimhouding in het belang van de Staat en de bondgenoten was geboden. Getuige A bevestigt de inhoud van het ambtsbericht, nu hij heeft verklaard dat de combinatie van vragen en de juiste antwoorden als ‘secret’ moet worden gerubriceerd en dat bekendmaking van die combinatie een operationeel risico meebrengt. Uit de verklaring van getuige B kan worden opgemaakt dat deze, volgens getuige A wat oudere, MLU test nog steeds gevoelige informatie kan bevatten.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het al hetgeen zij hiervoor heeft overwogen tot de slotsom dat alle in de tenlastelegging genoemde documenten informatie bevatten met een staatsgeheim karakter in de zin van artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht.
5.4.4. Overwegingen en conclusies met betrekking tot feit 1 primair
De voorbereidingshandeling ontleent haar typische strafbaarheid aan de ernst van het feit, waarop het vaste, naar buiten tredende, voornemen van de dader is gericht. De criminele bedoeling van verdachte om tegen betaling van een aanzienlijk bedrag (staatsgeheime) documenten te verkopen aan een vertegenwoordiger van de Russische federatie is onmiskenbaar. Dit blijkt uit de wijze waarop hij uit eigen beweging contact heeft gezocht met deze attaché, de eerdere ontmoeting met deze persoon c.q. een collega op 24 januari 2011 in een hotel waarbij een informatiedrager (cd-rom) is overhandigd, de uitingen in de sms berichten aan en de antwoorden van deze attaché daarop in de aanloop naar 17 maart 2011 alsmede de waarnemingen op 17 maart 2011 van een gesprek met deze persoon.
Een en ander wordt gestaafd door de handgeschreven uitingen op een A4tje over wat tijdens dit gesprek kennelijk is besproken.
Immers, op dit papier staan vragen in de Engelse taal gesteld, die kunnen worden vertaald als: Hoe bent u daaraan gekomen? Waarom biedt u dit aan? Is dat slechts voor enkele documenten? Rechts bovenaan het papier staat een bedrag van 500.000 euro geschreven en onder genoemde vragen de term ‘value of reward’. Verder staan onderaan de vliegbases Volkel en Ramstein vermeld.
Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte een transactie aan het voorbereiden was om tegen betaling van een aanzienlijk bedrag documenten over te dragen aan deze attaché.
De verdachte beschikte ook over documenten die daartoe geschikt waren. Er mag daarbij (als feit van algemene bekendheid) van worden uitgegaan dat een vreemde mogendheid als de onderhavige slechts geïnteresseerd is in informatie die als staatsgeheim moet worden betiteld. Immers, veel informatie over de F-16 is via openbare bronnen te raadplegen en derhalve niet verkoopwaardig, zoals ook de verdediging omstandig heeft betoogd. Verdachte beschikte echter over staatsgeheime informatie die de vreemde mogendheid in kwestie kon interesseren en deze informatie was voor hem bereikbaar en toegankelijk.
Aan zijn vasthoudend voornemen om informatie in de vorm van documenten te verkopen doet niet af het antwoord op de vraag of verdachte op 17 maart 2011 al precies wist welke documenten hij wilde aanbieden aan deze attaché. Verdachte beschikte immers, zoals hierna ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal worden overwogen, na zijn ontslag en in strijd met de regels over een belangrijke hoeveelheid gevoelige gegevens op informatiedragers.
Het gaat er daarbij om of de aangetroffen informatiedragers en de aard en inhoud van daarop staande gegevens, zowel in de ogen van verdachte als die van de gemiddelde rechtsgenoot een instrumentele functie konden hebben voor de verwezenlijking van zijn doel. Dit was het geval, zoals uit het onderzoek ter zitting is gebleken. Zijn stelling dat hij zich in het geheel niet bewust was van het feit dat hij in het bezit was van dergelijke gevoelige documenten is in dit kader ongeloofwaardig, gelet op zijn kennelijke bedoelingen.
De verklaring van verdachte rond deze gehele gang van zaken, te weten dat de Russische attaché met hem contact zocht in verband met de oorzaak van een vliegtuigongeval tijdens een vliegshow in Radom (Polen) in augustus 2009 met een jachtvliegtuig van een ander land dan Rusland, te weten de Republiek Belarus (Wit-Rusland), is tegen de achtergrond van wat feitelijk is vastgesteld volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig en kennelijk bedoeld om zijn criminele handelen te bemantelen.
Verdachte had ten tijde van zijn vertrek bij de KLu en ook daarna — onder meer als gevolg van mislukte plannen voor een herontwikkeling van de voormalige vliegbasis Twenthe — een aanzienlijk bedrag aan schulden opgebouwd, zoals onder meer blijkt uit de verklaring van de [D]. Deze schulden werden steeds knellender en dreven verdachte kennelijk in het nauw. Verdachte heeft in het kader van een nieuwe vliegcarrière in Dubai en de mogelijkheid om met een in dit verband verkregen salarisvoorschot schulden af te lossen, zelfs een gefingeerd persoon (Marc Higgins) ten tonele gevoerd, zoals hij zelf ook ter terechtzitting heeft verklaard.
Wanneer deze tijdlijn wordt vergeleken met die van de telefonische contacten met een vertegenwoordiger van de Russische Federatie na 24 januari 2011, welke contacten telkens frequenter werden, is de samenval in momenten frappant. Hieruit blijkt dat verdachte, die inmiddels enige tonnen aan schulden had, nadat hij zijn schijnverhaal over Dubai niet meer op kon houden, een wanhopige poging doet om op korte termijn een fors geldbedrag te verwerven waarvan de hoogte in relatie staat tot zijn schulden.
5.4.5. Bewijsverweren met betrekking tot feiten 2 en 3
Opzet op ‘onder zich houden’
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet opzettelijk — ook niet in voorwaardelijke zin — documenten onder zich heeft gehouden waarvan hij wist dat deze staatsgeheime informatie zou betreffen. Daartoe is naar voren gebracht dat verdachte consistent heeft verklaard zich daarvan niet bewust te zijn geweest, dat hij in de veronderstelling was en mocht zijn dat de aan de [D] gegeven Apple I-Mac computer afdoende was geschoond en dat de MIVD hem nooit heeft verteld hoe hij met dat soort documenten moest omgaan.
De rechtbank onderschrijft dit betoog niet.
Zoals al eerder overwogen, wordt aan F-16 vliegers de hoogste gradatie van kennisneming van geheimhoudingsdocumenten toegekend. Dit brengt mee dat een jachtvlieger een zware eigen verantwoordelijkheid heeft bij de wijze waarop met dergelijke documenten wordt omgegaan. Door verdachte is in dat verband ter terechtzitting verklaard dat dat met ‘common sense’ gebeurde. Ook heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat gerubriceerd materiaal, zoals F-16 handboeken, niet op een privécomputer mocht worden geplaatst. Verdachte was, ook naar zijn eigen verklaring, dus voldoende op de hoogte van de gevoeligheid van het materiaal waar hij mee omging.
Verdachte heeft bij zijn vertrek — tegen de regels — een aanzienlijke hoeveelheid materiaal meegenomen afkomstig uit zijn periode als F-16 vlieger. Gelet op de aard van dit materiaal waar naar hun aard vaak rubriceringen op van toepassing zijn en de wijze van opslag op verschillende gegevensdragers die tot zijn beschikking stonden, moet het er voor worden gehouden dat verdachte zich terdege bewust was van het feit dat hij (ook) staatsgeheime documenten onder zich had. Zijn verklaring dat hij zich hier niet van bewust was is ook ongeloofwaardig gelet op de criminele intentie die bij hem is vastgesteld bij voorbereidingen om kennelijk staatsgeheim materiaal te verkopen aan een buitenlandse mogendheid.
Voor zover de verdediging nog heeft betoogd dat niet kan worden gezegd dat verdachte in de ten laste gelegde periode informatiedragers bevattende staatsgeheimen onder zich heeft gehouden, omdat de Apple computers en de cd-rom in die periode niet meer in zijn bezit had, wordt ook dat verweer verworpen.
Voor het onder zich houden van informatiedragers is niet vereist dat de voorwerpen fysiek in het bezit zijn van de verdachte, voldoende is dat hij daarover feitelijk kon beschikken, zoals in deze zaak het geval is geweest. Van de Apple I-Mac heeft verdachte begin 2011 daadwerkelijk nog gebruik gemaakt, nadat hij deze aan [D] had geschonken.
De Apple MacBook had verdachte tijdelijk uitgeleend aan [C].
De cd-rom die in de opslagcontainer is aangetroffen, was nog steeds juridisch eigendom van de verdachte en het verhuisbedrijf K.H.Z. Int. Verhuizers of één van de andere schuldeisers van verdachte had (nog) geen conservatoir beslag op de goederen van de verdachte laten leggen.
Opzet op ‘verstrekken’
De verdediging heeft — anders het openbaar ministerie — betoogd dat het opzet moet zien op het verstrekken en zij heeft bestreden dat verdachte opzettelijk informatiedragers met daarop documenten met staatsgeheime informatie aan derden heeft verstrekt. Dit heeft zij met betrekking tot de [D] gedaan door — kort gezegd — aan te voeren dat het de intentie van verdachte was om een lege computer aan deze getuige te geven, dat hij deze naar beste weten heeft geschoond, dat de getuige ook geen vertrouwelijke bestanden heeft aangetroffen en dat de documenten kennelijk verborgen zaten.
Ten aanzien van de getuige [C] is aangevoerd dat eerst bij ambtsbericht van 8 november 2011 kenbaar wordt gemaakt dat ook op de Apple MacBook twee Word-documenten staan, terwijl die al op 12 juli 2011 is teruggegeven aan mevrouw [G].
Voor KHZ Movers — de rechtbank leest: K.H.Z. Int. Verhuizers — heeft volgens de verdediging te gelden dat verdachte het verhuisbedrijf niet eens kende, omdat de verhuizing is geregeld en begeleid door de heer [D].
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel ‘opzettelijk’ in artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht ziet op het verstrekken of ter beschikking stellen. Anders dan de verdediging komt de rechtbank echter tot de conclusie dat verdachte met het weggeven of uitlenen van zijn computers en het laten verhuizen van zijn huisraad met daarbij de nodige informatiedragers wist dat hij daarmee aan niet-gerechtigde[C] en K.H.Z. Int. Verhuizers, staatsgeheime informatie zou verstrekken.
Daartoe wordt overwogen dat, zoals hierboven reeds is vastgesteld, verdachte met opzet dergelijke informatie onder zich heeft gehouden en dat daaruit volgt dat verdachte in dezelfde opzetvariant die informatie aan de drie genoemde niet-gerechtigden heeft verstrekt. Daarbij wordt wederom in het bijzonder meegewogen de zware eigen verantwoordelijkheid die de rechtbank verdachte toedicht.
5.5. Overige bewijsmiddelen
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de tenlastelegging voorts acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
‘Ten aanzien van feit 1 primair
- —
een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011003806, gedateerd 28 februari 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [H] AD, p. 34:
‘Er zijn concrete aanwijzingen verkregen dat de heer [verdachte], geboren [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats], op of omstreeks 24 januari 2011 op een locatie in Den Haag informatie heeft overgedragen aan een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid. Er zijn concrete aanwijzingen dat de gegevens op cd zijn verstrekt. Aannemelijk is dat het hier handelt om staatsgeheime gegevens. De heer [verdachte] is een voormalig officier en F-16 piloot van de Koninklijke Luchtmacht en mede uit dien hoofde geboden staatsgeheime en vertrouwelijke gegevens geheim te houden.’
- —
een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011005020, gedateerd 17 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [ I ], AD, p. 150 :
‘Er is informatie verkregen dat op 17 maart 2011 om 13.30 uur een ontmoeting zal plaatsvinden bij De Dagvisser, Lelykade 26, Scheveningen tussen de heer [verdachte] en de vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid waarover reeds melding is gemaakt in het ambtsbericht van 28 februari 2011, DIS2011003806.’
- —
een proces-verbaal observeren d.d. 17 maart 2011, Brigade Speciale Beveiligings-opdrachten, afdeling observatie, KMAR, inhoudende — zakelijk weergegeven — de waarnemingen van verbalisanten 107, 118, 163 en 179, AD, p. 152 e.v.:
‘13.40 uur: aanvang observatie in de directe omgeving van Dr Lelykade 26 te 's‑Gravenhage alwaar De Dagvisser gevestigd is. Wij, 107 en 119, zagen een Mercedes Benz, voorzien van kenteken CD-[kenteken 1] geparkeerd staan op voormelde kade.
13.44 uur: Ik, 118, zag [verdachte] en een onbekende man (hierna: Man1) zitten aan een tafel in de Dagvisser.
13.46 uur: Ik, 118, zag [verdachte] druk in gesprek met Man1. Ik zag Man1 aantekeningen maken in een notitieblok.
13.49 uur: Ik, 118, zag Man1 het notitieblok schuiven in de richting van [verdachte]. Ik zag [verdachte] aantekeningen maken.
14.32 uur: Ik, 179 zag Man1 aantekeningen maken in het notitieblok.
14.45 uur: Ik, 179, zag [verdachte] een mobiele telefoon tonen aan Man1. Ik zag Man1 op het scherm van de mobiele telefoon kijken en aantekeningen maken op het notitieblok.
14.48 uur: Ik, 179, zag Man1 het notitieblok naar [verdachte] schuiven. Ik zag [verdachte] aantekeningen maken op het notitieblok. Ik zag dat [verdachte] tijdens het schrijven met Man1 sprak.
14.55 uur: Wij, 118 en 179, zagen Man1 het notitieblok in een zwarte leren map wegstoppen. Wij zagen [verdachte] en Man1 met in zijn hand de map, opstaan en weglopen richting de kassa.
14.58 uur: Ik, 118, zag [verdachte], de Dagvisser verlaten.
14.59 uur: Ik, 118, zag een onbekende man (hierna: Man2), contact maken met Man1.
15.00 uur: Ik, 118, zag Man1 en Man2 de Dagvisser verlaten en weglopen. Wij, 107 en 119, zagen Man2 in een Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 2], stappen en wegrijden.
15.03 uur: Wij, 118 en 163, zagen [verdachte] heen en weer lopen voor de ingang van de Dagvisser. Aanhouding [verdachte] door het team.
Noot: Ik, 118, zag tussen de tijdstippen 13.49 uur en 14.55 uur Man1 en [verdachte] eten en meerdere malen aantekeningen maken in het notitieblok.
15.35 uur: Einde observatie.’
- —
een proces-verbaal van aanhouding betreffende [militair attaché] d.d. 17 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], AD, p. 157 e.v.:
‘Op 17 maart 2011 omstreeks 15:00 uur op de Dr. Lelykade te Den Haag aangehouden op heterdaad als verdacht van het bemachtigen van staatsgeheimen, strafbaar gesteld bij art. 98c Sr: [militair attaché], geb. 13 maart 1968 te Kushka, Turkmenistan, nationaliteit: burger van Rusland, domicilie kiezend Andries Bickerweg 2, 2517 JP Den Haag.
Tijdens het overbrengen van de verdachte naar de plaats van verhoor bleek dat de verdachte in het bezit was van een document waaruit bleek dat hij een diplomatieke status had. Verdachte [militair attaché] overhandigden ons, verbalisanten, een visitekaartje met de tekst: Colonel [militair attaché], Defence, Military, Naval and Air Attaché to the Embassy of the Russian Federation in the Netherlands, Andries Bickerweg 2, 2517 JP The Hague, e-mail: [e-mailadres]@gmail.com, tel. [nummer 1], tel. [nummer 2], fax 070-[faxnummer].
Tijdens de fouillering bleek dat verdachte in het bezit was van een identiteitsbewijs geprivilegieerden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de statuscode AD. Door mij, verbalisant [verbalisant 1], is het aantreffen van dat ID-bewijs onverwijld telefonisch gemeld aan OvJ [officier van justitie] die de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelastte. Op 17 maart 2011 te 16.00 uur is de verdachte door ons, verbalisanten, in vrijheid gesteld.Omschrijving bevindingen:
De aanhouding vond plaats nadat een observatieteam had vastgesteld dat een persoon, mogelijk werkzaam voor een buitenlandse mogendheid, contact had in restaurant De Dagvisser, gevestigd Dr. Lelykade 26 te Den Haag, met een persoon, vermoedelijk [verdachte], voormalig F-16 piloot bij de Koninklijke Luchtmacht. Op enig moment werd waargenomen dat [verdachte] in gesprek was met eerder genoemde man en dat deze kennelijk aantekeningen maakte gedurende dit gesprek. Op grond van de waarnemingen werd door OvJ [officier van justitie], die voortdurend van alle waarnemingen op de hoogte werd gehouden, de aanhouding van beide mannen bevolen.
De man droeg zichtbaar een zwart lederen map met zich mee, die wij ten behoeve van het het onderzoek bij de aanhouding van de man uit diens handen in beslag hebben genomen.’
- —
een proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen schrijfmap [militair attaché], inhoudende — zakelijk weergegeven — het relaas van [verbalisant 3], AD, p. 186:
‘Op 18 maart 2011 heb ik, verbalisant [verbalisant 3], een onderzoek ingesteld naar de inhoud van deze schrijfmap. In de map trof ik onder meer de volgende goederen aan:
- —
een dubbelgevouwen velletje A4 papier met geschreven tekst;
- —
een rekening van het restaurant ‘De Dagvisser’ van 17 maart 2011, 14.51 uur met pinbon;
- —
2 visitekaartjes op naam van Colonel [militair attaché].’
- —
een geschrift, zijnde een factuur van Hotel La Ville ten name van de heer [verdachte], [geboorteplaats], voor zover inhoudende, AD, p. 208:
‘Hotel La Ville Den Haag, factuurdatum 23-1-2011, aankomst 23-1-2011, vertrek 24-1-2011, totaal betaald: (EUR) 81,95.’
- —
een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [verdachte], PD, p. 42 e.v.:
‘Ik vertel u dit verhaal omdat het te maken heeft met de ontmoetingen die ik heb gehad met een Russische man ergens in Den Haag. Hij vroeg mij eind januari 2011 naar Den Haag te komen en gaf aan waar wij elkaar zouden kunnen ontmoeten. Wij spraken af in de bar van het hotel La Ville. Bij deze ontmoeting heeft de Russische man mij een kaartje gegeven van het restaurant waar wij elkaar de volgende keer zouden ontmoeten. Ik heb hem een schijfje gegeven. Op 17 maart 2011 had ik een afspraak met deze Russische man en heb ik hem ontmoet in dat restaurant. Hij had een zwarte attaché map bij zich met daarin een blocnote. Ik heb de man verteld dat ik vloog vanaf de vliegbasis Volkel.’
- —
een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [verdachte], PD, p. 53 e.v., zakelijk weergegeven:
‘U toont mij een inbeslaggenomen A4. Het rechtergedeelte herken ik. Op dit gedeelte staat onder meer mijn emailadres, Volkel en Ramstein. Ik heb dit zelf op het formulier geschreven. U vraagt mij wat ‘Volkel EHVK’ betekent. Volkel is de vliegbasis bij Eindhoven en EHVK betekent de vliegbasis in Volkel. U vraagt mij wat ‘Ramstein ETAR’ betekent. Ramstein is de plaats waar een luchtvaartcrash heeft plaatsgevonden. ETAR is de vliegafkorting voor Ramstein.
U zegt mij dat u de printlijsten heeft van mijn GSM en dat daarop de telefoonnummers van de Russische Federatie voorkomen. Van de Russische man heb ik een telefoonnummer gekregen waarop ik hem kon bellen. In mijn telefoon heb ik twee contactnummers staan onder AM1 en AM2. U toont mij een kopie van een rekening van Hotel La Ville. In dit hotel heb ik verbleven toen ik met die Russische man een afspraak had in Den Haag. Ik heb daarna nog in de lobby van het hotel zitten wachten op een telefoontje van die man. Hij heeft mij toen in de namiddag nog gebeld.’
- —
een geschrift, zijnde een afschrift van een A4-tje met daarop handgeschreven tekst in het Engels en Cyrillisch, AD, p. 87:
- —
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2011, inhoudende zakelijk weergegeven — het relaas van [verbalisant 3], AD, p. 824 e.v.:
‘Na de aanhouding en overbrenging van verdachte [verdachte] werd op 17 maart 2011 uit zijn fouillering onder andere een GSM van het merk Blackberry, type 9000 aangetroffen.
[digitaal rechercheur], digitaal rechercheur bij de Rijksrecherche, heeft op 21 maart 2011 een onderzoek ingesteld naar de telefoon. Uit het onderzoek van dit toestel is gebleken dat als eigen nummer 06-[nummer verdachte] in het toestel in de contactenlijst is opgenomen. Dit telefoonnummer is het nummer dat bij de verdachte [verdachte] in gebruik was. In het toestel waren diverse contacten opgenomen, waaronder:
Naam: AM
Werk: +31[nummer 1 AM]
Werk: +31[nummer 2 AM]
Naam: AM2
Werk: +31[nummer AM2]
Uit de informatie van Blue View is gebleken dat het telefoonnummer 06-[nummer 1 AM] voorkomt als mobiel nummer van [J], geboren [geboortedatum]-1966 te Gorkiy (Rusland). Het nummer [nummer 1] is afgegeven aan de Ambassade van de Russische Federatie, Andries Bickerweg 2, 2517 JP Den Haag en het nummer 06-[nummer AM2] heeft geen tenaamstelling.
Uit de SMS berichten kan worden afgeleid dat in ieder geval vanaf 28 februari 2011 vanaf het toestel meerdere SMS berichten waren gezonden naar de nummers 06-[nummer AM2] en 06-[nummer 1 AM], zijnde de nummers behorend bij de contacten AM en AM2.
Op 28 februari 2011 te 09.35.14 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[ nummer 1 AM] (Am) met het bericht: ‘Need HeL’.
Op 28 februari 2011 te 09.35.30 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[ nummer 1 AM] (Am) met het bericht: ‘Need Help today!’.
Op 28 februari 2011 te 09.48.19 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht ontvangen van telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht: ‘J do not want to meet without nothing. I wil soon find you by all means’.
Op 28 februari 2011 te 09.50.12 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht: ‘Please trust me, get me out I have a plan, a good plan’.
Op 2 maart 2011 te 10.34.34 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht: ‘Need help, can we meet today? Time is realy critical now’.
Op 11 maart 2011 te 09.24.59 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte], een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht: ‘Need your help today or all is lost. Please do something!’.
Op 15 maart 2011 te 13.48.29 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte],
een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht: ‘Can meet in restaurant today?’.
Op 16 maart 2011 te 17.10.39 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte],
een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[ nummer 1 AM] (Am) met het bericht:
‘Can we please meet today or tomorrow, need to see you.’
Op 16 maart 2011 te 17.29.55 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte],
een SMS bericht ontvangen van telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht:
‘Tomorrow at 13.30 at the entrans the restorant’.
Op 16 maart 2011 te 17.43.16 uur wordt met de Blackberry, telefoonnummer 06-[nummer verdachte],
een SMS bericht verzonden aan telefoonnummer +31[nummer AM2] (Am2) met het bericht:
‘Super! See you tomorrow’.
Uit de door Vodafone verstrekte historische verkeersgegevens blijkt dat [verdachte] met het telefoonnummer 06-[nummer verdachte] op 29 december 2010:
- —
omstreeks 11.38 uur contact heeft gezocht met telefoonnummer 070-[nummer 6];
- —
omstreeks 11.42 uur contact heeft gezocht met telefoonnummer 070-[nummer 7];
- —
omstreeks 11.54 uur wederom contact zocht met telefoonnummer 070-[nummer 6];
- —
omstreeks 11.55 uur wederom contact zocht met telefoonnummer 070-[nummer 7];
- —
omstreeks 11.56 uur voor de derde keer contact zocht met telefoonnummer 070-[nummer 6].
Uit navraag bij het CIOT blijkt dat het telefoonnummer 070-[nummer 6] is afgegeven aan de Ambassade van de Russische Federatie, Laan van Meerdervoort 1 te Den Haag en het telefoonnummer 070-[nummer 7] is afgegeven aan de Ambassade van de Russische Federatie, Scheveningseweg 2 te Den Haag.
Uit de verstrekte gegevens blijkt verder dat [verdachte] met het telefoonnummer 06-[nummer verdachte] op 24 januari 2011 omstreeks 10.00 uur drie contact heeft gezocht met telefoonnummer [nummer 1].
Uit navraag bij het CIOT blijkt dat het telefoonnummer [nummer 1] is afgegeven aan de Ambassade van de Russische Federatie, Andries Bickerweg 1 te Den Haag.
Uit de verstrekte gegevens blijkt verder dat [verdachte] met telefoonnummer 06-[nummer verdachte] op 24 januari 2011 omstreeks 17.12 uur is gebeld via het telefoonnummer 06-[nummer AM2]. Een minuut later neemt [verdachte] contact op met dat telefoonnummer.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [verdachte] met telefoonnummer 06-[nummer verdachte] op 25 januari 2011 omstreeks 12.34 uur is gebeld via nummer 06-[nummer 1 AM]. Omstreeks 12.39 uur neemt [verdachte] contact op met dat nummer.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [verdachte] met nr. 06-[nummer verdachte] op 26 januari 2011 tussen 09.42 en 14.28 uur zes keer contact heeft gezocht met nummer 06-[nummer 1 AM].
Tussen 31 januari 2011 en 17 maart 2011, heeft [verdachte] met telefoonnummer 06-[nummer verdachte] nog 20 keer contact gezocht met nr. 06-[nummer AM2] en 8 keer met nummer 06-[nummer 1 AM]. Middels telefoonnummer 06-[nummer AM2] is in die periode 6 keer ingebeld op het telefoonnummer van [verdachte].’
- —
een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [D], AD, p. 454 e.v.:
‘[verdachte] woont tegenover ons. Ongeveer zes jaar geleden kregen wij een beter contact. In onze vriendschappelijke contacten waren wij regelmatig aan het brainstormen over het opzetten van zaken om veel geld te verdienen.
In die periode zat [verdachte] als vlieger op de vliegbasis Volkel en ik zat hier thuis met mijn eigen bedrijf. Ongeveer twee en half jaar geleden kwam [verdachte] met het verhaal dat er serieuze kansen kwamen omdat de vliegbasis Twente mogelijk weer open zou gaan. [verdachte] is gaan kijken hoe hij mee zou kunnen liften met de ontwikkeling van de oude vliegbasis Twente. Hij wilde hiervoor zelf een bedrijf oprichten voor activiteiten, maar ook wilde hij zich gaan verhuren als adviseur bij de exploitatie maatschappij van Vliegveld Twente (VTM). Bij de verdere uitwerking van de diverse plannen heeft [verdachte] hulp gezocht bij diverse personen. Eén hiervan was [K].
Verder was er een verhaal over het organiseren van zakenvluchten. [verdachte] had hierover contact met een bedrijf in Eindhoven. Dit speelde allemaal eind 2009 of begin 2010. In deze periode heeft hij Air4rs.com / ‘pilot for a day’ ontwikkeld. Ook heeft hij toen het bedrijfsplan ontwikkeld. Echter om een dergelijke constructie neer te zetten was ongeveer een miljoen euro aan investering nodig. Via [K] kreeg [verdachte] contact met het accountants-kantoor [accountantskantoor] uit Enschede. Nadat de banken niet wilden investeren kwam hij via dit accountantskantoor in contact met investeerder [L], een grote drukkerij hier in de regio. Via de zakenvluchtencontacten die [verdachte] had, had hij een link met de heer [M], een grote zakenman uit Rijssen. Hij is o.a. mede-eigenaar van Volker-Stevin. [M] zou tevens mede eigenaar zijn van het zakenvluchtenbedrijf in Eindhoven.
Alle contacten hebben uiteindelijk geresulteerd in een investering van [L] van € 50.000,- in het bedrijfsplan van [verdachte] rond augustus 2010. De afspraak was dat [L] vanaf januari 2011 in delen zou worden terugbetaald en dat hij een deel van het aandelenpakket zou verwerven van het bedrijf. In september 2010 kwam [verdachte] met het verhaal dat [M] het idee en het inmiddels opgerichte bedrijf AIR4RS.COM wilde gaan opkopen.
[accountantskantoor] wilden inmiddels wel wat bewijzen zien. Zij wilden onderbouwing van de verhalen van [verdachte]. [verdachte] heeft dit nooit kunnen aantonen. Er is toen enorme druk op hem uitgeoefend en dat heeft geresulteerd in een persoonlijke garantstelling voor de zakelijke vorderingen. Ik denk dat hij zich toen besefte dat hij in een situatie was gekomen waaruit hij zelf niet meer kon ontvluchten. Die maandag daarop, ik denk december 2010, werd hij in zijn huis aangetroffen door zijn inmiddels ex-vriendin [G]. Hij had teveel slaappillen geslikt. Hiervoor is hij enige tijd ook opgenomen geweest in een psychiatrische afdeling van het ziekenhuis.
In de periode dat hij in het ziekenhuis lag hebben we een bijeenkomst gehad in mijn huis met een aantal mensen. Wij spraken af dat ik hem zou helpen op basis van bewindvoering of op basis van een notariële volmacht. Via de notaris heb ik samen met [N] de volmacht verkregen om namens [verdachte] te kunnen handelen. Met toestemming van [verdachte] heb ik in zijn woning alle rondslingerende rekeningen en vorderingen bij elkaar gezocht. Hieruit bleek mij:
- —
dat de hypotheekverstrekker van zijn woning, de ABN-Amrobank, was gestart met een incassotraject in verband met achterstanden van de maandelijkse hypotheekbetaling. Zij wilden € 390.000,- ineens ontvangen of ze zouden overgaan tot directe verkoop van het huis;
- —
er een tweede hypotheek was van € 195.000,- voor de woning van [verdachte];
- —
er een vordering was van Defensie van ongeveer € 80.000,- in verband met het vroegtijdig uit dienst treden en hij moest dus zijn premies terugbetalen;
- —
er was een vordering van € 50.000,- van [L];
- —
er was een studieschuld van rond de € 100.000,-;
- —
er was een vordering van € 8.000,- van een website bouwer;
- —
er bleek opeens een vordering van € 15.000,- uit zijn eerste huwelijk;
- —
er waren vele kleinere schuldeisers van allerlei zaken.
Ondanks het grote bedrag wat [verdachte] aan schuld bleek te hebben, werd ik nog niet wanhopig. [verdachte] zou namelijk een voorschot krijgen, op basis van een contract van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Dit zou gaan om een bedrag van rond de € 300.000,-.
De insteek was om de openbare verkoop van de woning te voorkomen waardoor de openstaande vorderingen terug zou worden gebracht tot ongeveer € 450.000,-.
[verdachte] vertelde mij dat hij in Dubai ene Marc Higgins kende, een ex-collega van hem uit Engeland. Hij zou voor de VAE werken. Vanaf januari 2011 zou [verdachte] diverse malen vertrekken richting Dubai. In tijd van een maand zou hij al vier of vijf maal naar Dubai gegaan zijn. Hij zou tevens al € 75.000,- hebben gekregen als tegemoetkoming. Namens [verdachte] heb ik bij het verhuisbedrijf KHZ uit Alphen aan den Rijn een container besteld om de goederen uit zijn woning te verschepen naar Dubai.’
- —
een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [G], AD, p. 473 e.v.: [verdachte] heb ik 11 jaar geleden leren kennen. Hij wilde naar Amerika gaan om de opleiding tot F-16 piloot te gaan volgen. Toen hij naar Amerika vertrok is ons contact verbroken. In 2003 hebben wij elkaar weer ontmoet en nog in datzelfde jaar zijn wij gaan samenwonen. [verdachte] werkte toen als F-16 piloot op de vliegbasis Twente. Enkele maanden later werd hij en zijn squadron geplaatst op vliegbasis Volkel.
[verdachte] nam wel eens dvd's of cd-rom's mee naar huis. Daarop waren dan beelden van opnames te zien van zijn vluchten als F-16 piloot. [verdachte] vertelde dat de beelden afkomstig waren uit zijn cockpit of vanuit de cockpit van zijn collega's. Er is te horen dat hij overleg heeft met grondtroepen en dat hij wordt gebrieft over de locatie van het doel wat [verdachte] aan moet vallen. Even later is dan ook te zien dat er op de grond iets wordt gebombardeerd.
Ook had [verdachte] een stuk of 20–30 ordners en mappen thuis staan die hij NATO-mappen noemde. Grijze mappen met witte letters met als inhoud technische gegevens van de vliegtuigen, maar ook over verdedigings- en aanvalstactieken en strategieën.
[verdachte] had ook een groot aantal cassettebandjes thuis. [verdachte] heeft mij wel eens verteld dat op deze bandjes gevoelige informatie stond die hij eigenlijk niet in huis mocht hebben en dat het weer terug moest naar Volkel. Hij zei dat het bandjes waren met opnamen van briefings en debriefings, missies, uitzendingen, oefeningen. Al deze spullen hebben jarenlang in de kast gestaan in een kamer die wij als kantoor hadden ingericht.
Op 31 maart 2010 heeft [verdachte] ontslag genomen bij defensie. Daarna is hij fulltime bezig geweest met zijn plannen voor het vliegveld. Toen het duidelijk werd dat de plannen van [verdachte] om iets te beginnen op vliegveld Twente niet gingen lukken moest hij iets anders gaan doen. Intussen had hij ook grote schulden opgebouwd. Op een vrijdagavond in november 2010 werd [verdachte] door de gebroeders [L] en de accountant [accountantskantoor] in de persoon van [H] zwaar onder druk gezet om nu eindelijk eens met concrete bewijzen te komen voor datgene dat [verdachte] hen al heel de tijd toezegde.
- —
een geschrift, zijnde een emailbericht van [L] aan [verdachte], verzonden op 10 maart 2011 te 18: 24 uur, voor zover inhoudende, AD, p. 372 e.v.:
‘Afzenderadres: [L]
Geadresseerde: [verdachte]@gmail.com
Cc adres: [C], [O], [D], [P], [Q] [H], [R]
Onderwerp: Niet vergeten…
Dag [verdachte],
Niets van ons horen betekent allerminst dat we zijn vergeten. Telkens weer stel ik me de vraag hoe jij je moet voelen na de manier waarop je mensen heb opgelicht. Op afstand en met geduld wil ik je laten weten dat ik, hoeveel tijd en energie het me ook gaat kosten, ooit mijn geld (met rente) van je terug wil hebben. Excuses of spijt is kennelijk een onbekend begrip voor jou. Het maakt de zaak nog triester dan het al is. Een deel van mijn tijd zal ik gebruiken om de onderste steen boven te krijgen. Daarbij kan ik rekenen op hulp van professionals die je financiële handel en wandel traceren om er voor te zorgen dat je niet zult ontsnappen aan/nakomen van je betalingsverplichtingen. Als het onderzoek daartoe gereed is, zal ik alle betrokkenen met naam en toenaam noemen. Als het nodig is eisen we als ernstig gedupeerden de complete boekhouding middels beslaglegging.
Ten aanzien van feiten 1 primair, 2 en 3’
- —
een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 april 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [D], AD, p. 468 e.v.:
‘In de tweede week van januari 2011 heb ik de beschikking gekregen over de Apple I-Mac van [verdachte]. Daarna is [verdachte] nog een aantal malen in Enschede geweest en heeft de I-Mac toen bij mij opgehaald en thuis weer gebruikt. Dit was steeds voor een paar dagen. De laatste keer dat [verdachte] mij de I-Mac teruggaf is begin februari 2011 geweest. De I-Mac heb ik gekregen van [verdachte].’
- —
een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [C], AD, p. 442 e.v.:
‘De laptop van [verdachte] ligt ongeveer vijf maanden bij mij in de kast. Ik had de laptop geleend en daarna is deze blijven liggen.’
- —
een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, AD, p. 461:
‘Onder [D] is in beslag genomen een Apple I-Mac, 1103221231.IBN. De eigenaar van hetgeen in beslag genomen is [verdachte].’
- —
een proces-verbaal inbeslagname computers bij getuige [D] d.d. 28 maart 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — het relaas van verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6], AD, p. 463:
‘Op 22 maart 2011 hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], in diens woning te Enschede, de [D]. De getuige verklaarde dat hij twee computers van [verdachte] had gekregen, waaronder een Apple I-Mac. De getuige stelde beide computers ter beschikking en daarop namen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5], de computers in beslag.’
- —
een geschrift, zijnde een bewijs van ontvangst d.d. 18 maart 2011, referentie 1103182000.IBN, voor zover inhoudende, AD, p. 215:
‘[C], wonende te Amsterdam, verklaart op 18 maart 2011 te Amsterdam aan opsporingsambtenaar [verbalisant 5] van de Rijksrecherche te hebben afgegeven: 1 laptop, merk Apple MacBook, eigendom van [verdachte].’
- —
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 7], AD, p. 871 e.v.:
‘Op 30 maart 2011 is de container met daarin het huisraad van de verdachte [verdachte] door het verhuisbedrijf K.H.Z. Int. Verhuizers, gevestigd in Alphen aan den Rijn, vanuit de haven van Jebel Ali (Verenigde Arabische Emiraten) retour gezonden naar de haven van Rotterdam. Op 2 mei 2011 hebben wij, verbalisanten, deze container bij de douaneloods te Rotterdam in beslag genomen. Nadat de zegels waren verbroken, werd de container geopend en zagen wij dat alle goederen waren verpakt in karton en/of kartonnen dozen.
Diverse mappen met documenten troffen wij in de container aan die waren te relateren aan de luchtmacht en mogelijk staatsgeheimen bevatten. Tevens troffen wij diverse digitale gegevensdragers aan, waaronder vele DVD's en CD's, die mogelijk staatsgeheimen bevatten. Wij hebben de aangetroffen goederen die van belang waren voor het onderzoek voorzien van een apart inbeslagname nummer. De overige goederen zijn teruggeplaatst in de container. De inbeslaggenomen container is na te zijn onderzocht weer ter beschikking gesteld aan K.H.Z. Int. Verhuizers.
Op 4 mei 2011 is door personeel van de MIVD in het kantoor van de Rijksrecherche een globaal onderzoek gedaan naar de inbeslaggenomen DVD's, floppy disks en videobandjes die vanuit de container in beslag zijn genomen. De gegevensdragers die volgens hen mogelijk staatsgeheime informatie bevatten zijn aan de MIVD ter beschikking gesteld voor nader onderzoek.’
- —
een geschrift, zijnde een afbeelding van een cd-rom van het merk Fuijfilm, referentie C.50.04.02, D, p. 1247.
- —
een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011011850, gedateerd 26 juli 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [S], AD, p. 1316 e.v.:
‘Onder de bezittingen van dhr. [verdachte] aangetroffen in een transportcontainer afkomstig uit de Verenigde Arabische Emiraten bevond zich onder meer een cd-rom (kenmerk IBN C.50.04.02) met daarin onder andere 16 documenten, waarvan 11 briefings opgemaakt en opgeslagen als Power Point presentaties. Daaronder zijn:
- —
1 briefing aangeduid als NATO restricted;
- —
4 briefings met rubricering NATO confidential;
- —
1 briefing bevattende gegevens met de rubricering NATO secret;
- —
1 briefing bevattende gegevens met de rubricering NATO secret, waarvan twee presentatiedia's de rubricering Secret-Rel Netherlands dragen;
- —
1 briefing bevattende gegevens met de rubricering Secret — Dutch eyes only.
De precieze inhoud van genoemde briefings loopt qua mate van vertrouwelijkheid en rubricering uiteen van procedures tijdens oefeningen die aangemerkt zijn als Intern Gebruik Defensie tot en met operationele instructies ten aanzien van manoeuvres tijdens gevechtsmissies op het niveau van Stg. Confidentieel en technische uiteenzettingen met betrekking tot de capaciteiten van de F-16 op het niveau van Stg Geheim.
Bij het verlaten van de Koninklijke Luchtmacht had betrokkene voornoemde briefings moeten inleveren bij zijn eenheid. Betrokkene had genoemde documenten nimmer in privébezit mogen hebben. Door het in bezit houden van deze informatie en het vervolgens overdragen aan een transporteur en in het verlengde daarvan blootstellen aan compromittatie in het buitenland, heeft betrokkene de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van gerubriceerde defensiegegevens overtreden.’
- —
een geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011017755, gedateerd 8 november 2011, inhoudende — zakelijk weergegeven — de verklaring van [S], AD, p. 1682:
‘Bij de bijlagen van het ambtsbericht van 1 juni 2011 gaat het respectievelijk om kopieën van een als ‘staatsgeheim geheim’ aangemerkt Word document inzake SAM THREATS en een kopie van een Word document waarin een tabel met TAD Frequencies voorkomt dat is aangemerkt als ‘staatsgeheim confidentieel’. Ontdaan van hun staatsgeheime elementen, werden kopieën van de genoemde Word documenten in het ambtsbericht van 1 juni 2011 ‘ter illustratie’, d.w.z. ‘ter verduidelijking’ van de lezer opgenomen.
Zowel de als bijlage verwerkte kopie van het SAM Threats document als de kopie van het document met de TAD Frequencies, zijn afkomstig van de in beslag genomen Apple IMac personal computer (1103221232.IBN). Daarop zijn de documenten terug te vinden via de folder ‘Desktop’ onder de subfolder:
- *
[verdachte]\F-16\CHECKLIST\Checklist Briefing Guides
En eveneens op de Apple Macbook laptop (11003182000.IBN), ook via de subfolder ‘Desktop’, onder genoemde subfolder.
Op beide locaties zijn de documenten terug te vinden onder de bestandsnamen: ‘Checklist briefings SamThreats.doc’ voor de SAM Threats en ‘Checklist General Procedures 1.doc’ voor de TAD Frequencies.’’
5.6. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart — met herstel van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging, te weten: ‘K.H.Z. Int. Verhuizers’ in de plaats van ‘KHZ Movers’, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad — bewezen dat:
- 1.
(primair)
hij in de periode van 1 oktober 2010 tot en met 17 maart 2011 te Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten,
ter voorbereiding van het misdrijf van het verstrekken van een staatsgeheim aan een buitenlandse mogendheid, zoals omschreven in artikel 98a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk informatiedragers (computers en een cd-rom) die bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
- 2.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 17 maart 2011 te Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in de Verenigde Arabische Emiraten,
opzettelijk inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de staat en of van zijn bondgenoten werd geboden en voorwerpen waaraan zodanige inlichtingen konden worden ontleend, te weten:
- —
computers bevattende documenten (checklist(s)) ter zake de vermelding:
SAM Threats en/of
TAD Frequencies;
en
- —
een cd-rom bevattende
- o.
documenten (briefings) ter zake de vermelding:
F-16 Capabilities en
Air-air weapons employment en
2v1 ACM (contract & comm.);
en
- o.
een document (meerkeuzetoets) ter zake de vermelding:
TOP MLU
zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich heeft gehouden;
- 3.
hij in de periode van 1 april 2010 tot en met 17 maart 2011 te Enschede en/of Amsterdam en/of elders in Nederland,
inlichtingen en/of gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat en/of van zijn bondgenoten werd geboden en voorwerpen waaraan zodanige inlichtingen konden worden ontleend, te weten:
- —
computers bevattende documenten (checklist(s)) ter zake de vermelding:
SAM Threats en
TAD Frequencies;
en
- —
een cd-rom bevattende
- o.
documenten (briefings) ter zake de vermelding:
F-16 Capabilities en
Air-air weapons employment en
2v1 ACM (contract & comm.);
en
- o.
een document (meerkeuzetoets) ter zake de vermelding:
TOP MLU
opzettelijk ter beschikking heeft gesteld van tot kennisneming daarvan niet gerechtigde personen en/of lichamen, te weten [C] en [D] en/of (medewerkers van) verhuisbedrijf K.H.Z. Int. Verhuizers,
terwijl hij, verdachte, wist dat het zodanige inlichtingen en/of gegevens en/of voorwerpen betrof
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft een beroep gedaan op de ongeschreven, in de jurisprudentie aanvaarde, schulduitsluitingsgrond AVAS (Afwezigheid Van Alle Schuld). Op deze grond moet verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging aldus de verdediging. Daartoe is onder meer aangevoerd dat verdachte ten tijde van het in bezit krijgen van de documenten in de veronderstelling kon verkeren dat dit geoorloofd was dan wel dat hij omtrent de verkrijging daarvan verontschuldigbaar heeft gedwaald, afgaande op een advies of instructie van zijn toenmalige instructeurs.
Dit verweer faalt reeds, omdat het verweer geen betrekking heeft op de tenlastelegde feiten. Aan verdachte is immers niet tenlastegelegd dat hij de documenten ten tijde van de verkrijging daarvan, dat wil zeggen vóór zijn ontslag op 1 april 2010, niet in bezit had mogen hebben, doch dat hij na beëindiging van zijn dienstverband bij de luchtmacht beschikte over documenten die hij, mede in het licht van het inmiddels verscherpte beveiligingsbeleid, niet onder zich had mogen houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van 28 juni 2011 van klinisch psycholoog dr. R.A.R. Bullens die verdachte heeft onderzocht. Hierin concludeert dr. Bullens dat bij verdachte geen sprake blijkt te zijn van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, noch van een ziekelijke stoornis. Het rapport bevat evenwel geen uitspraak over de mate van toerekeningsvatbaarheid met betrekking tot het ten laste gelegde, noch over het eventuele recidiverisico, aangezien betrokkene een ontkennende verdachte is.
Dit betekent dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Verdachte is strafbaar, nu er overigens evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1. De vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2. Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt, heeft de verdediging bepleit dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte als luchtmachtmilitair dertien jaar voor de Nederlandse Staat en zijn bondgenoten heeft klaargestaan en in zijn diensttijd in Afghanistan als F-16 vlieger mensenlevens heeft gered.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is een periode van dertien jaar als beroepsmilitair werkzaam geweest bij de Koninklijke Luchtmacht, laatstelijk als F-16 vlieger met gevechtservaring in Afghanistan.
In die functie, waaraan de hoogste gradatie van kennisneming van geheimhoudingsdocumenten is toegekend, kwam hij in aanraking met staatsgeheime informatie over de F-16.
Die informatie had onder meer betrekking op afgeschermde radiofrequenties, tactische handelingen in gevechtssituaties en gedetailleerde eigenschappen van het jachtvliegtuig.
Het belang van absolute geheimhouding van deze informatie, onder meer vanuit militair-operationeel oogpunt en in verband met de actuele informatiepositie van de staat en zijn bondgenoten, was hem dus als geen ander bekend.
Verdachte was als jachtvlieger ook op de hoogte van de specifieke voorschriften en procedures binnen de luchtmacht voor tot het omgaan met staatsgeheimen. Toch heeft hij, in strijd met deze regels, geheime informatie onder zich gehouden, ook nadat de praktijk ten aanzien van het omgaan met staatsgeheimen binnen de luchtmacht was aangescherpt en hij zijn F-16 loopbaan per 1 april 2010 had beëindigd.
Door twee van zijn computers, waarop bestanden met geheime informatie is aangetroffen, aan bekenden af te staan en door een gegevensdrager in een opslagcontainer naar de Verenigde Arabische Emiraten te (doen) verschepen, heeft hij zich tevens schuldig gemaakt aan het ter beschikking stellen van die informatie aan niet-gerechtigden.
Het aldus ontstane en reëel gebleken risico dat geheime informatie in handen van onbevoegde derden zou kunnen vallen, heeft de veiligheidsbelangen van de Staat en zijn bondgenoten onmiskenbaar geschaad.
Bovendien heeft verdachte uit geldelijk gewin, namelijk ter leniging van zijn financiële nood, een vertegenwoordiger van een buitenlandse mogendheid benaderd om te bezien of hij achtergehouden informatie over de F-16 kon verkopen. De rechtbank betrekt daarbij dat de in de informatie vermelde vijandelijke wapensystemen die tegen de F-16 kunnen worden ingezet, voor een belangrijk deel juist in dit land — Rusland — zijn (of worden) geproduceerd. Verdachte moet zich dit als voormalig luchtmachtofficier hebben beseft. Aldus heeft verdachte bewust zijn persoonlijk belang laten prevaleren boven de veiligheidsbelangen van de Staat en zijn bondgenoten, de militair-operationele risico's in missiegebieden daaronder begrepen. In zoverre heeft hij ook het vertrouwen van zijn collega-jachtvliegers geschonden.
Aan de ernst van het feit draagt bij dat het initiatief tot de regelmatige contacten met de Russische ambassade blijkens de sms- en belgegevens steeds van verdachte is uitgegaan, waarbij hij zich kennelijk niet heeft laten weerhouden door de aanvankelijk afhoudende reacties van zijn contactpersoon aldaar. Verdachte heeft zijn voornemen niet eenmalig, maar gedurende een periode van een aantal maanden geprobeerd te verwezenlijken.
Meer in het algemeen heeft verdachte zich bereid getoond tot het prijsgeven van geheime informatie aan een buitenlandse mogendheid, een gegeven dat hem mogelijk ook in de toekomst kwetsbaar en chantabel had gemaakt, mede gelet op de door hem beoogde loopbaan als F-16 vlieger in de Verenigde Arabische Emiraten.
De rechtbank rekent verdachte alle hiervoor bedoelde omstandigheden zwaar aan.
Hieraan doet niet af dat verdachte zich geruime tijd voor de Nederlandse Staat en zijn bondgenoten heeft ingezet, nu hij juist die veiligheidsbelangen die hem destijds als F-16 vlieger waren toevertrouwd, met zijn handelwijze heeft geschaad.
Uit de conclusie van genoemd rapport van psycholoog Bullens volgt dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Bij de bepaling van de strafduur heeft de rechtbank gelet op de wettelijke strafmaxima van de bewezenverklaarde feiten. Het wettelijk strafmaximum ten aanzien van voorbereiding van het openbaar maken/verstrekken van staatsgeheimen is op grond van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 98a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar en zes maanden.
Gelet op de samenloopbepaling van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht kan voor de bewezenverklaarde feiten gezamenlijk een gevangenisstraf van maximaal 10 jaar worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan het openbaar ministerie, acht zij een gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden. Daarmee legt de rechtbank, technisch gezien, een zwaardere straf op dan is gevorderd.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 57, 98 en 98a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij aangepaste omschrijving van de tenlastelegging onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij aangepaste omschrijving van de tenlastelegging onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
- —
voorbereiding van het openbaar maken of verstrekken van een staatsgeheim aan een buitenlandse mogendheid;
ten aanzien van feit 2:
- —
opzettelijk een inlichting of gegevens als bedoeld in artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht, zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich houden;
ten aanzien van feit 3:
- —
een inlichting of gegevens, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of zijn bondgenoten wordt geboden, of een voorwerp waaraan een zodanige inlichting kan worden ontleend, opzettelijk ter beschikking stellen van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon, terwijl hij weet dat het een zodanige inlichting of zodanige gegevens of zodanig voorwerp betreft, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Milius, voorzitter,
mrs V.F. Milders en M.L. Harmsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2011.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑12‑2011
Proces-verbaal van verhoor van getuige [E] d.d. 13 april 2011, AD, p. 658.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [T] d.d. 13 mei 2011, AD, p. 764, proces-verbaal van verhoor van getuige A bij de rechter-commissaris d.d. 15 november 2011, alineanr. 80
Proces-verbaal van verhoor van getuige [T] d.d. 13 mei 2011, AD, p. 764.
Proces-verbaal van verhoor van getuige B bij de rechter-commissaris d.d. 16 november 2011, alineanrs. 38 en 39.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting, afgelegd op 28 november 2011.
UB-RM, AD, p. 662 e.v.
AD, p. 1373.
AD, p. 1413.
Geschrift, zijnde een document getiteld ‘Checklist briefings SamThreats.doc’, AD, p. 1150.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011008782, gedateerd 1 juni 2011, AD, p. 1148 e.v.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [E] bij de rechter-commissaris d.d. 26 oktober 2011. Waar hierna wordt verwezen naar de verklaring van getuige [E], wordt het verhoor aangeduid als RC, gevolgd door het betreffende alineanummer.
Proces-verbaal van verhoor van getuige A bij de rechter-commissaris d.d. 15 november 2011. Waar hierna wordt verwezen naar de verklaring van getuige A, wordt het verhoor aangeduid als RC, gevolgd door het betreffende alineanummer.
Geschrift, aangeduid als ‘Document bevattende TAD Frequencies’, AD, p. 1152.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011008782, gedateerd 1 juni 2011, AD, p. 1148 e.v.
Geschrift, zijnde een PowerPoint-presentatie, AD, p. 1426 e.v.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011014646, gedateerd 26 september 2011, AD, p. 1424 e.v.
Geschrift, AD, p. 1434 e.v.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011014647, gedateerd 26 september 2011, AD, p. 1432 e.v.
Geschrift, zijnde een PowerPoint-presentatie, AD, p. 1511 e.v.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011014648, gedateerd 26 september 2011, AD, p. 1509 e.v.
Geschrift, zijnde een als Wordbestand opgeslagen formulier getiteld ‘TOP MLU test’, AD, p. 1520 e.v.
Geschrift, zijnde een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, referentie DIS2011014649, gedateerd 26 september 2011, AD, p. 1518 e.v.
Proces-verbaal van verhoor van getuige B bij de rechter-commissaris d.d. 16 november 2011.Waar hierna wordt verwezen naar de verklaring van getuige B, wordt het verhoor aangeduid als RC, gevolgd door het betreffende alineanummer.