Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.5.2.2
II.5.2.2 Pay-through securitisation
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS353993:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierna: § II.10.
In de VS worden pay-throughs ook wel vormgegeven als ‘certificates’ uitgegeven door een trust. De certificate belichaamt, evenals een ‘pass-through certificate’, een ‘beneficial ownership interest’ in het trustvermogen.
Niettemin wordt in de Nederlandse RMBS-praktijk vaak gesproken van ‘passthroughs’. Deze aanduiding is echter minder juist, zie hierna: noot 215.
Aldus: Joosen & Van ‘t Westeinde 2002, p. 20.
Zie nr. 81.
In dat opzicht vertonen amortizing pay-throughs enige gelijkenis met passthroughs die naar hun aard de looptijden en vervaldagen van de onderliggende vorderingen volgen.
Men spreekt van een revolving pool of assets. Indien daarentegen geen herbelegging plaatsvindt en de geëffectiseerde vorderingenportefeuille derhalve een statisch en amortiserend karakter heeft, spreekt men van een self-liquidating of fixed pool of assets. Een ‘liquidating pool’ zal veelal bestaan uit vorderingen met een middellange tot lange looptijd, zoals vorderingen uit autofinancieringen en hypothecaire kredietverlening.
Zie nr. 247, alsmede Moody’s Investors Service, International Structured Finance, Moody’s approach to rating consumer loan ABS transactions, July 2011, p. 4.
In verband hiermee wordt de revolving period ook wel de interest only period of non-amortization period genoemd.
Bij credit card securitisations komt het voor dat de bedragen die niet nodig zijn om aflossingen op de ABS mee te verrichten, mogen worden herbelegd in nieuw aan te kopen vorderingen.
Zie o.a.: Fitch Ratings, Structured Finance, Global credit card ABS rating criteria, June 2011, p. 29-30; Fitch Ratings, Structured Finance, U.S. credit card ABS rating criteria, March 2008, p. 12 e.v.; Moody’s Investors Service, Structured Finance, Moody’s approach to rating credit card receivables-backed securities, April 2007, p. 2 en Fitch IBCA, Structured Finance, ABCs of credit card ABS, July 1998.
Dit betreft de gemiddelde termijn waarbinnen schuldenaren betalen.
Zie Helman 1991, p. 81-82 en vgl. § III.3.4.2.
Overigens zij opgemerkt dat ook bij de uitgifte van pass-throughs een bepaalde mate van tranchering kan worden toegepast met het oog op het bieden van credit enhancement (zie § III.4.2.3.3).
En daarmee tot een grotere mate van zekerheid dat onder verschillende marktomstandigheden met succes een uitgifte van ABS kan plaatsvinden.
Zie Rosenthal & Ocampo 1988, p. 55, in het bijzonder noot 17.
Zie hierna: § II.5.4.
Mocht de A-klasse reeds voor de bedoelde datum volledig zijn afgelost, dan houdt het SPV de van schuldenaren ontvangen aflossingen van hun hypotheekschulden aan op een transactierekening (soms aangeduid als de ‘Redemption Account’). Afhankelijk van de rente die op deze transactierekening wordt vergoed, kan het zijn dat het SPV op deze gelden minder rente ontvangt dan de rente die onder de nog uitstaande obligaties verschuldigd is (‘negative carry’). Dit herbeleggingsrisico kan mogelijk worden ondervangen met behulp van en rente-swap die het SPV met een derde (mogelijk de originator) aangaat.
Met dien verstande dat de doorbetaling niet maandelijks geschiedt, maar bijvoorbeeld kwartaallijks en op ‘sequential pay’-basis. Het gegeven dat ontvangen hoofdsom (incl. vervroegde aflossingen) aan de investeerders wordt doorbetaald in de omvang waarin zij door het SPV is ontvangen (afgezien van de mogelijkheid van substitutie van vorderingen), heeft de markt ertoe gebracht om ook in dit geval van ‘pass-throughs’ te spreken. Het feit dat de ontvangen hoofdsom en rente niet in ongewijzigde vorm worden doorbetaald, brengt echter met zich dat het beter is te spreken van ‘pay-throughs’.
Indien de vervroegde aflossingen de bandbreedte overstijgen, zal het SPV op grond van een zogeheten ‘interperiod call provision’ bevoegd zijn om de effecten gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Zie ook hierna: nr. 282 onder (iii).
De achterstelling leidt ertoe dat in geval van buitensporige kredietverliezen de investeerders in de achtergestelde effectenklassen mogelijk geen of geen volledige betaling van hoofdsom en rente ontvangen.
Het betreft een vorm van ‘credit enhancement’ van het SPV, zie hierna: § III.4.2.3.3. Opgemerkt zij dat ‘sequential pay’-effecten (‘sequentials’) niet zonder meer gelijkgesteld kunnen worden met effecten met een achterstelling. Het verschil wordt duidelijk in het geval het SPV in verzuim verkeert jegens de investeerders en de security trustee overgaat tot uitwinning van de zekerheden (zie hierna: § II.11.2). De sequentials die niet ook zijn achtergesteld bij een hoger gerangschikte effectenklasse delen pro rata in de opbrengsten van de zekerheden, terwijl de achtergestelde effecten eerst voldaan worden nadat de hoger gerangschikte effectenklasse (n) volledig uit de executieopbrengst zijn voldaan. Dit doet zich voor indien een of meer effectenklassen (A, B en C) verder zijn onderverdeeld in sub-klassen (bv. A1, A2, A3, B1, B2 en C). Buiten de situatie van uitwinning (‘enforcement’) worden de subklassen in volgorde van nummering afgelost (sequential pay); in geval van uitwinning van de zekerheden delen ze daarentegen binnen hun eigen klasse prorata mee in de opbrengsten (dus geen sequential pay). De B-klasse is echter in zijn geheel achtergesteld bij de A-klasse en de C-klasse bij de A- en B-klasse.
De juridische looptijd (‘legal maturity’) van de obligaties is in veel gevallen min of meer gelijk aan de contractuele (juridische) looptijd van de langstlopende vordering (en) in de onderliggende hypotheekportefeuille. Vaak is de juridische looptijd van de obligaties 1 of 2 jaar langer teneinde rekening te houden met de mogelijkheid dat hypotheekrechten moeten worden uitgewonnen. Bij wijze van voorbeeld: in geval van hypothecaire leningen met een contractuele looptijd van bijvoorbeeld 30 jaar zal aan de obligaties een juridische looptijd worden toegekend van 32 jaar. Indien substitutie is toegestaan, hetgeen gebruikelijk is, zal de juridische looptijd worden verlengd met de periode gedurende welke substitutie kan plaatsvinden (bv. 3 jaar). Tot slot zij opgemerkt dat de werkelijke looptijd van de obligaties veel korter zal zijn dan de juridische looptijd. De werkelijke looptijd wordt onder meer bepaald door de mate waarin schuldenaren hun leningen vervroegd aflossen (bv. in het kader van een oversluiting van de lening of vanwege verkoop van de woning). De gemiddelde looptijd van de obligaties (‘average life’) betreft een schatting van de werkelijke looptijd op basis van historische gegevens.
Vgl. ook: § III.2.4.2.4 en § III.4.2.3.3.
Zie § III.4.2.3.3.
78. Cash-flow management. De nadelen van een ‘pass-through’ structuur kunnen geheel of gedeeltelijk worden ondervangen door de uitgifte van zogeheten pay-through securities. In geval van de uitgifte van pay-throughs wordt de op de onderliggende vorderingenportefeuille ontvangen geldstroom niet, zoals in een pass-through securitisation, in ongewijzigde vorm naar de investeerders doorgeleid, maar vindt er een herstructurering van de geldstroom (‘cash flow management’) plaats. De door het SPV uitgegeven effecten kunnen wat betreft looptijden, vervaldagen en rentecondities afwijken van de vorderingen in de onderliggende vorderingenportefeuille. Er kunnen effecten worden uitgegeven met betalings- en risicokarakteristieken die afwijken van die verbonden aan de geëffectiseerde vorderingen zelf. Wel blijft de onderliggende vorderingenportefeuille in beginsel de enige bron van inkomsten waarmee het SPV aan zijn verplichtingen jegens de investeerders kan voldoen. Divergenties tussen de binnenkomende en uitgaande geldstromen worden ondervangen met behulp van ‘financial support’ technieken.1 Ook in geval van de uitgifte van pay-throughs bestaat er uiteindelijk dus een rechtstreeks verband tussen de door de geëffectiseerde vorderingen gegenereerde geldstroom en de geldstroom op de door het SPV uitgegeven effecten. Pay-through securities hebben meestal de vorm van obligaties (bonds, notes).2
In het merendeel van de Nederlandse securitisations is gebruikgemaakt van de ‘pay-through’ structuur.3 De ‘pass-through’ structuur wordt soms wel toegepast in de onderhandse markt.4
79. Amortizing vs. non-amortizing securities. Pay-throughs kunnen worden onderscheiden in amortizing en non-amortizing securities. Op een ‘amortizing pay-through’ wordt gedurende de looptijd van het effect in termijnen hoofdsom terugbetaald. De uitstaande hoofdsom neemt geleidelijk af. ‘Non-amortizing pay-throughs’ worden daarentegen niet geleidelijk afgelost. Wel vinden er periodiek rentebetalingen plaats. De hoofdsom wordt terugbetaald aan het einde van de looptijd in een enkele betaling (‘bullet repayment’) of in een beperkt aantal termijnen.5 Amortizing paythroughs worden vaak gebruikt voor de securitisation van vorderingen die zelf ook een amortiserend karakter hebben, zoals vorderingen uit hoofde van hypothecaire leningen. Meestal zal namelijk worden gepoogd de looptijden en vervaldagen van de pay-throughs af te stemmen op die van de onderliggende vorderingen.6 Non-amortizing pay-throughs worden onder meer gebruikt voor de securitisation van kortlopende vorderingen in een ‘revolving structure’ (zie hierna).
80. Revolving structure. Een ‘pay-through’ structuur biedt de originator onder meer de mogelijkheid om vorderingen met een relatief korte looptijd, zoals handelsvorderingen en credit card vorderingen, te (her)financieren met behulp van effecten met een langere looptijd. In een dergelijke structuur worden de op de geëffectiseerde vorderingen ontvangen bedragen door het SPV aangewend om daarmee van de originator nieuwe vorderingen te kopen. Er vindt een herbelegging van gelden plaats. Deze substitutie van vorderingen maakt het mogelijk dat de duur van de transactie wordt verlengd en dat de transactie, gelet op de hoge transactiekosten, rendabel wordt gemaakt. De herbelegging van gelden heeft tot gevolg dat de tot dekking van de ABS dienende vorderingenportefeuille gedurende de looptijd van de securitisation van samenstelling verandert.7 Teneinde een verslechtering van de kredietkwaliteit van de geëffectiseerde vorderingenportefeuille tegen te gaan, dienen de nieuw in de transactie op te nemen vorderingen wel aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen (de ‘eligibility criteria’).8
De periode gedurende welke gelden worden herbelegd, wordt de revolving period genoemd. Gedurende deze periode ontvangen de investeerders meestal enkel rentebetalingen en geen aflossing van hoofdsom.9 Tegen het einde van de looptijd van de securitisation gaat de herbeleggingsfase over in de liquidatiefase. In deze fase vindt er geen (of minder) herbelegging plaats,10 maar worden de bedragen die het SPV ontvangt, aangewend om de hoofdsom van de uitstaande ABS mee te voldoen.11
81. Principal amortization period. De liquidatiefase wordt de principal amortization period of accumulation period genoemd. Aflossing van hoofdsom kan op verschillende manieren geschieden: (i) volgens een van tevoren vastgesteld aflossingsschema (controlled amortization); (ii) door middel van betaling van de gehele hoofdsom ineens (bullet repayment); in de amortization period geïnde bedragen worden gestort op een zogenoemde principal accumulation account; of (iii) op ‘pass-through’-basis; in de liquidatiefase ontvangen betalingen worden pro rata doorgegeven aan de investeerders. Aan de hand van historische gegevens omtrent de gemiddelde ‘payment rate’12 van de vorderingenportefeuille wordt de duur van de liquidatiefase bepaald. Deze is meestal gelegen tussen de 6 en 12 maanden. Indien het niet mogelijk is een goede inschatting te maken van de snelheid waarmee vorderingen worden afbetaald, kan een tijdige aflossing van de ABS worden zekergesteld met behulp van een zogenoemde maturity guarantee. De originator of een andere financiële instelling garandeert in dat geval onder bepaalde voorwaarden de tijdige aflossing van de ABS.13
82. Tranching. Een ander belangrijk voordeel van de uitgifte van paythroughs is, dat rekening kan worden gehouden met de voorkeuren van investeerders ten aanzien van looptijden en risicokarakteristieken. In een ‘pay-through’ structuur is het mogelijk om door middel van ‘cash flow management’ de door de onderliggende vorderingen gegenereerde geldstroom op een dusdanige wijze te herschikken, dat op basis van één en dezelfde vorderingenportefeuille meerdere klassen van effecten kunnen worden uitgegeven met elk een eigen looptijd en risicoprofiel.
Deze financieringstechniek wordt tranching genoemd.14 Het voordeel van tranching is dat met één emissie verschillende categorieën van beleggers kunnen worden bereikt. Dit leidt tot een verbreding van de ‘investor base’.15 Bovendien is het mogelijk dat de gemiddelde rentevoet die moet worden betaald over een getrancheerde emissie, de zogenoemde ‘weighted average coupon’ (‘WAC’), lager uitvalt dan de rentevoet die betaald moet worden in geval van de emissie van slechts één enkele klasse van effecten.16 Tranching kan dus leiden tot een goedkopere financiering van het SPV, hetgeen betekent dat de originator een hogere koopprijs kan ontvangen voor de aan het SPV over te dragen vorderingenportefeuille.
83. Collateralised Mortgage Obligations (‘CMO’s’); ‘sequential pay’ structuur. Een voorbeeld van een veel voorkomende getrancheerde pay-through is de zogeheten Collateralised Mortgage Obligation (‘CMO’). Een CMO is een mortgage-backed security (‘MBS’)17 met als onderpand een portefeuille van hypothecaire vorderingen en/of andere MBS. Een eenvoudige (‘plain vanilla’) CMO kan bijvoorbeeld bestaan uit 3 klassen van effecten: een A-, B- en C-klasse. Het bijzondere van een CMO is dat op de effecten in volgorde van hun letteraanduiding hoofdsom en rente wordt betaald. Men spreekt van een sequential pay structuur. Het SPV gebruikt de op de onderliggende activa ontvangen hoofdsom eerst voor de aflossing van hoofdsom op de A-klasse, al dan niet volgens een voor die klasse vastgesteld aflossingsschema. Pas indien de A-klasse volledig is afgelost, komt de B-klasse voor aflossing in aanmerking, gevolgd door de C-klasse. Het is mogelijk dat op de B- en C-klasse eerst hoofdsom wordt betaald vanaf een bepaalde datum, zelfs indien de A-klasse wellicht al voor die datum volledig is afgelost.18 Vaak worden vervroegde aflossingen van de onderliggende hypothecaire leningen, evenals in een pass-through securitisation, doorbetaald aan de investeerders in de omvang waarin zij door het SPV worden ontvangen (maar in volgorde van letteraanduiding).19 Het is echter ook mogelijk dat sommige door het SPV uitgegeven effectenklassen worden afgelost met vaste bedragen volgens een tevoren vastgesteld aflossingsschema (een ‘sinking fund’), mits de vervroegde aflossingen binnen een bepaalde bandbreedte blijven.20 Hetzelfde systeem als hier beschreven wordt gevolgd voor de rentebetalingen.
Het is verder gebruikelijk dat de C- en B-klasse wat betreft hoofdsom en rente zijn achtergesteld bij de B- en A-klasse. Dit betekent dat kredietverliezen die op de onderliggende hypothecaire vorderingen worden geleden, voor zover zij niet worden ondervangen door een andere vorm van credit enhancement, voor rekening komen van de investeerders in de C-klasse en daarna, indien de kredietverliezen in omvang de op de C-klasse verschuldigde hoofdsom overtreffen, voor rekening van de investeerders in de B-klasse.21 Op deze manier worden de investeerders in de A-klasse (de ‘senior notes’) beschermd tegen kredietverliezen in de onderliggende vorderingenportefeuille.22
Het voordeel van een sequential pay structuur met achterstelling is dat obligaties kunnen worden gecreëerd met verschillende gemiddelde looptijden (‘average lives’),23 risicoprofielen en rentecondities die aansluiten bij de voorkeuren van verschillende categorieën van investeerders. Behalve de hier beschreven ‘sequential pay’ structuur kunnen in een CMO talloze andere vormen van cash flow verdelingen plaatsvinden teneinde de gewenste looptijden en risicoprofielen te creëren.24 Het is bijvoorbeeld mogelijk dat sommige effectenklassen in een CMO ‘amortizing’ van karakter zijn, terwijl andere ‘non-amortizing’ zijn.
Tot op heden betreft het merendeel van de Nederlandse securitisations van hypothecaire vorderingen (plain vanilla) CMO’s met een ‘sequential pay’ structuur.
84. Tranching algemeen gangbaar. Tot slot zij opgemerkt dat de techniek van tranching niet alleen vaak wordt toegepast bij de securitisation van hypotheekvorderingen, maar ook veelvuldig bij de securitisation van andersoortige financiële activa. De techniek wordt in de hedendaagse securitisationpraktijk algemeen toegepast. Het is vooral ook een gangbare vorm van credit enhancement.25