Einde inhoudsopgave
Maritiem arbeidsverdrag, 2006
Voorschrift 4.3 — Bescherming van de gezondheid en veiligheid en ongevallenpreventie
Geldend
Geldend vanaf 08-01-2019
- Bronpublicatie:
07-06-2006, Trb. 2018, 181 (uitgifte: 25-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2018, Trb. 2018, 166 (uitgifte: 13-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Arbeidsrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
Doel: Verzekeren dat de werkomgeving van zeevarenden bevorderlijk is voor de arbeidsomstandigheden
1
Elk Lid moet waarborgen dat de gezondheid op het werk van zeevarenden op schepen die zijn vlag voeren, wordt beschermd en dat zij aan boord van het schip in een veilige en hygiënische omgeving kunnen wonen, werken en worden opgeleid.
2
Elk Lid ontwikkelt en publiceert nationale richtlijnen ten behoeve van de arbeidsomstandigheden aan boord van schepen die zijn vlag voeren, na overleg met de representatieve organisaties van reders en zeevarenden en met inachtneming van de toepasselijke codes, richtlijnen en normen aanbevolen door internationale organisaties, nationale overheden en organisaties in de maritieme sector.
3
Elk Lid neemt wet- en regelgeving alsmede andere maatregelen aan ten behoeve van de in de Code genoemde aangelegenheden, met inachtneming van de desbetreffende internationale instrumenten, en stelt normen op voor de bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie op schepen die zijn vlag voeren.
Norm A4.3 — Bescherming van de gezondheid en veiligheid en ongevallenpreventie
1
De in overeenstemming met het derde lid van voorschrift 4.3 aan te nemen wet- en regelgeving en andere maatregelen moeten de volgende onderwerpen behelzen:
- a.
het aannemen en daadwerkelijk uitvoeren en bevorderen van beleid en regelingen voor de arbeidsomstandigheden aan boord van schepen die de vlag van het Lid voeren, met inbegrip van risicobeoordeling alsmede opleiding en training van zeevarenden;
- b.
redelijke voorzorgen ter voorkoming van bedrijfsongevallen, letsel en ziekten aan boord van schepen, met inbegrip van maatregelen ter vermindering en voorkoming van het risico van blootstelling aan schadelijke niveaus van omgevingsfactoren en chemische stoffen alsmede van het risico van letsel of ziekte voortvloeiend uit het gebruik van uitrustingen machines aan boord van schepen;
- c.
programma's aan boord ter voorkoming van bedrijfsongevallen, letsel en ziekten en voor de voortdurende verbetering van de bedrijfsveiligheid en bescherming van de gezondheid, met betrokkenheid van de vertegenwoordigers van zeevarenden en alle overige personen die betrokken zijn bij de uitvoering hiervan, met inachtneming van preventieve maatregelen, met inbegrip van toezicht op bouw en ontwerp, vervanging van processen en procedures voor collectieve en individuele taken, en gebruikmaking van persoonlijke beschermende uitrusting; en
- d.
vereisten voor het inspecteren, rapporteren en corrigeren van onveilige omstandigheden en voor het onderzoeken en rapporteren van bedrijfsongevallen aan boord.
2
In de in het eerste lid van deze norm bedoelde bepalingen:
- a.
moet rekening worden gehouden met de van toepassing zijnde internationale instrumenten op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden in het algemeen en met specifieke risico's, en moeten alle aangelegenheden aan bod komen die relevant zijn voor de voorkoming van bedrijfsongevallen, letsel en ziekten die van toepassing kunnen zijn op de werkzaamheden van zeevarenden en in het bijzonder die welke eigen zijn aan de arbeid in de zeevaart;
- b.
moeten duidelijk de verplichtingen van reders, zeevarenden en andere betrokkenen worden vermeld met betrekking tot de naleving van de toepasselijke normen, beleidsregels en de programma's aan boord voor de arbeidsomstandigheden, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar de gezondheid en veiligheid van zeevarenden onder de leeftijd van 18 jaar;
- c.
moeten de taken van de kapitein en/of een door de kapitein aangewezen persoon worden vermeld met betrekking tot het nemen van specifieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering en naleving van de beleidsregels en de programma's aan boord voor arbeidsomstandigheden; en
- d.
moet de bevoegdheid worden omschreven van de als veiligheidvertegenwoordigers aangewezen of gekozen zeevarenden van het schip bevoegd zijn deel te nemen aan de vergaderingen van de veiligheidscommissie van het schip. Een dergelijke commissie moet worden ingesteld aan boord van schepen met vijf of meer zeevarenden.
3
De in het derde lid van voorschrift 4.3 bedoelde wet- en regelgeving en andere maatregelen moeten regelmatig in overleg met de vertegenwoordigers van de organisaties van reders en zeevarenden worden getoetst en, indien nodig, worden herzien om rekening te houden met de veranderingen op het gebied van technologie en onderzoek teneinde de voortdurende verbetering van beleid en regelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden te vergemakkelijken en een veilige werkomgeving te bieden aan zeevarenden op schepen die de vlag van het Lid voeren.
4
Naleving van de vereisten van de toepasselijke internationale instrumenten met betrekking tot de aanvaardbare niveaus van blootstelling aan gevaren op de werkplek aan boord van schepen en met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van beleid en programma's voor de arbeidsomstandigheden aan boord van schepen wordt geacht toereikend te zijn om aan de vereisten van dit Verdrag te voldoen.
5
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat:
- a.
bedrijfsongevallen, letsel en ziekten naar behoren worden gerapporteerd, met inachtneming van de door de Internationale Arbeidsorganisatie verstrekte aanwijzingen met betrekking tot de melding en registratie van bedrijfsongevallen en ziekten;
- b.
van dergelijke ongevallen en ziekten uitgebreide statistieken worden bijgehouden, geanalyseerd en gepubliceerd en, waar nodig, aangevuld met onderzoek naar algemene trends en onderkende risico's; en
- c.
bedrijfsongevallen worden onderzocht.
6
De meldings- en onderzoeksactiviteiten op het gebied van arbeidsomstandigheden moeten zodanig worden opgezet dat de bescherming van de persoonsgegevens van de zeevarenden wordt gewaarborgd, waarbij rekening moet worden gehouden met de door de Internationale Arbeidsorganisatie op dit gebied verschafte aanwijzingen.
7
De bevoegde autoriteit werkt met de organisaties van reders en zeevarenden samen bij het treffen van maatregelen om informatie betreffende specifieke risico's aan boord van schepen onder de aandacht van alle zeevarenden te brengen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van officiële mededelingen met relevante instructies.
8
De bevoegde autoriteit moet verlangen dat reders die risico-evaluaties uitvoeren ten behoeve van het beheer van de arbeidsomstandigheden verwijzen naar de eigen statistische informatie omtrent hun schepen en naar de door de bevoegde autoriteit verstrekte algemene statistieken.
Leidraad B4.3 — Bescherming van de gezondheid en veiligheid en ongevallenpreventie
Leidraad B4.3.1 — Bepalingen inzake bedrijfsongevallen, letsel en ziekten
1
Bij de ingevolge norm A4.3 vereiste bepalingen zou rekening moeten worden gehouden met de Code of practice on Accident prevention on board ship at sea and in port, 1996 en latere versies en andere daaraan gerelateerde normen van de Internationale Arbeidsorganisatie en overige internationale normen en leidraden en codes met betrekking tot de bedrijfsveiligheid en de bescherming van de gezondheid op het werk, met inbegrip van de eventueel hierin vastgestelde blootstellingsniveaus. Tevens moet rekening worden gehouden met de recentste versie van de richtlijnen voor het vermijden van intimidatie en pesterijen aan boord van schepen (Guidance on eliminating shipboard harassment and bullying) die gezamenlijk zijn uitgegeven door de Internationale Koopvaardijkamer (ICS) en de Internationale Transportarbeiders Federatie (ITF).
2
De bevoegde autoriteit zou ervoor moeten zorgdragen dat de nationale richtlijnen ten behoeve van het beheer van de arbeidsomstandigheden gericht zijn op de volgende punten, in het bijzonder:
- a.
algemene en fundamentele bepalingen;
- b.
de constructie van het schip, met inbegrip van toegangsmiddelen en asbestgerelateerde risico's;
- c.
machines;
- d.
de effecten van extreem lage of hoge temperaturen van oppervlakken waarmee zeevarenden in aanraking kunnen komen;
- e.
de effecten van lawaai op de werkplek en in de verblijven aan boord;
- f.
de effecten van trillingen op de werkplek en in de verblijven aan boord;
- g.
de effecten van omgevingsfactoren, anders dan in de onderdelen e en f bedoelde factoren, op de werkplek en in de verblijven aan boord, met inbegrip van tabaksrook;
- h.
bijzondere veiligheidsmaatregelen boven- en benedendeks;
- i.
laad- en losvoorzieningen;
- j.
het voorkomen en blussen van branden;
- k.
ankers, kettingen en trossen;
- l.
gevaarlijke lading en ballast;
- m.
persoonlijke beschermende uitrusting voor zeevarenden;
- n.
werken in gesloten ruimten;
- o.
fysieke en mentale effecten van oververmoeidheid;
- p.
de effecten van drugs- en alcoholverslaving;
- q.
hiv/aids-bescherming en -preventie; en
- r.
hulp bij nood en ongevallen.
3
Bij de beoordeling van risico's en de vermindering van de blootstelling aan hetgeen in het tweede lid van deze leidraad genoemd wordt zou rekening moeten worden gehouden met de fysieke gezondheidseffecten van de beroepsuitoefening, waaronder het tillen van lasten, lawaai en trillingen, de chemische en biologische gezondheidseffecten van de beroepsuitoefening, de effecten van de beroepsuitoefening op de mentale gezondheid, de fysieke en mentale effecten van oververmoeidheid en bedrijfsongevallen. De nodige maatregelen zouden gebaseerd moeten zijn op het beginsel van preventie, waarbij het aanpakken van de risico's bij de bron, aanpassing van het werk aan de persoon — in het bijzonder wat betreft de inrichting van werkplekken — en het vervangen van gevaarlijk werk door ongevaarlijk of minder gevaarlijk werk, voorrang hebben boven de persoonlijke beschermende uitrusting voor zeevarenden.
4
Daarnaast zou de bevoegde autoriteit ervoor zorg moeten dragen dat rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de gezondheid en veiligheid, in het bijzonder op de volgende gebieden:
- a.
hulp bij nood en ongevallen;
- b.
de effecten van drugs- en alcoholverslaving;
- c.
hiv/aids-bescherming en -preventie; en
- d.
intimidatie en pesten.
Leidraad B4.3.2 — Blootstelling aan lawaai
1
De bevoegde autoriteit zou, samen met de bevoegde internationale organen en met de betrokken vertegenwoordigers van organisaties van reders en zeevarenden, het probleem van lawaai aan boord van schepen voortdurend moeten toetsen teneinde de bescherming van zeevarenden, voor zover praktisch uitvoerbaar, tegen de nadelige gevolgen van blootstelling aan lawaai te verbeteren.
2
Bij de in het eerste lid van deze leidraad bedoelde toetsing zou rekening moeten worden gehouden met de nadelige gevolgen van blootstelling aan overmatig lawaai voor het gehoor, de gezondheid en het welzijn van zeevarenden en met de maatregelen die worden voorgeschreven of aanbevolen om het lawaai aan boord van schepen te verminderen teneinde zeevarenden te beschermen. De te overwegen maatregelen zouden het volgende moeten omvatten:
- a.
onderricht aan zeevarenden over de gevaren voor het gehoor en de gezondheid van langdurige blootstelling aan hoge lawaainiveaus en over het juiste gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen;
- b.
de verstrekking van goedgekeurde gehoorbeschermingsmiddelen aan zeevarenden, waar nodig; en
- c.
risicobeoordeling en vermindering van blootstellingsniveaus aan lawaai in alle verblijven en recreatie- en eetvoorzieningen, alsmede machinekamers en andere motorruimten.
Leidraad B4.3.3 — Blootstelling aan trillingen
1
De bevoegde autoriteit zou, samen met de bevoegde internationale organisaties en met de betrokken vertegenwoordigers van organisaties van reders en zeevarenden, en waar passend met in achtneming van de relevante internationale normen, het probleem van trillingen aan boord van schepen voortdurend moeten toetsen teneinde de bescherming van zeevarenden, voor zover praktisch uitvoerbaar, tegen de nadelige gevolgen van blootstelling aan trillingen te verbeteren.
2
De in het eerste lid van deze leidraad bedoelde toetsing zou rekening moeten houden met de nadelige gevolgen van blootstelling aan overmatige trillingen voor de gezondheid en het welzijn van zeevarenden en met de maatregelen die worden voorgeschreven of aanbevolen om de trillingen aan boord van schepen te verminderen teneinde zeevarenden te beschermen. De te overwegen maatregelen zouden het volgende moeten omvatten:
- a.
onderricht aan zeevarenden over de gevaren voor hun gezondheid van langdurige blootstelling aan trillingen;
- b.
de verstrekking van goedgekeurde persoonlijke beschermende uitrusting aan zeevarenden, waar nodig; en
- c.
risico-evaluatie en vermindering van de blootstelling aan trillingen in alle verblijven en recreatie- en eetvoorzieningen door het nemen van maatregelen in overeenstemming met de aanwijzingen in de Code of practice on Ambient factors in the workplace, 2001, en eventuele latere herzieningen, met inachtneming van het verschil tussen de blootstelling in die gedeelten en op de werkplek.
Leidraad B4.3.4 — Verplichtingen van reders
1
Elke verplichting voor de reder om te voorzien in beschermende uitrusting of andere waarborgen voor de voorkoming van ongevallen zou in het algemeen vergezeld moeten gaan van bepalingen waarin wordt vereist dat zeevarenden deze gebruiken en van verplichtingen voor zeevarenden om zich aan de desbetreffende maatregelen voor ongevallenpreventie en de bescherming van de gezondheid te houden.
2
Tevens zou rekening moeten worden gehouden met de artikelen 7 en 11 van het Verdrag betreffende de beveiliging van machines, 1963 (Nr. 119), en de overeenkomstige bepalingen van de Aanbeveling betreffende de beveiliging van machines, 1963 (Nr. 118), waarin de werkgever verplicht wordt erop toe te zien dat in gebruik zijnde machines naar behoren worden beveiligd en het gebruik ervan zonder deugdelijke beveiliging wordt voorkomen, terwijl het de werknemer verboden wordt de machines te gebruiken zonder dat de beveiliging is aangebracht of de aangebrachte beveiliging buiten werking te stellen.
Leidraad B4.3.5 — Rapportage en verzameling van statistieken
1
Alle bedrijfsongevallen en -ziekten zouden moeten worden gerapporteerd zodat deze kunnen worden onderzocht en uitgebreide statistieken kunnen worden bijgehouden, geanalyseerd en gepubliceerd, met inachtneming van de bescherming van de persoonsgegevens van de betrokken zeevarenden. Rapporten zouden niet beperkt mogen worden tot sterfgevallen of ongelukken waarbij het schip betrokken is.
2
In de in het eerste lid van deze leidraad bedoelde statistieken zouden de aantallen, aard, oorzaken en gevolgen van bedrijfsongevallen en -ziekten moeten worden geregistreerd, met, indien van toepassing, een duidelijke vermelding van de afdeling aan boord van het schip, het soort ongeval en of het ongeval zich op zee of in een haven heeft voorgedaan.
3
Elk Lid zou eventuele door de Internationale Arbeidsorganisatie ingestelde internationale systemen of modellen voor de registratie van ongevallen met zeevarenden naar behoren moeten toepassen.
Leidraad B4.3.6 — Onderzoeken
1
De bevoegde autoriteit zou onderzoek moeten verrichten naar de oorzaken en omstandigheden van alle bedrijfsongevallen en -ziekten die overlijden of ernstig letsel tot gevolg hebben, en andere gevallen als in de nationale wet- en regelgeving vervat.
2
Overwogen zou moeten worden de volgende onderwerpen in onderzoeken op te nemen:
- a.
werkomgeving, zoals werkoppervlakken, configuratie van machines, toegangen, verlichting en werkmethoden;
- b.
frequentie van bedrijfsongevallen en -ziekten in verschillende leeftijdsgroepen;
- c.
bijzondere fysiologische of psychologische problemen die door het leefklimaat aan boord worden veroorzaakt;
- d.
problemen veroorzaakt door fysieke stress aan boord, in het bijzonder als gevolg van toegenomen werkdruk;
- e.
problemen met en gevolgen van technische ontwikkelingen en de invloed hiervan op de samenstelling van de bemanning;
- f.
problemen als gevolg van menselijk falen; en
- g.
problemen als gevolg van intimidatie en pesten.
Leidraad B4.3.7 — Nationale beschermings- en preventieprogramma's
1
Teneinde een gezonde basis te bieden voor maatregelen ter bevordering van de bescherming van arbeidsomstandigheden en de preventie van ongevallen, letsel en ziekten die toe te schrijven zijn aan de specifieke risico's van het werken op zee, zou onderzoek moeten worden verricht naar algemene trends en naar de risico's die uit de statistieken blijken.
2
De uitvoering van beschermings- en preventieprogramma's ter bevordering van de arbeidsomstandigheden zou zodanig moeten worden opgezet dat de bevoegde autoriteit, reders en zeevarenden of hun vertegenwoordigers en andere aangewezen organisaties een actieve rol kunnen vervullen, onder andere door middel van voorlichting en leidraden aan boord betreffende maximumniveaus van blootstelling aan mogelijk schadelijke omgevingsfactoren op de werkplek en andere risico's of resultaten van een systematisch risicobeoordelingsproces. In het bijzonder zouden nationale of lokale gezamenlijke commissies voor bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie of ad-hoc werkgroepen en commissies aan boord moeten worden ingesteld, waarin de betrokken organisaties van reders en zeevarenden vertegenwoordigd zijn.
3
Wanneer deze activiteiten op het niveau van de reder plaatsvinden, moet worden overwogen de zeevarenden in alle veiligheidscommissies aan boord van schepen van die reder te laten vertegenwoordigen.
Leidraad B4.3.8 — Inhoud van beschermings- en preventieprogramma's
1
Overwogen zou moeten worden de volgende punten op te nemen in de functies van de in het tweede lid van leidraad B4.3.7 bedoelde commissies en andere organisaties:
- a.
de opstelling van nationale richtlijnen en beleidsregels op het gebied van managementsystemen voor arbeidsomstandigheden en op het gebied van bepalingen, regels en handboeken voor ongevallenpreventie;
- b.
het organiseren van opleidingen en programma's voor bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie;
- c.
het regelen van publiciteit op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie, waaronder films, posters, mededelingen en brochures; en
- d.
het verspreiden van literatuur en voorlichting op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie, zodanig dat hiermee zeevarenden aan boord van schepen worden bereikt.
2
Degenen die teksten opstellen op het gebied van maatregelen of aanbevelingen doen ten behoeve van de bedrijfsveiligheid en bescherming van de gezondheid op het werk en ongevallenpreventie zouden rekening moeten houden met de relevante bepalingen of aanbevelingen die zijn aangenomen door de desbetreffende nationale autoriteiten of organisaties of internationale organisaties.
3
Bij de opstelling van programma's voor bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie zou elk Lid naar behoren rekening moeten houden met eventuele door de Internationale Arbeidsorganisatie gepubliceerde gedragscodes betreffende de veiligheid en gezondheid van zeevarenden.
Leidraad B4.3.9 — Onderricht op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en de preventie van bedrijfsongevallen
1
Het curriculum voor de in het eerste lid, onderdeel a, van norm A4.3 bedoelde opleiding zou periodiek moeten worden herzien en geactualiseerd in het licht van ontwikkelingen in scheepstypen en hun afmeting en uitrusting, alsmede de veranderingen op het gebied van bemannen, nationaliteit, taal en organisatie van de werkzaamheden aan boord.
2
Er zou voortdurend publiciteit moeten zijn voor bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie. Deze publiciteit zou de volgende vormen kunnen aannemen:
- a.
audiovisuele leermiddelen zoals films, te gebruiken in opleidingscentra voor zeevarenden en waar mogelijk voor vertoning aan boord van schepen;
- b.
het ophangen van posters aan boord van schepen;
- c.
artikelen in tijdschriften die door zeevarenden worden gelezen over de risico's van het werken op zee en over maatregelen op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie; en
- d.
speciale campagnes met gebruikmaking van uiteenlopende media om zeevarenden voorlichting te geven, met inbegrip van campagnes voor veilig werken.
3
Bij de in het tweede lid van deze leidraad bedoelde publiciteit moet rekening worden gehouden met de uiteenlopende nationaliteiten, talen en culturen van zeevarenden aan boord van schepen.
Leidraad B4.3.10 — Veiligheids- en gezondheidsonderwijs voor jonge zeevarenden
1
Veiligheids- en gezondheidsvoorschriften zouden moeten verwijzen naar algemene bepalingen inzake medisch onderzoek voor en gedurende de periode van tewerkstelling en naar ongevallenpreventie en gezondheid op het werk, die mogelijk op de werkzaamheden van zeevarenden van toepassing zijn. Deze voorschriften zouden maatregelen moeten aangeven die de beroepsrisico's voor jonge zeevarenden bij de uitvoering van hun taken tot een minimum beperken.
2
Behoudens wanneer een jonge zeevarende door de bevoegde autoriteit voor een bepaalde vaardigheid volledig bekwaam is verklaard, zouden de voorschriften beperkingen moeten aangeven voorjonge zeevarenden die, zonder deugdelijk toezicht en aanwijzingen, bepaalde typen werkzaamheden verrichten die bijzondere risico's van een ongeval of schadelijke gevolgen voor hun gezondheid of lichamelijke ontwikkeling met zich meebrengen, of een bepaalde mate van volwassenheid, ervaring of vaardigheid vereisen. Bij het vaststellen welke typen werkzaamheden door de voorschriften moeten worden beperkt, kan de bevoegde autoriteit in het bijzonder werkzaamheden in overweging nemen die het volgende omvatten:
- a.
het tillen, verplaatsen of dragen van zware lasten of voorwerpen;
- b.
het binnengaan van ketels, tanks en kofferdammen;
- c.
blootstelling aan schadelijke lawaai- en trillingsniveaus;
- d.
het bedienen van lieren en andere elektrische machines en gereedschappen, of het geven van aanwijzingen aan degenen die deze apparatuur bedienen;
- e.
het gebruik van meer- of sleeptrossen of ankeruitrusting;
- f.
optuigen;
- g.
werk op hoogte of aan dek bij zwaar weer;
- h.
wachtlopen bij nacht;
- i.
onderhoud en reparatie van elektrische apparatuur;
- j.
blootstelling aan potentieel gevaarlijke materialen, of fysische stoffen zoals gevaarlijke of toxische stoffen en ioniserende straling;
- k.
het reinigen van voedselverwerkende machines; en
- l.
het omgaan met of leiding nemen over de sloepen van het schip.
3
Via de bevoegde autoriteit of de aangewezen mechanismen zouden praktische maatregelen moeten worden getroffen om informatie betreffende ongevallenpreventie en de bescherming van de gezondheid aan boord van schepen onder de aandacht van jonge zeevarenden te brengen. Deze maatregelen zouden onder andere kunnen bestaan uit adequate voorlichting in de vorm van cursussen, officiële publicaties op het gebied van ongevallenpreventie gericht op jongeren en de verzorging van beroepsopleidingen voor en toezicht op jonge zeevarenden.
4
Scholing en training van jonge zeevarenden zowel aan wal als aan boord van schepen zou voorlichting moeten omvatten over de schadelijke gevolgen voor hun gezondheid en welzijn van alcohol- en drugsmisbruik en andere potentieel schadelijke stoffen, en de risico's en zorgen met betrekking tot HIV/AIDS of andere activiteiten die een risico voor de gezondheid met zich meebrengen.
Leidraad B4.3.11 — Internationale samenwerking
1
De Leden zouden ernaar moeten streven om, eventueel met de hulp van intergouvernementele en andere internationale organisaties, samen te werken aan het bereiken van de grootst mogelijke eenheid van optreden ter bevordering van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie.
2
Bij de ontwikkeling van programma's ter bevordering van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie ingevolge norm A4.3 zou elk Lid de desbetreffende door de internationale Arbeidsorganisatie gepubliceerde gedragscodes en de desbetreffende normen van internationale organisaties naar behoren in acht moeten nemen.
3
De Leden zouden zich rekenschap moeten geven van de noodzaak van internationale samenwerking bij de permanente bevordering van activiteiten op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie. Deze samenwerking zou de volgende vormen kunnen aannemen:
- a.
bilaterale of multilaterale regelingen voor uniformiteit van de normen en waarborgen op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie;
- b.
uitwisseling van informatie over specifieke risico's voor zeevarenden en over middelen ter bevordering van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie;
- c.
assistentie bij het testen van uitrusting en inspectie overeenkomstig de nationale voorschriften van de vlaggenstaat;
- d.
samenwerking bij de opstelling en verspreiding van bepalingen, regels of handleidingen op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden en ongevallenpreventie;
- e.
samenwerking bij de vervaardiging en het gebruik van hulpmiddelen voor scholing; en
- f.
gezamenlijke voorzieningen voor, of wederzijdse bijstand bij, de opleiding van zeevarenden op het gebied van bescherming van arbeidsomstandigheden, ongevallenpreventie en veilig werken.