Deze zaak hangt samen met 11/01070 en 11/01071, dezelfde verdachte betreffend, waarin ik ook vandaag concludeer.
HR, 25-09-2012, nr. 11/01069
ECLI:NL:HR:2012:BX5004
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25-09-2012
- Zaaknummer
11/01069
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BX5004
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX5004, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX5004
ECLI:NL:HR:2012:BX5004, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑09‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX5004
- Vindplaatsen
Conclusie 25‑09‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 11/01069
Mr. Machielse
Zitting 19 juni 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]1.
1.
Het Gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zittinghoudende te Arnhem, heeft verdachte op 15 februari 2011 voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
2.
Mr. K. Karakaya, advocaat te Almere, heeft cassatie ingesteld. Mr. V.C. van der Velde, ook advocaat te Almere, heeft een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt dat niet blijkt of het hof heeft onderzocht of verdachte wel correct is opgeroepen voor de zitting van 1 februari 2011.
3.2.
Op 1 februari 2011 is de verdachte niet ter terechtzitting verschenen. Wel was aanwezig mr. K. Karakaya, advocaat te Almere, die als gemachtigd advocaat het woord ter verdediging heeft gevoerd. Het middel faalt gelet op HR 29 april 2008, NJ 2008, 482 m.nt. Klip.
4.1.
Het tweede middel klaagt over de afwijzing door het hof van een voorwaardelijk verzoek om getuigen te horen. Die afwijzing is ontoereikend gemotiveerd nu het hof geen inzicht heeft gegeven in de gronden die tot die afwijzing hebben geleid.
4.2.
Het hof heeft bewezen verklaard dat
"hij op 09 september 2009 in de gemeente Almere [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van voornoemde [betrokkene 1 en 2], die zich op korte afstand van hem, verdachte bevonden en is hij met dat mes in zijn hand achter [betrokkene 1 en 2] aangerend en heeft hij deze dreigend te worden toegevoegd: "Rot op, rot op, ik maak jullie dood".
4.3.
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 februari 2011 houdt in dat de gemachtigd advocaat van verdachte het woord heeft gevoerd en daartoe het volgende heeft aangevoerd:
"Mijn cliënt is stellig. Hij heeft de aangevers niet met een mes bedreigd en ook geen bedreigingen geuit. Hij voelde zichzelf juist bedreigd omdat hij werd gepest door de jongens. Uit de verklaring van aangevers kan opgemaakt worden dat ze hem hebben opgezocht. Ze hebben hem uitgedaagd en geprovoceerd. Ze zochten hem met bepaalde bedoelingen op. Hij rende met handgebaren achter hen aan om te zorgen dat ze weggingen.
De opzet op de bedreiging ontbreekt. Verder is er onvoldoende bewijs voor het gebruik van het mes. Zijn verklaring waarom hij het mes in zijn hand had is aannemelijk. Ik vraag u mijn cliënt vrij te spreken.
Indien u niet tot vrijspraak komt wil ik de aangevers opnieuw horen.
Aangevers zijn niet meer geconfronteerd met de verklaring van verdachte. Mijn cliënt is het pispaaltje van Almere. Hij is eerder ernstig bedreigd.
(...)"
4.4.
Het arrest van het hof houdt het volgende in:
"Verzoek tot horen aangevers
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om aangevers [betrokkene 1 en 2] nader te horen indien het hof niet zou concluderen tot een vrijspraak van het tenlastegelegde. Het hof acht het horen van de aangevers niet noodzakelijk en wijst dat verzoek af."
4.5.
Het hof heeft de bewezenverklaring doen steunen op drie bewijsmiddelen. Bewijsmiddel 1 en 2 bevatten verklaringen van [betrokkene 1 en 2]. Beiden verklaren dat zij vermoedden dat er bij het toiletgebouw op het strand brand was. Zij zijn gaan kijken en zagen verdachte bij een vuurtje. Verdachte pakte een mes, en riep dat hij hen dood zou maken. Beiden voelden zich bedreigd en zijn weggerend. Bewijsmiddel 3 is de verklaring van verdachte die erop neerkomt dat hij uien aan het snijden was en twee jongens die aankwamen heeft weggejaagd. Hij is ongeveer drie of vier meter achter de jongens aangerend en heeft op dreigende toon gezegd dat ze weg moesten gaan.
4.6.
Als ik het goed begrijp is het de advocaat er om te doen geweest om de getuigen te horen over de bedreiging met het mes en over de bedreigende uitlatingen. Verdachte heeft beide ontkend. In dat licht bezien is de afwijzing van het verzoek om aangevers als getuige te horen ontoereikend gemotiveerd. Het middel klaagt daarover terecht.2.
5.
Het eerste middel kan naar mijn oordeel met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Het tweede middel slaagt. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑09‑2012
HR 3 november 1998, NJB 1998,146, p. 2031; HR 12 oktober 2010, LJN BM6891; HR 14 februari 2012, LJN BU7313.
Uitspraak 25‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Afwijzing getuigenverzoek is gelet op hetgeen ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd niet toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
25 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/01069
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, zitting houdende te Arnhem, van 15 februari 2011, nummer 24/000057-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt over 's Hofs afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als getuigen.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 09 september 2009 in de gemeente Almere [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van voornoemde [betrokkene 1 en 2], die zich op korte afstand van hem, verdachte bevonden en is hij met dat mes in zijn hand achter [betrokkene 1 en 2] aangerend en heeft hij deze dreigend de worden toegevoegd: "Rot op, rot op, ik maak jullie dood"."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie Almere Buiten, opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 2], genummerd 2009065646-1, gedateerd 9 september 2009, dossierpagina 7-8, voor zover inhoudende als verklaring van aangever Vork, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging. Op 9 september 2009 liep ik nabij de Oorweg te Almere. Ik liep daar met een vriend, [betrokkene 1]. Ik zag vanuit mijn ooghoek iets branden bij het toiletgebouw. We zijn er heen gelopen om te kijken wat er in brand stond. Ik zag toen dat er een man zat bij het toiletgebouw. Nabij hem was het vuurtje. Ik stond op ongeveer vijf à zes meter van de man. Ik herkende de man als de zwerver die altijd door Almere Centrum loopt. Ik zag dat de man iets pakte. Ik zag direct dat dit een mes was. Ik zag dat de man het mes in mijn richting en in de richting van [betrokkene 1] hield. Hierbij wees de punt van het mes in onze richting. Ik hoorde vervolgens dat de manspersoon zei: 'rot op, rot op, ik maak jullie dood'. [betrokkene 1] en ik draaiden om en renden hard weg. Tijdens het rennen keek ik om en zag ik dat de man met het mes achter mij aan rende. Ik voelde mij hierdoor zeer bedreigd.
2.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2], agent van politie Almere Buiten, opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], genummerd 2009065646-4, gedateerd 9 september 2009, dossierpagina 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging. Op 9 september 2009 liep ik met mijn vriend [betrokkene 2] op het strand aan de Oorweg te Almere. Ik zag een gloed op de bomen en dacht dat het vuur was. Samen met de vriend ben ik er heen gelopen. Ik zag een toilethokje met daarnaast het vuur. Er zat een man naast. Ik herkende hem als [verdachte] de zwerver. Ik zag dat de man wat pakte. Ik zag dat het voorwerp wat hij pakte een mes was. Ik zag het mes van ongeveer twee meter afstand. De vriend en ik zijn weggerend. Ik hoorde achter mij de zwerver roepen 'ik maak jullie dood'. Ik voelde me door het mes en door wat de zwerver riep ernstig bedreigd. Ik was echt bang dat hij ons dood zou maken.
3.
Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3], agent van politie Almere Oost, opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [verdachte], genummerd 2009065646-6, gedateerd 10 september 2009, dossierpagina 23-25, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
- 9.
september 2009 verbleef ik aan het strand aan de Oorweg. Ik verblijf daar al drie en een half jaar. Ik had een vuurtje gemaakt op mijn barbecue om eten te koken. Ik heb altijd twee messen bij me. Hiermee bereid ik mijn eten klaar. Ik was die dag uien aan het snijden. Die twee mannen kwamen naar mij toe. Ik heb ze weggejaagd. Ik ben ongeveer drie of vier meter achter de jongens aangerend. Ik heb op een dreigende toon gezegd dat ze weg moesten gaan."
3.3.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Mijn cliënt is stellig. Hij heeft de aangevers niet met een mes bedreigd en ook geen bedreigingen geuit. Hij voelde zichzelf juist bedreigd omdat hij werd gepest door de jongens. Uit de verklaring van aangevers kan opgemaakt worden dat ze hem hebben opgezocht. Ze hebben hem uitgedaagd en geprovoceerd. Ze zochten hem met bepaalde bedoelingen op. Hij rende met handgebaren achter hen aan om te zorgen dat ze weggingen. De opzet op de bedreiging ontbreekt. Verder is er onvoldoende bewijs voor het gebruik van het mes. Zijn verklaring waarom hij het mes in zijn hand had is aannemelijk. Ik vraag u mijn cliënt vrij te spreken.
Indien u niet tot vrijspraak komt wil ik de aangevers opnieuw horen.
Aangevers zijn niet meer geconfronteerd met de verklaring van verdachte. Mijn cliënt is het pispaaltje van Almere. Hij is eerder ernstig bedreigd.
(...)
Er is sprake van een twee-tegen-één-situatie. Ik vind de verklaringen van de aangevers onbetrouwbaar en ik vind het daarom van belang om ze te horen. De aangevers zijn ook bevriend. Zij storen mijn cliënt, een zwerver, op het strand."
3.3.2.
Het Hof heeft het verzoek als volgt samengevat en afgewezen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om aangevers [betrokkene 1 en 2] nader te horen indien het hof niet zou concluderen tot een vrijspraak van het tenlastegelegde. Het hof acht het horen van de aangevers niet noodzakelijk en wijst dat verzoek af."
3.4.
Gelet op hetgeen ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd is de afwijzing van het verzoek om [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als getuigen te horen niet toereikend gemotiveerd.
3.5.
Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2012.