Einde inhoudsopgave
Wapenhandelsverdrag
Artikel 15 Internationale samenwerking
Geldend
Geldend vanaf 24-12-2014
- Bronpublicatie:
02-04-2013, Trb. 2014, 45 (uitgifte: 25-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-12-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-01-2015, Trb. 2015, 1 (uitgifte: 09-01-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De staten die partij zijn werken overeenkomstig hun onderscheiden veiligheidsbelangen en nationale wetgeving met elkaar samen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van dit Verdrag.
2.
De staten die partij zijn worden aangemoedigd internationale samenwerking te vergemakkelijken, met inbegrip van het uitwisselen van informatie over aangelegenheden van wederzijds belang ter zake van de tenuitvoerlegging en de toepassing van dit Verdrag overeenkomstig hun onderscheiden veiligheidsbelangen en nationale wetgeving.
3.
De staten die partij zijn worden aangemoedigd te overleggen over aangelegenheden van wederzijds belang en indien van toepassing informatie te delen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van dit Verdrag.
4.
De staten die partij zijn worden aangemoedigd overeenkomstig hun nationale wetgeving samen te werken ter ondersteuning van de nationale tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit Verdrag, onder meer door informatie te delen over illegale activiteiten en actoren en teneinde de omleiding van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is te voorkomen en uit te bannen.
5.
Indien gezamenlijk overeengekomen en in overeenstemming met hun nationale wetgeving, verlenen de staten die partij zijn elkaar de ruimst mogelijke mate van bijstand bij onderzoek, vervolging en gerechtelijke procedures ter zake van overtreding van nationale maatregelen die zijn vastgesteld uit hoofde van dit Verdrag.
6.
De staten die partij zijn worden aangemoedigd nationale maatregelen te nemen en met elkaar samen te werken om te voorkomen dat de overdracht van conventionele wapens waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is voorwerp wordt van corrupte praktijken.
7.
De staten die partij zijn worden aangemoedigd ervaringen en informatie uit te wisselen over hetgeen geleerd is met betrekking tot enig aspect van dit Verdrag.