De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/2.3:2.3 Deel III. Het accessoir karakter
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/2.3
2.3 Deel III. Het accessoir karakter
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374323:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het derde deel onderzoek ik ten slotte het accessoir karakter van de dwangsom. Dit onderwerp noodzaakt tot het maken van een onderscheid tussen dwangsomveroordeling en dwangsomvordering. Een afzonderlijke behandeling van het accessoir karakter van de dwangsomveroordeling blijft in dit deel grotendeels achterwege, omdat die behandeling al in de behandeling van het preventief en (begrensd) definitief karakter van de dwangsomveroordeling besloten ligt. Twee bijzondere gevallen, die betrekking hebben op de vraag in hoeverre de dwangsomveroordeling ook in procesrechtelijk opzicht van het lot van de hoofdveroordeling afhankelijk is, komen desalniettemin aan de orde (20).
Voor het overige is het derde deel gewijd aan de vraag in hoeverre aan de dwangsomvordering en dwangsomschuld een accessoir karakter moet worden toegeschreven. In dit verband onderzoek ik in hoeverre de dwangsomvordering respectievelijk dwangsomschuld de hoofdvordering (dat wil zeggen de vordering die uit de hoofdveroordeling voortvloeit) respectievelijk hoofdschuld volgt. Daarnaast komt aan de orde in hoeverre dwangsomvordering en dwangsomschuld als onafhankelijke geldvordering, respectievelijk onafhankelijke geldschuld, een zelfstandige rol vervullen in het rechtsverkeer. Met betrekking tot de bestaande dwangsomvordering komen in dit verband allereerst de onderwerpen insolventie en verrekening aan de orde (21). Ik bespreek vervolgens de mogelijkheid van cessie (22), beslag en verpanding (23), en kwijtschelding (24) met betrekking tot de dwangsomvordering, alsmede schuldoverneming met betrekking tot de dwangsomschuld (25). Daarbij onderscheid ik naar bestaande en toekomstige dwangsomvordering, respectievelijk bestaande en toekomstige dwangsomschuld.
Ik sluit de drie delen elk af met een slothoofdstuk (10, 19 en 26). Het eerste deel daarvan bevat een samenvattende conclusie. Het tweede deel van de slothoofdstukken bevat een overzicht van de praktische aanwijzingen die uit de theoretische bevindingen kunnen worden afgeleid, bezien vanuit het oogpunt van de respectieve partijen. In de conclusie waarmee ik deze studie afrond, beantwoord ik de hiervoor geformuleerde vragen naar de wenselijkheid van wijziging of aanvulling van de dwangsomregeling en/of regels van zuiver nationaal (proces )recht. De conclusie mondt uit in een aantal aanbevelingen (27); voor de toelichting daarop wordt naar de respectieve slothoofdstukken verwezen.
Een aantal onderdelen van dit onderzoek is al eens gepubliceerd in afzonderlijke korte bijdragen. In verschillende onderdelen van dit boek vindt men de betreffende publicaties - in meer of minder gewijzigde vorm - terug.
De studie gaat uit van de stand van zaken per 1 juli 2006.