De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/2.2:2.2 Deel II. Het definitief karakter
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/2.2
2.2 Deel II. Het definitief karakter
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379159:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aan het al genoemde definitief karakter van de dwangsomveroordeling is het tweede deel van dit onderzoek gewijd. In hoeverre het definitief karakter van de dwangsom als waarborg voor het behoud van het preventief karakter moet worden beschouwd, is een vraag die in het eerste deel zal zijn beantwoord. Of anderzijds behoud van ditzelfde preventief karakter echter juist ook een begrenzing van het definitief karakter vergt, is een vraag die in het tweede deel aan de orde komt. De vraag geeft aanleiding tot een bespreking van de verschillende wijzen waarop het definitief karakter van de dwangsom naar huidig recht is begrensd. Na een algemene beschrijving van een aantal aspecten van het definitief karakter (deel A) (11), passeren achtereenvolgens de verschillende begrenzingen naar huidig recht de revue, onderscheiden naar oorsprong: zuiver nationaal (proces )recht (deel B) of Eenvormige Beneluxwet (deel C).
In deel B komen achtereenvolgens de gevolgen van schorsing (12), vernietiging (13) en terzijdestelling (14) aan de orde, alsmede de rol die de nationaalrechtelijke leerstukken misbruik van bevoegdheid, rechtsverwerking en meer in het algemeen de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit verband kunnen spelen (15). In deel C bespreek ik wat op grond van de dwangsomregeling heeft te gelden wanneer de dwangsomdebiteur op grond van art. 611d Rv buiten staat wordt geacht om aan de veroordeling te voldoen (16) en in geval van insolventie (art. 611e Rv) of overlijden (art. 611f Rv) van de dwangsomdebiteur (17).
Ten slotte komt aan de orde in hoeverre ook de verjaring het definitief karakter van de dwangsom begrenst. Met betrekking tot dit onderwerp bevat de Beneluxregeling een bijzondere regeling in art. 611g Rv, maar ook regels van nationale oorsprong zijn van toepassing, in het bijzonder waar het de stuiting en schorsing c.q. verlenging van de verjaring betreft. Met het oog op het feit dat zowel regels van zuiver nationaal (proces)recht als regels van Beneluxrecht van toepassing zijn, verdient de vraag in hoeverre deze regels op elkaar aansluiten, onderzoek. In het bijzonder wordt bezien of de regels van nationale oorsprong op de dwangsom voldoende zijn toegesneden (18).