Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/3.7.5:3.7.5 Onrechtmatige daad
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/3.7.5
3.7.5 Onrechtmatige daad
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS448249:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1750, RvdW 2015/801.
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1750, RvdW 2015/801, r.o. 3.5.2.
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1750, RvdW 2015/801, r.o. 3.6. Volgens het Windpark blijkt de onrechtmatigheid uit het resultaat van de bestuursrechtelijke procedure: Delta had de verzochte aansluiting moeten realiseren voor een tarief, gebaseerd op de kortste afstand tot het dichtstbijzijnde punt in het net.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wanneer partijen niet tot een overeenkomst komen en naar later blijkt één van de partijen ten onrechte een te hoog tarief heeft gevraagd, kan de andere partij, voor zover zij schade heeft geleden, een vordering uit onrechtmatige daad instellen. Een voorbeeld hiervan komt uit de energiemarkt.
Uit een in 2015 door de Hoge Raad gewezen arrest in de zaak Windpark Zeeland I/Delta Netwerkbedrijf1 betreffende toelating tot het elektriciteitsnetwerk, heeft de Hoge Raad bepaald dat de bestuursrechtelijke rechtsgang bindend is voor de civiele rechter. Delta (netwerkaanbieder elektriciteit) had een offerte voor toelating tot haar netwerk uitgebracht die, naar later oordeel van het CBB, te hoog was en waardoor Windpark Zeeland schade heeft geleden, omdat Windpark Zeeland toen al een alternatieve aansluiting had gerealiseerd waarvoor hoge kosten waren betaald. Het CBB heeft de uitspraak vernietigd en de NMa opgedragen met inachtneming van het oordeel van het CBB opnieuw op het bezwaar te beslissen. De NMa heeft bij besluit van 13 maart 2009 het bezwaar van Windpark alsnog gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de klacht van Windpark met betrekking tot de aansluittarieven gegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 januari 2013 heeft het CBB in een andere, vergelijkbare, zaak tussen Delta en een andere exploitant van een windmolenpark echter een genuanceerder standpunt ingenomen. Op grond van deze uitspraak zou de oorspronkelijke offerte van Delta in de zaak Delta/Windpark Zeeland I niet te hoog zijn geweest.
De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het CBB tussen beide partijen (Delta en Windpark Zeeland I) het uitgangspunt moet zijn. Delta heeft bij het uitbrengen van haar offerte aan Windpark in strijd met de wet gehandeld. Het oordeel van het hof dat Delta in mei 2005 niet anders had behoren te offreren is dan ook onjuist.2 De Hoge Raad overweegt dat uit de bindende kracht van de uitspraak van de NMa volgt dat het uitgangspunt moet zijn dat Delta bij het uitbrengen van de offerte in strijd met de wet, en dus onrechtmatig, heeft gehandeld.3 Dat de offerte in lijn was met het beleid van de NMa en met de latere uitspraak van het CBB van 25 januari 2013, doet hier niet aan af. Delta had tegen het besluit van 13 maart 2009 in beroep kunnen gaan en dat heeft zij niet gedaan.