Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.148
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
16-12-2010, Stb. 2010, 846 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken: 32190)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
De inspecteur en de ambtenaren belast met de opsporing van de bij dit hoofdstuk of de op daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten, zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van de ingevolge het Wetboek van Strafvordering BES voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.
2.
De goederen, vaartuigen, voertuigen, werktuigen, gereedschappen of andere voorwerpen, waarmede enige overtreding van deze wet is gepleegd, kunnen door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren als stukken van overtuiging worden ingenomen en door hen in beslag worden genomen indien zij vatbaar voor verbeurdverklaring zijn.
3.
Bij het opsporen van bij dit hoofdstuk of de daarop berustende bepalingen strafbare gestelde feiten hebben de inspecteur en de in het eerste lid bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats welke zij redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig vinden. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te doen vergezellen.
4.
In een woning treden zij op de voet van het eerste lid zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan vergezeld van een officier van justitie of hulpofficier van justitie dan wel voorzien van een algemene of bijzondere schriftelijke last van de procureur-generaal of van de officier van justitie, dan wel voorzien van een bijzondere schriftelijke last van een zijner hulpofficieren.
5.
Van het in het vierde lid bedoelde binnentreden wordt binnen tweemaal vierentwintig uur proces-verbaal opgemaakt. Daarin wordt melding gemaakt van het tijdstip van het binnentreden en van het beoogde doel, alsmede van de omstandigheid dat zij zich door bepaalde personen hebben doen vergezellen.