Einde inhoudsopgave
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Artikel 1:1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Redactionele toelichting
In het Staatsblad is onderdeel l gepubliceerd als onderdeel i.
- Bronpublicatie:
21-03-2018, Stb. 2018, 94 (uitgifte: 05-04-2018, kamerstukken: 34797)
24-01-2018, Stb. 2018, 37 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32399)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2019, Stb. 2019, 437 (uitgifte: 29-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
21-11-2019, Stb. 2019, 437 (uitgifte: 29-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet (24-01-2018, Stb. 37).
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Klachtbehandeling
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Individuele gezondheidszorg
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Sociale zekerheid ziektekosten / Bijzondere onderwerpen
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
- b.
accommodatie: bouwkundige voorziening of een deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar zorg wordt verleend;
- c.
advocaat: advocaat als bedoeld in artikel 9a van de Advocatenwet;
- d.
bestuur van de raad voor rechtsbijstand: bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand;
- e.
crisismaatregel: door de burgemeester opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 7:1 om verplichte zorg te verlenen;
- f.
criteria voor verplichte zorg: criteria als bedoeld in artikel 3:3;
- g.
doel van verplichte zorg: doel als bedoeld in artikel 3:4;
- h.
familievertrouwenspersoon: familievertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 12:1;
- i.
geneesheer-directeur: arts als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, aangewezen door en in dienst van de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken op het terrein van zorg en de verlening van verplichte zorg;
- j.
gezinsvoogdijwerker: medewerker van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, belast met het uitvoeren van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel van 257[lees: artikel 257] van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- k.
huisregels: huisregels als bedoeld in artikel 8:15;
- i.
inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
- m.
klachtencommissie: klachtencommissie als bedoeld in artikel 10:1;
- n.
klachtprocedure: klachtprocedure als bedoeld in artikel 10:3;
- o.
machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel: rechterlijke machtiging om de crisismaatregel voort te zetten;
- p.
nabestaande: nabestaande als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
- q.
patiëntenvertrouwenspersoon: patiëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 11:1;
- r.
regio: regio als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;
- s.
tenuitvoerlegging: er voor zorg dragen dat de zorgaanbieder kan beginnen met de uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
- t.
verplichte zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:1 en artikel 3:2, tweede lid;
- u.
vertegenwoordiger: vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 1:3;
- v.
zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
- w.
zorgaanbieder: een rechtspersoon die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 doet verlenen;
- x.
zorgkaart: zorgkaart als bedoeld in artikel 5:12;
- y.
zorgmachtiging: rechterlijke machtiging om verplichte zorg te verlenen;
- z.
zorgplan: zorgplan als bedoeld in artikel 5:13 of artikel 9:4;
- aa.
zorgverantwoordelijke: degene die een geregistreerd beroep uitoefent als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en die behoort tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, verantwoordelijk voor de zorg;
- bb.
zorgverlener: een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent.
2.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder ‘ernstig nadeel’ verstaan, het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- a.
levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
- b.
bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- c.
de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- d.
de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.
Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt.
4.
Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 6.1.12, derde lid, van de Jeugdwet niet van toepassing.