Hof Amsterdam, 26-05-2015, nr. 200.160.431-02 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2015:1957
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-05-2015
- Zaaknummer
200.160.431-02 NOT
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:1957, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑05‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 107 Wet op het notarisambt
Uitspraak 26‑05‑2015
Inhoudsindicatie
Verzoek van de KNB tot herziening van de beslissing van dit hof van 17 februari 2015 met zaaknummer 200.160.431/01 NOT (ECLI:NL:GHAMS:2015:413). Naar het oordeel van het hof is uitgangspunt dat alleen degene die partij was bij een gegeven beslissing, het recht toekomt daarvan herziening te vragen, onder de daarvoor geldende voorwaarden. De KNB was geen partij bij de onderhavige beslissing en kan daarom in beginsel geen herziening daarvan vragen. Hetgeen de KNB heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Het hof verklaart de KNB niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening.
Partij(en)
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.160.431/02 NOT
nummer eerste aanleg : 13.000152
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 mei 2015
inzake
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,
gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
tegen
mr. [X],
kandidaat-notaris te [plaatsnaam],
verweerder,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.
1. Procesgang
1.1.
Bij brief (met bijlagen) van 19 februari 2015, per e-mail ontvangen op die datum en per post op 20 februari 2015, heeft verzoekster (hierna: de KNB) verzocht om herziening van de beslissing van dit hof van 17 februari 2015 met zaaknummer 200.160.431/01 NOT (ECLI:NL:GHAMS:2015:413), in het door verweerder (hierna: mr. [X]) ingestelde hoger beroep tegen twee beslissingen van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag.
1.2.
Mr. [X] heeft op 31 maart 2015 drie producties (H.1, H.2 en H.3) bij het hof ingediend en op 1 april 2015 een inhoudelijke reactie gegeven op het verzoek van de KNB, onder overlegging van de (aanvullende) producties H.4 en H.5.
1.3.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de KNB zich per brief (met bijlagen), gedateerd op 10 maart 2015 en ontvangen op 13 april 2015, uitgelaten over haar ontvankelijkheid in het herzieningsverzoek.
1.4.
Mr. [X] heeft op 28 april 2015 een nadere productie (H.6) bij het hof ingediend.
2. Ontvankelijkheid
2.1.
De Wet op het notarisambt (Wna) bevat geen bepalingen over de herziening van tuchtrechtelijke beslissingen. De mogelijkheid van herziening heeft dit hof echter aanvaard in zijn beslissingen van 21 februari 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6394) en 25 september 2012 ( ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2559). Blijkens de beslissing van dit hof van 31 maart 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:1089) heeft de invoering van de huidige wet per 1 januari 2013 daarin geen verandering gebracht.
2.2.
Volgens voormelde (vaste) rechtspraak kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Deze vereisten zijn cumulatief.
2.3.
De KNB was geen partij in de procedure die heeft geleid tot de beslissing van dit hof van 17 februari 2015. Dat stelt de vraag aan de orde of de KNB kan worden ontvangen in haar verzoek tot herziening van die beslissing.
2.4.
De KNB stelt zich op het standpunt dat zij kan worden ontvangen in haar herzieningsverzoek. Daarvoor beroept de KNB zich op het per 1 januari 2013 in werking getreden gewijzigde artikel 107 lid 1 Wna. In dat artikel is bepaald dat de KNB en het BFT voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep in alle gevallen als klager worden aangemerkt. De gedachte achter deze bepaling is volgens de KNB dat de KNB en het BFT moeten kunnen worden ontvangen in een hoger beroep tegen een beslissing van een kamer voor het notariaat waarbij zij zelf geen partij waren, om zo eventuele onjuiste beslissingen te doen herstellen dan wel om in een bepaalde zaak een oordeel te krijgen van de hoogste tuchtrechter met het doel rechtseenheid te creëren en duidelijkheid voor de beroepsgroep te verkrijgen. Deze gedachte zou, aldus de KNB, ook moeten gelden voor een herzieningsverzoek. Op basis van een analoge toepassing van artikel 107 lid 1 Wna is de KNB daarom naar eigen zeggen als de meest gerede partij bevoegd om onderhavig herzieningsverzoek in te dienen.
2.5.
Naar de mening van mr. [X] is de KNB niet-ontvankelijk in het verzoek.
2.6.
Naar het oordeel van het hof is uitgangspunt dat alleen degene die partij was bij een gegeven beslissing, het recht toekomt daarvan herziening te vragen, onder de daarvoor geldende voorwaarden. De KNB was geen partij bij de onderhavige beslissing en kan daarom in beginsel geen herziening daarvan vragen. Hetgeen de KNB heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Artikel 107 lid 1 Wna bepaalt, voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep, slechts dat de KNB in alle gevallen als klager kan worden aangemerkt. Die bepaling geeft de KNB het recht als partij in hoger beroep op te treden, maar niet om beslissingen aan te vechten die zijn gegeven in een hoger beroep waarvan zij zich afzijdig heeft gehouden. Ook voor het overige is er geen grondslag om aan te nemen dat de KNB het recht moet hebben de herziening van de onderhavige beslissing te vragen. Ten overvloede merkt het hof op dat al hetgeen de KNB in haar herzieningsverzoek aanvoert informatie betreft die haar voorafgaand aan de uitspraak reeds bekend was, maar die zij niet met het hof heeft gedeeld. Die omstandigheid zou aan toewijzing van het verzoek in de weg hebben gestaan als zij daarin wel ontvankelijk was geweest.
2.7.
Het voorgaande brengt met zich dat de KNB niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het herzieningsverzoek.
2.8.
Hetgeen de KNB, respectievelijk mr. [X] verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
2.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
Het hof verklaart de KNB niet-ontvankelijk in haar verzoek tot herziening van de beslissing van dit hof van 17 februari 2015.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2015 door de rolraadsheer.