Hof Amsterdam, 31-03-2015, nr. 200.159.794/01 NOT
ECLI:NL:GHAMS:2015:1089
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
31-03-2015
- Zaaknummer
200.159.794/01 NOT
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:1089, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑03‑2015; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 31‑03‑2015
Inhoudsindicatie
De mogelijkheid van herziening reeds eerder door de notariskamer aanvaard. In de onderhavige zaak aanvaardt de notariskamer de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek (ongeacht of daarop inwilligend dan wel afwijzend is beslist).
Partij(en)
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.159.794/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 31 maart 2015
inzake
[de kandidaat-notaris],
kandidaat-notaris te [plaats],
appellante,
gemachtigde: mr. G.L. Maaldrink, advocaat te Den Haag.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellante (hierna: de kandidaat-notaris) heeft op 19 november 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 5 november 2014 (ECLI:NL:TNORDHA:2014:33).
1.2.
Op 1 december 2014 is van de zijde van de kandidaat-notaris een brief van
27 november 2014 met bijlage bij het hof ingekomen. In deze brief heeft de kandidaat-notaris onder verwijzing naar het beroepschrift herhaald dat zij afziet van een mondelinge behandeling van haar hoger beroep.
1.3.
De zaak is – zoals het hof bij brief van 4 december 2014 aan de gemachtigde van de kandidaat-notaris heeft aangekondigd – op 15 januari 2015 in raadkamer behandeld.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Tegen de vaststelling van de feiten door de kamer is geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 5 november 2013 heeft het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) een klacht ingediend tegen de kandidaat-notaris (die tot 14 april 2014 notaris was te [plaats]) wegens het niet-voldoen aan de plicht voldoende verzekerd te zijn tegen beroepsaansprakelijkheid. Het BFT heeft verder bij brief van 6 november 2013 aan de voorzitter van de kamer voorgesteld ordemaatregelen als bedoeld in artikel 106 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) te treffen tegen de kandidaat-notaris.
3.2.2.
Bij beslissing van 20 november 2013 heeft de voorzitter van de kamer bij wijze van ordemaatregel de kandidaat-notaris geschorst met ingang van 21 november 2013 om 00.00 uur en haar verboden om in haar protocol ambtelijke werkzaamheden uit te voeren, tot het moment waarop zij zou aantonen dat zij aan haar in de beslissing genoemde verzekeringsplicht heeft voldaan. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld.
3.2.3.
Bij beslissing van de voorzitter van de kamer van 21 november 2013 is de schorsing van de kandidaat-notaris met ingang van 22 november 2013 om 00.00 uur opgeheven, aangezien de kandidaat-notaris – blijkens een e-mailbericht van 21 november 2013 van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) – aan haar verzekeringsplicht heeft voldaan.
3.2.4.
Bij brief van 3 december 2013 heeft het BFT zijn onder 3.2.1. vermelde klacht ingetrokken.
3.2.5.
De kamer heeft bij beslissing van 18 december 2013 de beslissing van 20 november 2013 ingevolge artikel 106 lid 1 Wna in verbinding met artikel 27 lid 1 tweede volzin, Wna bekrachtigd. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep ingesteld.
3.2.6.
Op 10 juni 2014 heeft de kandidaat-notaris de kamer verzocht om herziening van de beslissing van 18 december 2013.
3.2.7.
Bij de bestreden beslissing van 5 november 2014 is voormeld herzieningsverzoek afgewezen. Daartoe heeft de kamer onder meer overwogen dat hetgeen door de kandidaat-notaris is aangevoerd geen feiten en omstandigheden betreffen op grond waarvan een beslissing kan worden herzien.
4. De ontvankelijkheid van de kandidaat-notaris in het hoger beroep
4.1.
Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of de kandidaat-notaris kan worden ontvangen in haar hoger beroep.
4.2.
De Wna bevat geen bepalingen over de herziening van tuchtrechtelijke beslissingen, laat staan dat in de Wna de mogelijkheid van beroep tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek is geregeld. De mogelijkheid van herziening heeft het hof echter al aanvaard in zijn beslissingen van 21 februari 2012 (ECLI:NL:GHAMS:2012:BV6394) en 25 september 2012 ( ECLI:NL:GHAMS:2012:CA2559). De invoering van de huidige wet per 1 januari 2013 heeft daarin geen verandering gebracht.
4.3.
Wat betreft de mogelijkheid van beroep tegen beslissingen in het kader van een herroeping/herziening geldt dat in het civiele recht tegen een beslissing tot afwijzing van de heropening van het geding cassatieberoep kan worden ingesteld. In het strafrecht kan de Hoge Raad een uitspraak van de feitenrechter herzien. In het bestuursrecht staat – in het belang van rechtsbescherming en rechtseenheid – de mogelijkheid van beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank op een herzieningsverzoek, ongeacht of de rechtbank inwilligend dan wel afwijzend op het desbetreffende herzieningsverzoek heeft beslist.
4.4.
Gelet op het bovenstaande ziet het hof aanleiding om ook in het notariële tuchtrecht – dat naar zijn aard civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke elementen in zich heeft – de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep tegen een beslissing van de kamer op een herzieningsverzoek (ongeacht of door de kamer daarop inwilligend dan wel afwijzend is beslist) te aanvaarden. Hiermee wordt naar het oordeel van het hof de rechtsbescherming en rechtseenheid in het notariële tuchtrecht gediend.
4.5.
Het voorgaande brengt met zich dat de kandidaat-notaris in haar hoger beroep kan worden ontvangen. Het hof zal hierna inhoudelijk op de zaak ingaan.
5. De beoordeling
5.1.
De kandidaat-notaris heeft aan haar herzieningsverzoek, voor zover in hoger beroep nog van belang, ten grondslag gelegd dat door de intrekking van de klacht door het BFT de getroffen ordemaatregel van rechtswege was komen te vervallen, zodat er geen grond bestond voor bekrachtiging van de beslissing waarbij die ordemaatregel was opgelegd. De kandidaat-notaris verwijst in dit verband naar het bepaalde in artikel 106 lid 2 Wna. Indien de kamer de ordemaatregel niet wenste te laten vervallen, had gebruik kunnen worden gemaakt van het bepaalde in artikel 99 lid 16 Wna om de klachten te kunnen (blijven) behandelen, aldus de kandidaat-notaris.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van dit hof kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoeker vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Deze vereisten zijn cumulatief.
5.3.
Het hof is van oordeel dat hetgeen door de kandidaat-notaris in hoger beroep is aangevoerd geen feit of omstandigheid oplevert als genoemd onder 5.2. Het hof overweegt daartoe het volgende. De kamer diende bij haar beslissing van 18 december 2013 uit te gaan van de feiten en omstandigheden zoals die waren op het moment van het nemen van de ordemaatregel. De intrekking van de klacht door het BFT heeft plaatsgevonden na de beslissing van 20 november 2013 waarbij de ordemaatregel was opgelegd, te weten op 3 december 2013, en bekendheid daarmee – daargelaten de vraag of die bij de kamer heeft ontbroken – zou derhalve niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden.
5.4.
Het voorgaande brengt met zich dat de bestreden beslissing dient te worden bevestigd.
5.5.
Hetgeen de kandidaat-notaris verder nog naar voren heeft gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J.C.W. Rang en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2015 door de rolraadsheer.