Einde inhoudsopgave
Wet op het notarisambt
Artikel 106 [Schorsing als voorlopige maatregel bij ernstige bezwaren]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
29-09-2011, Stb. 2011, 470 (uitgifte: 28-10-2011, kamerstukken: 32250)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 314 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Notaris
Juridische beroepen / Tuchtrecht
1.
Indien het betreft een klacht tegen een notaris van zeer ernstige aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, en de voorzitter van de kamer voor het notariaat een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling, kan hij bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen, ten hoogste voor de duur van de behandeling van de klacht. Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vijfde volzin, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Indien de kamer voor het notariaat uiteindelijk de klacht niet-ontvankelijk of ongegrond verklaart of een andere maatregel dan schorsing oplegt, vervalt de ordemaatregel van rechtswege. Spreekt de kamer de schorsing uit, dan kan zij bij de bepaling van de termijn rekening houden met de duur van de schorsing bij wege van ordemaatregel.
3.
Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter van de kamer voor het notariaat ter kennis is gebracht, beslist hij binnen veertien dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer voor het notariaat kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.
4.
Op verzoek van de betrokken notaris kan de voorzitter van de kamer voor het notariaat te allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing of voorlopige voorziening opheffen. Hij beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris en de klager.
5.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.