Het verzoekschrift is ter griffie van de Hoge Raad ingekomen op 29 september 2010, overeenkomstig de in art. 351 lid 5 Fw in verbinding met art. 354 lid 1 Fw genoemde cassatietermijn van 8 dagen.
HR, 18-03-2011, nr. 10/04273
ECLI:NL:HR:2011:BP7997
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18-03-2011
- Zaaknummer
10/04273
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BP7997
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP7997, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑03‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP7997
ECLI:NL:PHR:2011:BP7997, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP7997
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑03‑2011
Inhoudsindicatie
WSNP. Art. 350 en 351 F. Niet-ontvankelijk verklaard beroep tegen beëindiging toepassing schuldsaneringsregeling zonder schone lei; verschoonbare termijnoverschrijding? (81 RO)
18 maart 2011
Eerste kamer
10/04273
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaken met insolventienummers 07/486-R en 07/487-R van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2010,
b. het arrest in de zaak 200.072.092/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 21 september 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 maart 2011.
Conclusie 21‑01‑2011
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
Conclusie inzake:
- 1.
[Verzoeker 1]
- 2.
[Verzoekster 2]
verzoekers tot cassatie
Verkorte conclusie
1.1
Bij vonnis van 4 augustus 2010 heeft de rechtbank Amsterdam ten aanzien van [verzoeker] c.s. de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei beëindigd.
1.2
Bij fax van 18 augustus 2010 zijn [verzoeker] c.s. in hoger beroep gekomen van deze beslissing van de rechtbank. Het hof heeft de zaak ter zitting van 14 september 2010 behandeld. Bij arrest van 21 september 2010 heeft het hof [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in het door hen ingestelde beroep, omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en er geen sprake is van een verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn.
1.3
Tegen dit arrest hebben [verzoeker] tijdig1. beroep in cassatie ingesteld.
1.4
Het verzoekschrift bevat één cassatiemiddel.
Het middel klaagt — in de kern — dat het hof blijk geeft van een onjuiste rechtstoepassing en haar beschikking onvoldoende heeft gemotiveerd. Het hof miskent dat een verschoonbare termijnoverschrijding enkel mogelijk zou zijn wanneer de rechtbank bepaalde mededelingen over bepaalde termijnen achterwege zou gelaten hebben. Het hof miskent tevens het specifieke karakter van partijen, nu zij zonder advocaat of juridische bijstand de procedure bij de rechtbank hebben gevoerd. Volgens het middel is er wel sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding aan de zijde van [verzoekers] nu de rechtbank de beschikking niet aangetekend verstuurd heeft.
1.5
Het middel faalt. Het is vaste rechtspraak dat in het belang van een goede rechtspleging omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie aanvangt (en eindigt), duidelijkheid dient te bestaan en dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden2.. In de beschikking van 28 november 2003, NJ 2005, 4653. heeft de Hoge Raad een uitzondering gerechtvaardigd geacht op de strikte toepassing van de beroepstermijn ingeval degene die hoger beroep of cassatie instelt, ten gevolge van een door (de griffie van) het kantongerecht, de rechtbank of het hof begane fout of verzuim niet tijdig wist of redelijkerwijs kon weten dat de rechter een beschikking had gegeven en de beschikking hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep of cassatie is toegezonden of verstrekt. De Hoge Raad heeft beslist dat van een dergelijk niet tijdig weten of redelijkerwijs niet kunnen weten geen sprake is indien de betrokkene aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling en hem toen is medegedeeld dat op een bepaalde datum uitspraak zou worden gedaan4.. In de onderhavige zaak heeft het hof vastgesteld — en is in cassatie niet bestreden — dat [verzoeker] c.s. ter zitting van de rechtbank van 28 juli 2010 aanwezig zijn geweest en op die zitting is medegedeeld dat de uitspraak een week na de zitting zou worden gedaan. Op grond van deze vaststelling kan niet worden gezegd dat [verzoeker] c.s. niet wisten of redelijkerwijs niet konden weten dat het vonnis op 4 augustus 2010 zou worden uitgesproken. Het zonder procesvertegenwoordiging procederen komt voor risico van partijen en kan er niet toe leiden dat de rechtbank beslissingen per aangetekende post dient te versturen.
2. Conclusie
Ik concludeer tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 21‑01‑2011
Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2009, nr. 40.
LJN: AN8489.
HR 10 juni 2005, LJN: AT1097, NJ 2005, 372.