RFR 2014/41
Omgang. Wat mag er van de rechter worden verwacht, als de met het gezag belaste ouder stelselmatig en zonder goede gronden weigert mee te werken aan de omgangsregeling?
HR 17-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:91
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 januari 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, M.A. Loth, C.E. Drion, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
13/02989
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS917126:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:91, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1136, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑07‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑06‑2013
- Wetingang
Art. 1:377a BW; art. 8 EVRM; art. 9 lid 3 IVRK; art. 24 lid 3 EU-Handvest
Essentie
Gezag. Omgang.
Wat mag er van de rechter worden verwacht als de met het gezag belaste ouder stelselmatig en zonder goede gronden weigert mee te werken aan de omgangsregeling tussen een kind en de andere ouder?
Samenvatting
Partijen hebben een relatie gehad, waaruit in 2008 een kind is geboren dat door de vader is erkend. Kort na de geboorte van het kind is de relatie beëindigd. De vader heeft gedurende negen weken omgang met het kind gehad, waarna deze voorlopig is stopgezet. Sindsdien is getracht de omgang tussen de vader en het kind tot stand te brengen. Door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.