Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/68:68 Implementatiewetgeving en toekomstige wetgeving
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/68
68 Implementatiewetgeving en toekomstige wetgeving
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691870:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Implementatiewetgeving van Europees consumentenrecht heeft ervoor gezorgd dat de bewijslast van de naleving van de precontractuele informatieverplichting op de handelaar rust. Als voorbeelden worden hier genoemd dat de aanbieder van een reisovereenkomst (art. 7:505 BW) en de verkoper op afstand (art. 6:230n lid 4 BW) moeten bewijzen dat zij hebben voldaan aan de informatieverplichtingen.
Art. 1065 lid 4 Rv is gewijzigd: het element ‘van ernstige aard’ is na de wijziging een toepassingsvoorwaarde (met bewijsrisico voor eiser) geworden (zie nr. 340-341).
Toekomstige wetgeving
Vanaf 1 januari 2022 treedt de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) gefaseerd in werking. Aan art. 7:758 BW wordt een vierde lid toegevoegd. Lid 4 luidt:
“In afwijking van het derde lid, is bij aanneming van bouwwerken de aannemer aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering van het werk niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In andere gevallen kan van dit lid alleen ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen.”
Het uitgangspunt wordt dus dat de aannemer ook aansprakelijk is voor verborgen gebreken.