Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/382
Ondervragingsrecht. Gebruik van verklaring van medeverdachte voor bewijs niet in strijd met eerlijk proces ex art. 6 EVRM nu mogelijkheid tot ondervraging heeft bestaan en de verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen.
HR 23-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:429
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 maart 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/03329
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:429, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:26, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2020
- Wetingang
Essentie
Ondervragingsrecht. Oordeel dat het gebruik van de verklaring van de medeverdachte voor het bewijs in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces ex art. 6 EVRM berust niet enkel op de grond dat een mogelijkheid tot ondervraging heeft bestaan. Oordeel dat de door verdachte betwiste verklaring van de medeverdachte voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen is niet onjuist en is toereikend gemotiveerd.
Samenvatting
HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 4 juli 2017 NJ 2017/447 en NJ 2017/448. Het hof heeft overwogen dat 'het ondervragingsrecht weliswaar niet ten volle ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.