Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/175:175 Onbekende feiten
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/175
175 Onbekende feiten
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS457024:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 11 januari 1985, ECLI:NL:HR:1985:AG4941, NJ 1985, 352 (Van Laarhoven/Finatabank).
De Hoge Raad gebruikte deze woorden, die ook in het cassatiemiddel werden gebruikt.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het niet kennen – en als gevolg daarvan niet (al te) concreet kunnen omschrijven – van de te bewijzen feiten is op zichzelf geen reden voor afwijzing van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker die met het voorlopig getuigenverhoor niet bekende feiten wil achterhalen is niet automatisch een verzoeker op fishing expedition (zie nr. 316). Een mooi voorbeeld van een in informatienood verkerende verzoekster die omtrent de feiten in het duister tastte en toch voldeed aan de vereisten voor – en bij uitstek aan het doel van – een voorlopig getuigenverhoor, is de zaak die leidde tot het arrest Van Laarhoven/Finatabank.1 Van Laarhoven had – kort samengevat – bemiddeld bij de totstandkoming van een kredietovereenkomst tussen Finatabank en Van Elten. Van Elten weigerde betalingen ter zake van die overeenkomst te doen, stellende dat niet hij maar zijn toenmalige echtgenote Bierens de overeenkomst had ondertekend. Finatabank stelde Van Laarhoven aansprakelijk voor het saldo van de kredietovereenkomst, omdat Van Laarhoven bij de totstandkoming van de overeenkomst onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Van Laarhoven had destijds de overeenkomst afgegeven bij de woning van de moeder van Bierens met het verzoek de overeenkomst te laten ondertekenen door Van Elten, waarna enige tijd later de ondertekende overeenkomst weer ter hand was gesteld aan Van Laarhoven. Voor de vraag of Van Laarhoven aansprakelijk was, diende duidelijk te wordenwat er was gebeurd tussen het moment waarop Van Laarhoven de overeenkomst had afgegeven bij de woning van de moeder van Bierens en het moment waarop Van Laarhoven de ondertekende overeenkomst weer overhandigd kreeg. Van Laarhoven had natuurlijk geen flauw idee wat er was gebeurd, immers, zij was er tussen de twee genoemde momenten niet bij. Ook de verzoeker die omtrent de feiten “nog in het duister tast”2 kan dus recht hebben op een voorlopig getuigenverhoor om de feitelijke grondslag van het geschil te kunnen vaststellen.