HR 14 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:387, rechtsoverweging 2.4. De Hoge Raad verwijst hierbij naar zijn eerdere jurisprudentie: HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3212, rechtsoverweging 2.3. Zie ook HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823.
HR, 11-07-2023, nr. 22/01915
ECLI:NL:HR:2023:1015
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2023
- Zaaknummer
22/01915
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1015, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑07‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:365
ECLI:NL:PHR:2023:365, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1015
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑07‑2022
- Vindplaatsen
NJ 2023/268 met annotatie van P. Mevis
Uitspraak 11‑07‑2023
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex 94 Sv op motorfiets van klaagster onder schoonzoon van klaagster t.z.v. verdenking van rijden zonder rijbewijs. Had klaagster redelijkerwijs kunnen vermoeden dat haar bromfiets door verdachte (schoonzoon) i.v.m. strafbaar feit zou worden gebruikt? Art. 33a.2.a Sr. HR: Om redenen vermeld in CAG slaagt middel. CAG: Rb heeft door bij haar oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig zal bevelen, beslissend te achten dat klaagster “niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt”, haar oordeel niet toereikend gemotiveerd. Rb had bij dit oordeel moeten betrekken of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat strafrechter daarbij ook tot het oordeel zal komen dat klaagster bekend was met het gebruik van het voertuig voor rijden zonder rijbewijs door verdachte op 14-3-2022, dan wel dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01915 B
Datum 11 juli 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 20 april 2022, nummer RK 22/005805, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Nederland, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de ongegrondverklaring van het beklag tegen het op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering onder een derde gelegde beslag op het voertuig van de klaagster.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2023.
Conclusie 30‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Derdenbeslag ex art. 94 Sv. Beklag ex art. 552a Sv. De rechtbank had bij zijn oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig zal bevelen, moeten betrekken of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter daarbij tevens tot het oordeel zal komen dat de klaagster bekend was met het criminele gebruik van het voertuig dan wel dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden (art. 33a, lid 2 aanhef en onder a, Sr). De conclusie strekt tot vernietiging en terugwijzing naar de rechtbank.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01915 B
Zitting 30 mei 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de klaagster
De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, heeft bij beschikking van 20 april 2022 het klaagschrift van de klaagster, strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen voertuig (een Piaggio M08 met het kenteken [kenteken]), ongegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld door de klaagster en S. van den Akker, R.J. Baumgardt en P. van Dongen, allen advocaat te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1
Het middel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig zal bevelen.
3.2
De bestreden beschikking houdt – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – het volgende in:
“FeitenUit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 14 maart 2022 onder [beslagene] (hierna te noemen: de beslagene) een Piaggio M08 (kenteken: [kenteken]) in beslag is genomen.
(…)
BeklagHet beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan klaagster.
Door klaagster is aangevoerd dat de in beslag genomen Piaggio M08 geheel haar eigendom is. Beslagene is de schoonzoon van klaagster. Klaagster wist niet dat beslagene niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Het is juist dat beslagene eerder zonder geldig rijbewijs in een voertuig van klaagster heeft gereden. Beslagene heeft echter aangegeven dat hij inmiddels een geldig rijbewijs heeft behaald. Klaagster heeft op deze informatie vertrouwd. Indien zij had geweten dat beslagene niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, dan had zij hem geen toestemming gegeven om haar voertuig te besturen.
Standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan klaagster en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie zal vorderen dat het voorwerp zal worden verbeurd verklaard. De officier van justitie voert daartoe aan dat klaagster als eigenaar verantwoordelijk is om zorg te dragen dat er geen personen die niet in het bezit zijn van een rijbewijs, gebruik kunnen maken van haar voertuigen. Het controleren van het wel of niet hebben van een rijbewijs is eenvoudig. Klaagster had aan beslagene kunnen verzoeken het rijbewijs aan haar te tonen. Daarnaast is klaagster reeds gewaarschuwd en had zij extra alert moeten zijn omtrent het rijden van beslagene in een voertuig van haar. Uit de stukken volgt dat beslagene de verkeersregels niet zo nauw neemt, niet leert van de eerder opgelegde straffen, de beschikking heeft over het voertuig en het hem er niet van weerhoudt te gaan rijden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. De officier van justitie acht recidivegevaar dan ook aanwezig. Het is derhalve niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.
Beoordeling
De rechtbank is bevoegd en klaagster is ontvankelijk in het beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.Klaagster is eigenaar van de in beslag genomen Piaggio M08. Ondanks het feit dat klaagster eerder is geconfronteerd met het feit dat beslagene geen rijbewijs heeft, heeft klaagster wederom haar voertuig ter beschikking van beslagene gesteld zonder te verifiëren of beslagene inmiddels in het bezit is van een geldig rijbewijs. Ter zitting verklaart klaagster dat zij haar schoonzoon heeft vertrouwd op zijn woord. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat klaagster ten tijde van het ter beschikking stellen van haar voertuig aan beslagene niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp zal verbeurd verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.”
3.3
In de toelichting op het middel wordt in de kern aangevoerd dat de rechtbank bij haar oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voertuig verbeurd zal verklaren, het bepaalde in art. 33a, lid 2 aanhef en onder a, Sr, namelijk – kort gezegd – of de rechthebbende te kwader trouw was, heeft miskend, althans dat het (impliciete) oordeel van de rechtbank dat van dergelijke kwader trouw sprake was, niet begrijpelijk is dan wel ontoereikend is gemotiveerd.
3.4
“1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:(…)
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
(…)
2. Voorwerpen als bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien:
a. degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of;
b. niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.”
3.5
Bij de beoordeling van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag moet de rechter - ook als het klaagschrift afkomstig is van een ander dan de beslagene - a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Het belang van strafvordering vordert bijvoorbeeld het voortduren van het beslag als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.1.
3.6
De verbeurdverklaring van een voorwerp waarmee het feit is begaan of voorbereid, is in beginsel alleen mogelijk als dat voorwerp aan de veroordeelde toebehoort. Op dit beginsel maakt art. 33a, lid 2 aanhef en onder a, Sr een uitzondering voor het geval de rechthebbende – kort samengevat – te kwader trouw was. Dat betekent dat bij de vraag of de wet verbeurdverklaring toelaat, niet in het midden kan worden gelaten of een ander dan de verdachte of veroordeelde de rechthebbende is op het desbetreffende voorwerp en, als dit het geval is, evenmin of die ander onbekend was met het criminele gebruik dat de verdachte of veroordeelde daarvan maakte en dat gebruik ook niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden.2.
3.7
De rechtbank heeft vastgesteld dat het op 14 maart 2022 inbeslaggenomen voertuig toebehoort aan de klaagster, zodat een geval als bedoeld in art. 33a, lid 2 aanhef en onder b, Sr zich in de onderhavige zaak niet voordoet en verbeurdverklaring ingevolge art. 33a, lid 2 aanhef en onder a, Sr alleen mogelijk is als de klaagster bekend was met het gebruik van het voorwerp voor het strafbare feit, dan wel dit gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden. Door bij haar oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig zal bevelen, beslissend te achten dat de klaagster “niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt” heeft de rechtbank haar oordeel niet toereikend gemotiveerd. De rechtbank had bij dit oordeel immers moeten betrekken of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter daarbij tevens tot het oordeel zal komen dat de klaagster bekend was met het gebruik van het voertuig voor het rijden zonder rijbewijs door de verdachte op 14 maart 2022, dan wel dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden.3.
3.8
Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Nederland, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑05‑2023
HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1462.
Zie HR 14 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:387. Zie ook HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:967 en HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1126.
Beroepschrift 14‑07‑2022
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Griffienummer: S 22/0195 B
Betekening aanzegging: 29 juni 2022
Cassatieschriftuur
Inzake:
[klaagster]
wonende te [woonplaats],
klaagster,
advocaten: R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker
dossiernummer: D20220245
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekenden, als daartoe door klaagster bijzonder gevolmachtigd, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [klaagster], ingestelde beroep in cassatie tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 20 april 2022, en alle beslissingen die door de rechtbank ter zitting(en) zijn genomen.
In genoemde beschikking heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie hebben ondergetekenden de eer voor te dragen:
Middel I
Op 14 maart 2022 is onder een ander dan klaagster, [beslagene] (beslagene), een motorfiets van het merk Piaggio M08 met kenteken [kenteken] in beslag genomen. De motorfiets staat op naam van klaagster. De motorfiets is in beslag genomen, omdat deze is aangemerkt is als vatbaar voor verbeurdverklaring (art. 94 Sv). Daaraan ligt ten grondslag dat tegen [beslagene] een proces-verbaal is opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 107 lid 1 WVW. Klaagster heeft onder meer verklaard dat haar schoonzoon (i.c. beslagene) verstand heeft van scooters en klaagster hem heeft gevraagd de scooter te repareren. Aangevoerd door klaagster is dat hij (beslagene) toen heeft gezegd tegen haar dat hij zijn rijbewijs heeft gehaald en zij hem op zijn woord heeft vertrouwd.
De rechtbank heeft onder meer vastgesteld dat klaagster eigenaar is van de in beslag genomen Piaggio M08. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld/overwogen dat, ondanks het feit dat klaagster eerder is geconfronteerd met het feit dat beslagene geen rijbewijs heeft, klaagster wederom haar voertuig ter beschikking van beslagene heeft gesteld, zonder te verifiëren of beslagene inmiddels in het bezit is van een geldig rijbewijs. De rechtbank heeft voorts overwogen/geoordeeld dat klaagster ten tijde van het ter beschikking stellen van haar voertuig aan beslagene niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt, zodat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren en het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Uit de beschikking volgt niet, althans niet zonder meer, dat de rechtbank het juiste toetsingskader heeft gehanteerd nu uit de beschikking niet, althans niet zonder meer, volgt dat de rechtbank heeft vastgesteld dat klaagster bekend was met het gebruik of bestemming van de scooter door beslagene of dat gebruik of bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, zodat de beschikking onvoldoende met redenen is omkleed.
Indien de rechtbank beoogd heeft aan te geven dat klaagster niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikte en daardoor ook bekend was met het gebruik/bestemming of dat gebruik/bestemming (kennelijk bestaande uit het gebruiken van de scooter als voertuig) redelijkerwijs had kunnen vermoeden, is dat oordeel niet (zonder meer) begrijpelijk, nu door klaagster is aangevoerd dat destijds wel degelijk ter sprake is gekomen dat beslagene over een geldig rijbewijs beschikte en klaagster heeft vertrouwd op de mededeling van haar schoonzoon, beslagene, dat hij inmiddels over een rijbewijs beschikte. Zulks klemt te meer nu klaagster heeft aangevoerd dat zij de scooter slechts ter beschikking heeft gesteld aan beslagene om deze te repareren, zodat de beschikking onvoldoende met redenen is omkleed.
Toelichting
1.1
Uit het verhandelde ter zitting volgt dat op 14 maart 2022 onder [beslagene] (beslagene) een motorfiets van het merk Piaggio M08 met kenteken [kenteken] op grond van art. 94 Sv in beslag is genomen. De motorfiets staat op naam van klaagster.
1.2
Door klaagster is op 18 maart 2022 per mail een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend, inhoudende:
‘Op 14-03-2022 om 14:00 op [a-straat] [a-plaats]
Is mijn eigendom in beslag genomen
De persoon die er op ree was niet in bezit van een rijbewijs terwel mij gezegd is van wel. Gisteren werd ik gebelt door een peter en zij dat ik mijn eigendom mag ophallen maar na een minuut later werd er gebelt over dat in het verleden de persoon in een auto was aangehouden ik zogenaamd wist dat hij geen rijbewijs had. Nogmaals ik wist toen niet dat er geen rijbewijs was tot dat de agent het pas zij de auto is toen ook verkocht. Ik heb deze scooter op naam gezet voor me zelf ik heb hem gekocht voor en bedrag en laten maken voor verkoop. Maar gisteren werd mij dus vertelt dat er hellemaal geen rijbewijs is. Mij is vertelt dat theorie is gedaan en rijbewijs is gebaald. Ik laat niemand meer rijden om in of op mijn voertuigen als ik dit had geweten had ik nooit toestemming geven. Het gaat om me eigendom wat geld gekost heeft ik wil de scooter terug omdat het mijn eigendom is en ik zelf niet reed natuurlijk de persoon stond stil toen de scooter in beslag werd genomen ook is dit de eerste keer dat er op gereden is. Ik wil mijn eigendom terug zodat in hem kan verkopen en vanaf nu geen voertuigen meer neem.
()
Ik wil me eigendom terug ik heb zeker hier van geleerd en als de scooter terug kom wil ik ook geen voertuigen meer op me naam zodra deze verkocht is en terug mag. Al me spaargeld zit er in omdat ik nieuw vloer enz wij kopen voor me huis. Ik wil u vragen dat de scooter terug mag naar mij. Ik wist niet dat er geen rijbewijs was van scooter als ik dat had geweten had ik natuurlijk nooit hem de scooter laten maken hij was mee bezig zodat de scooter veilig was voor de verkoop. Ik zweer het ik wist het echt niet mijn was gezegd dat er een rijbewijs was.’
1.3
In het proces-verbaal van de zitting in raadkamer van 20 april 2022 is onder meer gerelateerd:
‘De rechter deelt mede dat op 18 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank namens klaagster bezwaar is ingediend, gericht tegen het uitblijven van een last tot teruggave met betrekking tot een Piaggio M08 (kenteken: [kenteken]), welke op 14 maart 2022 onder [beslagene] (hierna te noemen: de beslagene) in beslag is genomen.
Klaagster verklaart, zakelijk weergegeven:
De scooter is in beslag genomen onder mijn schoonzoon. Ik had de scooter nog niet in gebruik. Het bleek een motorscooter te zijn en ik wilde hem verkopen via Marktplaats. De waterpomp was stuk en ik moest hem eerst laten repareren. Mijn schoonzoon heeft verstand van scooters en omdat er een nieuwe pakking op moest, heb ik hem gevraagd de scooter te repareren. Hij moest de scooter bijstellen en toen heeft tegen mij gezegd dat hij zijn rijbewijs heeft gehaald. Ik heb hem op zijn woord vertrouwd, maar hij heeft mij voorgelogen. Vanaf dat moment heb ik niet meer met hem gesproken.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Uit het politiedossier volgt dat beslagene reeds meermalen de verkeersregels heeft overtreden. Uit de stukken volgt eveneens dat klaagster in april 2020 er van in kennis is gesteld dat beslagene niet beschikte over een geldig rijbewijs. Nadat hij voor de derde keer is aangehouden, terwijl hij reed zonder rijbewijs, is het voertuig in beslag genomen. Het controleren van het wel of niet hebben van een rijbewijs is eenvoudig. Klaagster had aan beslagene kunnen verzoeken het rijbewijs aan haar te tonen. Daarnaast is klaagster reeds gewaarschuwd en had zij extra alert moeten zijn omtrent het rijden van beslagene in een voertuig van haar. Daarmee heeft klaagster als eigenaar niet aan haar verantwoordelijkheid voldaan en het heeft haar er niet van weerhouden haar voertuig ter beschikking te stellen aan beslagene, waarvan zij redelijkerwijs wist dat hij niet beschikte over een rijbewijs. Het klaagschrift dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Klaagster verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik had beter moeten nadenken. Het is mijn fout geweest dat ik niet om een bewijs heb gevraagd, maar ik vertrouwde hem.’
1.4
In de beschikking heeft de rechtbank overwogen/geoordeeld:
‘Beoordeling
()
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de 1 rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klaagster is eigenaar van de in beslag genomen Piaggio M08. Ondanks het feit dat klaagster eerder is geconfronteerd met het feit dat beslagene geen rijbewijs heeft, heeft klaagster wederom haar voertuig ter beschikking van beslagene gesteld zonder te verifiëren of beslagene inmiddels in het bezit is van een geldig rijbewijs. Ter zitting verklaart klaagster dat zij haar schoonzoon heeft vertrouwd op zijn woord. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat klaagster ten tijde van het ter beschikking stellen van haar voertuig aan beslagene niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp zal verbeurd verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.’
1.5
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen — ook in een zaak betreffende een ander dan de klager — of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met art. 552f Sv. Voor de waarheidsvinding en de onttrekking aan het verkeer uit art. 94 Sv is het niet relevant aan wie het voorwerp toebehoort. Voor de verbeurdverklaring wel (art. 33a lid 1 aanhef jo. lid. onder a Sr), maar daarvoor is beslag op het voorwerp weer niet nodig.1.
1.6
Een inbeslaggenomen voorwerp kan verbeurd worden verklaard indien dat voorwerp aan een verdachte/veroordeelde toebehoort. Indien een strafbare feit door een ander dan aan wie het voorwerp toebehoort wordt gepleegd zoals degene die de (aan klager) toebehorende auto van klager heeft geleend maakt dat nog niet zonder meer dat de (geleende) auto in de periode van het plegen van strafbare feiten aan de verdachte (dus niet klager) heeft toebehoord.2. Voorwerpen die niet aan een veroordeelde/beslagene toebehoren kunnen ingevolge art. 33a lid. Sr slechts verbeurd worden verklaard indien a. degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of b. niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren. De uitzondering ex artikel 33a lid 2 aanhef en onder a Sr geldt indien de rechthebbende (kort gezegd) te kwader trouw was. Bij de vraag of de wet verbeurdverklaring toelaat, kan niet in het midden worden gelaten of een ander dan de veroordeelde de rechthebbende is op dat voorwerp en, als dit het geval is, evenmin of die ander onbekend was met het criminele gebruik dat de veroordeelde daarvan maakte en dat gebruik ook niet redelijkerwijs had kunnen vermoeden.3.
1.7
Op 14 maart 2022 is onder een ander dan klaagster, [beslagene] (beslagene), een motorfiets van het merk Piaggio M08 met kenteken [kenteken] in beslag genomen. De motorfiets staat op naam van klaagster. De motorfiets is in beslag genomen, omdat deze is aangemerkt is als vatbaar voor verbeurdverklaring (art. 94 Sv). Daaraan ligt ten grondslag dat tegen [beslagene] een proces-verbaal is opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 107 lid 1 WVW. Klaagster heeft onder meer verklaard dat haar schoonzoon (i.c. beslagene) verstand heeft van scooters en klaagster hem heeft gevraagd de scooter te repareren. Aangevoerd door klaagster is dat hij (beslagene) heeft gezegd tegen haar dat hij zijn rijbewijs heeft gehaald en zij hem op zijn woord heeft vertrouwd.
1.8
De rechtbank heeft onder meer vastgesteld dat klaagster eigenaar is van de in beslag genomen Piaggio M08. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld/overwogen dat, ondanks het feit dat klaagster eerder is geconfronteerd met het feit dat beslagene geen rijbewijs heeft, klaagster wederom haar voertuig ter beschikking van beslagene heeft gesteld zonder te verifiëren of beslagene inmiddels in het bezit is van een geldig rijbewijs. De rechtbank heeft voorts overwogen/geoordeeld dat klaagster ten tijde van het ter beschikking stellen van haar voertuig aan beslagene niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikt, zodat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren en het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
1.9
Uit de beschikking volgt niet, althans niet zonder meer, dat de rechtbank het juiste toetsingskader heeft gehanteerd, nu uit de beschikking niet (zonder meer) volgt dat de rechtbank heeft vastgesteld dat klaagster bekend was met het gebruik of bestemming van de scooter door beslagene of dat gebruik of bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De beschikking is dan ook onvoldoende met redenen omkleed.
1.10
Indien de rechtbank beoogd heeft aan te geven dat klaagster niet haar verantwoordelijkheid heeft genomen door te verifiëren of beslagene inmiddels over een geldig rijbewijs beschikte en daardoor ook bekend was met het gebruik of dat gebruik (bestaande uit het gebruiken van de scooter als voertuig) redelijkerwijs had kunnen vermoeden, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu door klaagster is aangevoerd dat destijds wel degelijk ter sprake is gekomen dat beslagene over een geldig rijbewijs beschikte en klaagster heeft vertrouwd op de mededeling van haar schoonzoon, beslagene, dat hij inmiddels over een rijbewijs beschikte. Zulks klemt te meer nu klaagster heeft aangevoerd dat zij de scooter slechts ter beschikking heeft gesteld aan beslagene om deze te repareren, zodat de beschikking onvoldoende met redenen is omkleed.
1.11
De beschikking is derhalve onvoldoende met redenen omkleed.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde beschikking te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Rotterdam, 14 juli 2022
Advocaten
R.J. Baumgardt
P. van Dongen
S. van den Akker
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 14‑07‑2022
Aldus P.M. Mevis in zijn noot onder HR onder HR 3 januari 2017, NJ 2017/93.
HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:563.
Aldus A-G Spronken in haar conclusie van 27 augustus 2019, ECLI:NL:PHR:2019:821, par. 2.7.