Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/383
Huisvredebreuk. Toereikend gemotiveerd oordeel dat de woning ‘wederrechtelijk’ is binnengedrongen.
HR 23-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:426
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 maart 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, C. Caminada
- Zaaknummer
19/02283
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:426, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:273, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑10‑2019
- Wetingang
Art. 138 Sr
Essentie
Huisvredebreuk. Het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner door het forceren van de toegang is wederrechtelijk ook als dit geschiedt in aanwezigheid en met toestemming van de eigenaar die de woning verhuurt.
Samenvatting
De opvatting dat het binnendringen in een woning bij een ander in gebruik niet ‘wederrechtelijk’ kan zijn als dit gebeurt met toestemming van de eigenaar van de woning, is in zijn algemeenheid onjuist. Daarbij is van belang dat art. 138 Sr het huisrecht van een ander, dat hij ontleent aan de feitelijke bewoning, beoogt te beschermen.
Het oordeel dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.