Vgl. HvJ 9 september 2021, Phantasialand, C-406/20, ECLI:EU:C:2021:720, punten 28-30 en 32.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-02-2022, nr. 20/00918
ECLI:NL:GHARL:2022:922
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-02-2022
- Zaaknummer
20/00918
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:922, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:98
- Vindplaatsen
NLF 2022/0421
Uitspraak 08‑02‑2022
Inhoudsindicatie
OB. Verlaagd omzetbelastingtarief. Primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening?
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 20/00918
uitspraakdatum: 8 februari 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 2 september 2020, nummer AWB 19/7052, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van omzetbelasting (hierna: OB) over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door haar partner, [naam1] en haar gemachtigde, mr. J. Kastelein, bijgestaan door mr. V. Kuperus. Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord drs. [naam2] en mr. [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende organiseert uitjes genaamd: ‘ [het uitje] ’. Tijdens deze uitjes worden trouwjurken met bijbehorende accessoires gepast.
2.2.
Op de website van belanghebbende (www. [het uitje] .nl) staat in het onderhavige tijdvak het volgende vermeld:
“Trouwjurken, bruidsjurken, galajurken, passen voor de lol en vooral met heel veel lol! Het leukste uitje!
Met je eigen privé groep; denkende aan een vriendinnengroep, familie uitstapje, vrijgezellenfeestje, teamuitje, buren etc. Vanaf 1 t/m 15 personen!
Dit is de kans om zoveel als mogelijk trouwjurken te passen....gewoon omdat het kan...voor de LOL! Je mag lekker je eigen gang gaan met passen, zo kan je zoveel mogelijk jurken en modellen passen! Kan je eindelijk eens je moeder, vriendin of zus of die ene collega, in een bruidsjurk zien. Hoe leuk is dat?
Wij staan vol enthousiasme klaar dit fantastische uitje te bieden, dus bij deze van harte welkom in [plaats] (...).
Bij ons ben je op de juiste plek waar iedereen, zijn of haar eigen show kan gaan maken, in een chique warme entourage waar gezelligheid, lol en moderne tot hilarische jurken centraal staan. Kortom een belevenis voor ieder! Met als afterparty thuis, heel veel foto‘s!
U kunt al reserveren vanaf 1 persoon en ook op zondag bent u van harte welkom!
De ruimte is sfeervol en exclusief ingericht, met volledige 200% privacy! U reserveert de ruimte voor uw eigen groep, we 'mixen' geen groepen door elkaar! (…)
De entree prijs is €27,50 per persoon voor 2 uur.
Dit is inclusief onbeperkt koffie, thee, cappuccino, bubbels, frisdrank en iets lekkers. (...)
Er hangen ongeveer 350 nieuwe jurken van modern tot hilarisch, waarmee de lachspieren het zwaar te verduren krijgen. Alle maten zijn in overvloed aanwezig (...), alle kleuren en een grote diversiteit aan modellen. Tevens zijn er heel veel accessoires aanwezig die het allemaal nog meer af maken- of nog gekker kunnen maken!! (…)
Op de website staat de online agenda, waar tevens meteen gereserveerd kan worden.”
2.3.
De uitjes vinden in het onderhavige tijdvak plaats in een atelier aan de [adres] te [plaats] in een zelfstandige ruimte gelegen op de eerste verdieping van een bedrijfspand. In deze ruimte zijn, om deze geschikt te maken voor de activiteit van het passen van de jurken, de volgende (verbouw)werkzaamheden verricht:
- -
de installatie van stellingen (verankerd in de muur), specifiek ingericht voor het ophangen van trouwjurken en zodanig geïnstalleerd dat de jurken eenvoudig kunnen worden geselecteerd, gepakt en weer teruggehangen;
- -
de installatie en inrichting van vaste pashokken (buizen verankerd in de muur met gordijnen) en (voor de jassen van de bezoekers) een vaste garderobe; en
- -
de plaatsing van lange tafels, stoelen, zit- en ligbanken en fauteuils en aankleding van de ruimte met spiegelwanden, achtergrondwanden voor het nemen van foto’s, sfeerwanden, geblindeerde ramen voorzien van folie en diverse sfeerverlichting.
2.4.
Op de begane grond van het bedrijfspand is bij de ingang een wachtruimte ingericht. Belanghebbende deelt het pand met één andere gebruiker, die van deze ingang en wachtruimte ook gebruik maakt.
2.5.
Iedereen kan reserveren voor de door belanghebbende georganiseerde uitjes en vervolgens daaraan deelnemen. Naar de aard van het uitje zijn het in de praktijk vooral groepen van volwassen vrouwen die daaraan deelnemen.
2.6.
Bij aanvang van het uitje geeft belanghebbende een instructie waarin zij de huisregels toelicht, waarna de deelnemers zelfstandig aan de slag gaan met het passen van de jurken. Tijdens het uitje blijft belanghebbende in de ruimte om supervisie te houden en bijvoorbeeld koffie te schenken of een groepsfoto te maken op verzoek van de deelnemers.
2.7.
Belanghebbende heeft de omzet behaald met de door haar georganiseerde uitjes in haar aangifte OB vermeld in rubriek 1a ‘Leveringen/diensten belast met hoog tarief’.
3. Geschil
3.1.
In geschil is of het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing is op de dienst van belanghebbende. De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend, belanghebbende bevestigend. Belanghebbende betoogt daartoe primair dat haar dienst moet worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening als bedoeld in post b.14, letter g, van Tabel I, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Niet in geschil is dat belanghebbendes voorziening geen attractiepark, speel- of siertuin is. Wel is in geschil of belanghebbende toegang verleent tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening die op één lijn te stellen is met een attractiepark, speel- of siertuin.
3.2
Subsidiair betoogt belanghebbende dat het verlaagde tarief op grond van het neutraliteitsbeginsel toepassing moet vinden.
3.3
Niet in geschil is dat het uitje – inclusief de drankjes en de versnapering als omschreven onder 2.2 – is aan te merken als één dienst.
4. Beoordeling van het geschil
Een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening
4.1.
Op grond van artikel 98, leden 1 en 2, van BTW-richtlijn 2006 in samenhang gelezen met punt 7 van Bijlage III bij die richtlijn mogen de lidstaten het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen aan een verlaagd tarief onderwerpen.
4.2.
Het begrip “amusementsparken” in de zin van het hiervoor bedoelde punt 7 is een autonoom Unierechtelijk begrip dat op het grondgebied van de Unie uniform moet worden uitgelegd. Bijgevolg moet dit begrip in overeenstemming met de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis ervan worden uitgelegd en moet het voorts strikt worden uitgelegd, aangezien de mogelijkheid een verlaagd tarief toe te passen een afwijking vormt van het beginsel van de toepassing van het normale tarief. In dat kader duidt de uitdrukking “amusementspark” op een duurzaam ingericht terrein met verschillende voor ontspanning en vermaak bestemde installaties. Het begrip “amusementsparken” omvat de activiteiten die door exploitanten van permanent op dezelfde plaats gevestigde attracties worden verricht en hierdoor een duurzaam karakter vertonen.1.
4.3.
De wetgever heeft aan de onder 4.1 weergegeven bepalingen uitvoering gegeven in onder meer artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB in samenhang gelezen met post b.14, letter g, van Tabel I behorende bij die wet. Op grond van die post b.14, letter g is het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen onderworpen aan het verlaagde tarief.
4.4.
De wetgever heeft de toepassing van het verlaagde tarief als uitzondering op de hoofdregel willen beperken tot, voor zover hier relevant, specifieke vormen van vermaak en recreatie die worden omschreven in post b.14 van Tabel I bij de Wet OB. Dit brengt voor het onderhavige geval met zich dat de aan het slot van letter g van post b.14 bedoelde voorzieningen zijn beperkt tot primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen die wat inrichting betreft op één lijn kunnen worden gesteld met attractieparken, speel- en siertuinen.2.
4.5.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbendes dienst niet onder post b.14, letter g, van Tabel I bij de Wet OB valt. In het bijzonder is naar het oordeel van het Hof geen sprake van een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening die op één lijn te stellen is met een attractiepark, speel- of siertuin. Het Hof motiveert dit oordeel als volgt.
4.6.
Niet in geschil is dat de voorziening waarin belanghebbende haar uitjes organiseert specifiek is ingericht voor het voor vermaak passen van trouwjurken. Het is evenwel niet voldoende dat de dienst die daarin plaatsvindt gericht is op vermaak. De aan het slot van letter g van post b.14 bedoelde voorzieningen zijn immers beperkt tot primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen die wat inrichting betreft op één lijn kunnen worden gesteld met attractieparken, speel- en siertuinen.3.De onderhavige inrichting kan naar het oordeel van het Hof niet op één lijn worden gesteld met een ruimte met voor ontspanning en vermaak bestemde installaties, toestellen of beplantingen zoals die kenmerkend zijn voor een attractiepark, speel of siertuin. Daarvoor is onvoldoende dat belanghebbendes voorziening is ingericht met enkele buizen, die verbonden zijn met de muur en die dienstdoen als rek dan wel draagconstructie zijn voor de gordijnen van de pashokken en de garderobe en de verdere aankleding van de ruimte (2.3). De jurken kunnen, mede gelet op de strikte uitleg die in dit kader op zijn plaats is, niet als dergelijke installaties, toestellen of beplantingen worden aangemerkt. In dat opzicht onderscheidt belanghebbendes uitje zich ook van de door haar uit het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 22 december 2017, nr. 201716288 aangehaalde escaperooms en lasergames.
Neutraliteitsbeginsel
4.7.
Belanghebbende stelt voorts dat haar uitje qua beleving en marktpositionering niet anders is dan een escaperoom of lasergame en dat de modale consument haar uitje ook niet anders dan die vormen van vrijetijdsbesteding ervaart, zodat het neutraliteitsbeginsel tot gelijke behandeling noopt.
4.8.
Bij de beoordeling van dit betoog stelt het Hof voorop dat de richtlijngever met punt 7 van bijlage III van BTW-richtlijn 2006, evenals de nationale wetgever met post b.14 van Tabel I, heeft beoogd de toepassing van het verlaagde tarief te beperken tot aangewezen vormen van vrijetijdsbesteding. Niet alle vormen van vrijetijdsbesteding komen volgens BTW-richtlijn 2006 in aanmerking voor het verlaagde tarief, ook niet indien het betreft vormen van vrijetijdsbesteding die de gemiddelde consument niet wezenlijk vindt verschillen van vormen van vrijetijdsbesteding waarvoor het verlaagde tarief wel geldt. De vermelding “soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen” in punt 7 van bijlage III moet daarom aldus worden uitgelegd dat daaronder slechts die voorzieningen zijn begrepen die in overwegende mate gelijkenis vertonen met de in hetzelfde punt specifiek aangeduide evenementen en voorzieningen. Dit betekent dat de wetgever bij de omzetting in de nationale wetgeving met de door hem aangebrachte en onder 4.4 besproken beperking in post b.14 van Tabel I geen onjuiste selectie van diensten heeft gemaakt van de in punt 7 van bijlage III bij BTWrichtlijn 2006 bedoelde diensten.4.Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof ook erkend dat punt 7 van bijlage III bij BTWrichtlijn 2006 correct door de wetgever is geïmplementeerd.
4.9.
Het oordeel van het Hof dat de dienst van belanghebbende niet onder post b.14, letter g, van Tabel I valt, brengt mee dat haar dienst niet in overwegende mate gelijkenis vertoont met een attractiepark, speel- of siertuin. Gelet hierop en op het oordeel dat post b.14 een correcte implementatie is van punt 7 van bijlage III bij BTW-richtlijn 2006, kan belanghebbendes beroep op het neutraliteitsbeginsel niet worden gehonoreerd.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. B.F.A. van Huijgevoort en mr. J.A. Monsma, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(A.E. Keulemans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 februari 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑02‑2022
Zie HR 10 augustus 2012, nr. 11/00468, ECLI:NL:HR:2012:BX4042, r.o. 3.3.
Zie HR 10 augustus 2012, nr. 11/00468, ECLI:NL:HR:2012:BX4042, r.o. 3.3.
Vgl. HR 12 augustus 2016, nr. 15/03974, ECLI:NL:HR:2016:1866.