HR, 01-10-2013, nr. 12/03666
ECLI:NL:HR:2013:831
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-10-2013
- Zaaknummer
12/03666
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:831, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑10‑2013; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:855, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2012:BX0854, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2013:855, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 10‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:831, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑10‑2013
Inhoudsindicatie
De HR verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk.
Partij(en)
1 oktober 2013
Strafkamer
nr. 12/03666
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 9 juli 2012, nummer 21/000220-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2013.
Conclusie 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
De HR verklaart het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk.
Nr. 12/03666 Zitting: 10 september 2013 | Mr. Vegter Standpunt/conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van het Gerechtshof te Arnhem van 9 juli 2012. Er is tijdig een schriftuur houdende een middel van cassatie ingekomen.
2. Het middel klaagt over de motivering van de last tot verpleging van de opgelegde terbeschikkingstelling, omdat volgens de steller van het middel gelet op de schriftelijke adviezen van de deskundigen had moet worden volstaan met terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het middel lijkt te miskennen dat de rechter niet gehouden is adviezen van deskundigen te volgen. Zie bijvoorbeeld HR 20 januari 2009, LJN BF3162, NJ 2009/324, m.nt. P.A.M. Mevis en idem LJN BF2089. Het arrest van het Hof bevat onder meer de volgende overweging: “Het hof is, met de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat terbeschikkingstelling onder voorwaarden onvoldoende bescherming zal bieden. Uit de rapportages en uit de verklaringen van de deskundigen bij de rechtbank blijkt dat medicatiegebruik van het grootste belang wordt geacht om recidive te voorkomen. Door de deskundigen wordt ingeschat dat verdachte - door zijn stoornis - met de medicatie zal stoppen en zij achten met het oog daarop een langdurige intensieve klinische behandeling noodzakelijk. Met name gelet op het feit dat, indien verdachte stopt met medicatie, om welke reden dan ook, er opnieuw psychosen kunnen ontstaan die gemakkelijk opnieuw kunnen leiden tot excessieve en bizarre gewelduitbarstingen is het hof van oordeel dat de algemene veiligheid van personen eist dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.” Die overweging steunt op de deskundigenoordelen van J.J. Baneke, psycholoog, die onder meer van oordeel is dat een maatregel geboden is waaraan verdachte zich niet kan onttrekken, dat een langdurige en intensieve behandeling nodig is en dat nu snelheid van handelen noodzakelijk is wanneer verdachte niet op een afspraak verschijnt dit een indicatie vormt voor een bevel tot verpleging en voorts van P.A. de Mon, psychiater, die van oordeel is dat een beveiligde klinische behandelsetting met strakke structuur nodig is.
3. Het standpunt is dat verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep in cassatie, nu het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG