Rb. Oost-Brabant, 13-11-2013, nr. 214470 / HA ZA 10-1544
ECLI:NL:RBOBR:2013:6399
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
13-11-2013
- Zaaknummer
214470 / HA ZA 10-1544
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2013:6399, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 13‑11‑2013; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2015:942
Uitspraak 13‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Incident art. 843a Rv. Kennisname van een advies of rapport van de partijdeskundige van de wederpartij.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/214470 / HA ZA 10-1544
Vonnis in incident van 13 november 2013
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij onderlinge verzekeringen maatschappij
ZLM U.A.,
gevestigd te Goes,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.C. van den Dries te Goes,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HIPPO ZORG B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. H.R. Quint te Arnhem.
Partijen zullen hierna ZLM en Hippo Zorg genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis van 8 februari 2012, waarbij een comparitie van partijen werd bevolen
- -
het proces-verbaal van comparitie van 5 april 2012, houdende een mondeling vonnis waarbij aan ZLM bewijs werd opgedragen
- -
de akte van ZLM
- -
de akte overlegging productie van ZLM
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 november 2012
- -
het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 28 mei 2013
- -
de incidentele vordering op grond van art. 843a Rv strekkende tot afgifte van stukken tevens conclusie na enquête van ZLM
- -
de conclusie van antwoord in het incident strekkende tot afgifte van stuken op grond van art. 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak
2.1.
De destijds vijftienjarige Friese stamboekdekhengst Thomas 327, eigendom van [A], liep op 27 maart 2005 bij een verkeersongeval letsel op (waaronder een zwelling van het scrotum). ZLM erkende als WAM-verzekeraar van de veroorzaker van dat ongeval dat zij aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen van dat ongeval.
2.2.
Thomas 327 bleek na het ongeval onvruchtbaar. [A] had Thomas 327 verzekerd bij Hippo Zorg, waarbij onder meer schade als gevolg van onvruchtbaarheid werd gedekt. Hippo Zorg keerde op grond van die verzekering een bedrag van € 121.521, uit aan [A]. Hippo Zorg maakte op haar beurt aanspraak op vergoeding van dat bedrag door ZLM, stellende dat zij was gesubrogeerd in de rechten van [A] en dat de onvruchtbaarheid van Thomas 327 was veroorzaakt door het ongeval. Op 27 juni 2006 betaalde ZLM het bedrag van € 121.521, aan Hippo Zorg.
2.3.
Korte tijd later ontdekte ZLM dat al in 2004 bij Thomas 327 sprake was van een sterk verminderd veulenpercentage (het percentage merries dat na dekking door Thomas 327 een veulen kreeg). ZLM stelt zich thans op het standpunt dat de onvruchtbaarheid van Thomas 327 niet het gevolg is van het verkeersongeval, maar van een al voor dat ongeval bestaand degeneratieproces bij het paard. In de hoofdzaak vordert ZLM dat Hippo Zorg wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 121.521, met rente en kosten aan ZLM, primair op grond van onverschuldigde betaling, subsidiair op grond van ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair op grond van onrechtmatig handelen van [A] jegens ZLM. Hippo Zorg voert onder meer als verweer dat de onvruchtbaarheid van Thomas 327 wel degelijk het gevolg was van het verkeersongeval en dat het veulenpercentage in 2004 tijdelijk laag was vanwege slecht management door [A].
2.4.
Bij het mondeling vonnis van 5 april 2012 heeft de rechtbank beslist dat op ZLM de bewijslast rust dat er onverschuldigd is betaald en heeft zij aan ZLM opgedragen te bewijzen dat de onvruchtbaarheid van Thomas 327 niet het gevolg is van het verkeersongeval.
2.5.
ZLM heeft een rapport overgelegd van dr. M.K. Hoogewijs DVM PhD van 31 augustus 2012 (destijds verbonden aan de Universiteit Gent, thans werkzaam als dierenarts). ZLM heeft daarnaast een aantal getuigen laten horen, waaronder Hoogewijs.
3. Het geschil in het incident
3.1.
ZLM vordert dat de rechtbank Hippo Zorg gelast om de volledige correspondentie tussen Hippo Zorg en professor De Kruif af te geven.
3.2.
ZLM voert het volgende aan ter onderbouwing van deze incidentele vordering.
Uit de getuigenverklaring van Hoogewijs is duidelijk geworden dat professor De Kruif (destijds evenals Hoogewijs verbonden aan de Universiteit Gent) eerder een advies heeft gegeven betreffende Thomas 327 en diens (on)vruchtbaarheid. Dit advies is gegeven aan Hippo Zorg. Hippo Zorg weigert ZLM inzage te geven in haar correspondentie met De Kruif, die informatie zal bevatten die van belang is voor de beslissing in deze procedure. ZLM heeft een rechtmatig belang bij inzage of afschrift van de correspondentie, omdat die betrekking heeft op de verplichting tot schadevergoeding van ZLM als WAM-verzekeraar. De omstandigheid dat Hippo Zorg zich in deze procedure niet beroept op het door professor De Kruif verstrekte advies, betekent niet dat dit advies c.q. de correspondentie niet hoeft te worden verstrekt. Het equality of arms beginsel van art. 6 EVRM wordt bovendien geschonden door het achterhouden van informatie door Hippo Zorg.
3.3.
Hippo Zorg voert het volgende verweer.
Art. 843a Rv kent geen algemene exhibitieplicht, maar stelt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk van een aantal cumulatieve vereisten. Aan die vereisten is niet voldaan. De vordering van ZLM is niet voldoende bepaald. Ook motiveert ZLM niet welk rechtmatig belang zij heeft bij de gevorderde inzage. Volgens vaste jurisprudentie is het niet voldoende dat een partij hoopt of verwacht dat uit de gevraagde informatie mogelijk informatie naar voren komt die haar stelingen ondersteunen. Van een schending van art. 6 EVRM en het equality of arms beginsel kan alleen sprake zijn indien de rechter over stukken beschikt waarover niet beide partijen beschikken of indien slechts één van partijen gedwongen wordt om interne stukken en communicatie te overleggen.
4. De beoordeling in het incident
4.1.
Een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering kan alleen toegewezen indien aan alle drie in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden is voldaan:
1) de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan,
2) de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden en
3) de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.
Verder moet zich geen van de volgende eveneens in artikel 843a Rv opgenomen uitzonderingen voordoen:
4) hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn,
5) degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn en
6) degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan de vordering te voldoen, indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.2.
De door ZLM gevraagde bescheiden betreffen een door Hippo Zorg ingewonnen advies van een zgn. partijdeskundige. Hippo Zorg heeft er een gerechtvaardigd belang bij om in vrijheid en beslotenheid intern en extern advies te kunnen vragen ten behoeve van het bepalen van het eigen standpunt (zie het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 7 augustus 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BX4091). Bovendien heeft ZLM geen rechtmatig belang bij kennisname van het advies van professor De Kruif. Voor dit geding is immers niet relevant welk advies professor De Kruif aan Hippo Zorg heeft gegeven, maar alleen of er causaal verband bestaat tussen de onvruchtbaarheid van Thomas 327 en het verkeersongeval waarvoor ZLM aansprakelijk is. In het algemeen bestaat evenmin rechtmatig belang bij kennisname van de opinie van een door de wederpartij ingeschakelde partijdeskundige, indien die opinie niet belang is voor de vaststelling van feiten. In het onderhavige geval heeft ZLM echter wel een rechtmatig belang bij kennisname van een eventuele opinie van professor De Kruif over dat causaal verband, omdat die opinie van een deskundige zou kunnen bijdragen tot het bewijs dat ZLM dient te leveren. Het door ZLM te leveren bewijs zal immers voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de opinies van deskundigen omtrent het causaal verband. Hippo Zorg betwist niet dat haar correspondentie met professor De Kruif betrekking had op de (on)vruchtbaarheid van Thomas 327, zodat er vanuit mag worden gegaan dat deze correspondentie niet beperkt is tot een advies maar tevens een opinie van professor De Kruif over voormeld causaal verband bevat.
4.3.
Ook aan de overige twee vereisten van lid 1 van artikel 843a Rv is voldaan. De correspondentie tussen Hippo Zorg en professor De Kruif betreft voldoende bepaalde bescheiden. De inhoud van die correspondentie betreft rechtsbetrekkingen waarin ZLM partij is.
4.4.
De rechtbank constateert dat Hippo Zorg zich niet beroept op een van de drie uitzonderingen die kennisname van de correspondentie door ZLM zouden kunnen verhinderen en met name niet op het voor de opinie van een partijdeskundige geldende recht van vertrouwelijkheid (zie het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3204) dat - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - een gewichtige reden in de zin van art. 843a lid 4 Rv zou kunnen opleveren.
4.5.
De incidentele vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat Hippo Zorg niet de originele correspondentie maar slechts een afschrift daarvan hoeft af te geven.
4.6.
Hippo Zorg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
gelast Hippo Zorg afschrift van de volledige correspondentie tussen haar en professor De Kruif aan ZLM af te geven,
5.2.
veroordeelt Hippo Zorg in de kosten van het incident, aan de zijde van ZLM tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 november 2013 voor conclusie van antwoord na enquête aan de zijde van Hippo Zorg.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2013.