Vgl. ook de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Vegter in zijn conclusie van 16 mei 2023, ECLI:NL:PHR:2023:489. De Hoge Raad heeft op 27 juni 2023 uitspraak gedaan, maar zag geen aanleiding om dit punt ambtshalve te onderzoeken en beoordelen (ECLI:NL:HR:2023:921).
HR, 17-10-2023, nr. 22/01444
ECLI:NL:HR:2023:1418
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
22/01444
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1418, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:727
ECLI:NL:PHR:2023:727, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑09‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1418
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0180
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne en amfetamine, art. 2.C Opiumwet. Opname in zorginstelling als bijzondere voorwaarde, art. 14c.2.10 Sr. Is gestelde bijzondere voorwaarde dat, als reclassering indicatiestelling aanvraagt en voor indicatie verantwoordelijke instantie kortdurende klinische opname indiceert, verdachte zich voor maximaal 7 weken laat opnemen in zorginstelling, te bepalen door justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, verenigbaar met art. 14c.2.10 Sr? O.g.v. art. 14c.2.10 Sr kan als bijzondere voorwaarde bij (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf de opneming van veroordeelde in zorginstelling worden gesteld. Beslissing of zich noodzaak voordoet van opneming van veroordeelde in zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan rechter (vgl. HR:2018:946). Gelet hierop is door hof gestelde bijzondere voorwaarde, v.zv. deze de beslissing of verdachte zich voor duur van maximaal 7 weken (of zo veel korter als reclassering in overleg met zorginstelling verantwoord vindt) moet laten opnemen in zorginstelling, in handen legt van reclassering, voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverenigbaar met art. 14c.2.10 Sr. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing. CAG (strekking): vernietiging t.a.v. bijzondere voorwaarde (zonder terugwijzing).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01444
Datum 17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 april 2022, nummer 22-001020-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest doch uitsluitend voor zover het de in het cassatiemiddel bedoelde voorwaarde betreft en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde die kort gezegd inhoudt dat de verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling voor een kortdurende klinische opname als de reclassering daartoe een indicatie aanvraagt en deze verkrijgt. Het voert daartoe aan dat de beslissing of en wanneer zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling, is voorbehouden aan de rechter.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte veroordeeld wegens het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, cocaïne en amfetamine. De uitspraak van het hof bevat ten aanzien van de strafoplegging onder meer de volgende beslissingen:
“Het hof:
(...)
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
(...)
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren:
(...)
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
(...)
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener verantwoord vindt, zal laten behandelen door [A] GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling aansluitend zal starten aan de klinische opname. De veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van die behandeling. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, dan dient de veroordeelde zich te laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven (7) weken, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt.”
2.2.2
De uitspraak van het hof houdt onder het opschrift “Strafmotivering” verder onder meer het volgende in:
“Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 16 februari 2021. In de door de reclassering opgemaakte rapportage is vermeld dat de verdachte op bijna alle leefgebieden problemen heeft, met name verslavings- en psychische problematiek. In het reclasseringsadvies wordt geadviseerd om bij veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld onder meer een meldplicht, opname in zorginstelling 'de Weerlanden' of een soortgelijke zorginstelling en meewerken aan een ambulante behandelverplichting met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname voor detoxificatie voor de duur van maximaal zeven weken.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het nu goed met hem gaat en dat hij al enige tijd clean is. Hij is mantelzorger voor zijn moeder en zus en heeft zijn leven op orde met woonruimte en een uitkering. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij op dit moment reeds een ambulante behandeling volgt bij een privé instelling en daarom geen klinische behandeling nodig heeft. De raadsman heeft betoogd dat gelet op de gewijzigde omstandigheden waarin cliënt thans verkeert op grond van de Reclasseringsrapportage van 16 februari 2021 niet tot klinische opname kan worden gekomen. Het hof volgt de raadsman niet. Naar het oordeel van het hof geven de thans gewijzigde omstandigheden van de verdachte blijk van een wending ten goede in het leven van de verdachte maar die is, gelet op zijn recente ernstige verslavingsgeschiedenis en -problematiek precair, en verdient nadere borging. Het hof gaat ervan uit dat als komt vast te staan dat de situatie van de verdachte inderdaad volledig ten goede is gekeerd, de maximale duur voor de kortdurende klinische opname van zeven weken niet ten volle hoeft te worden benut.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Ter voorkoming van recidive zullen aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de hierna te melden bijzondere voorwaarden worden verbonden.”
2.3
Artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:
(...)
10°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling.”
2.4.1
Op grond van artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr kan als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf de opneming van de veroordeelde in een zorginstelling worden gesteld. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter. (Vgl. HR 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:946.)
2.4.2
Gelet hierop is de door het hof gestelde bijzondere voorwaarde, voor zover deze de beslissing of de verdachte zich voor de duur van maximaal zeven weken (of zo veel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt) moet laten opnemen in een zorginstelling, in handen legt van de reclassering, de voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 05‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Toelaatbaarheid bijzondere voorwaarde bij VV. Beoordeling klinische opname in strijd met art. 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr. overgelaten aan reclassering en/of indicerende instantie. De AG adviseert de Hoge Raad om de opgelegde bijzondere voorwaarde te vernietigen.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01444
Zitting 5 september 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 7 april 2022 door het gerechtshof Den Haag wegens "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod", veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met algemene en bijzondere voorwaarden als nader omschreven. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent het beslag en de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1
Het middel klaagt dat het hof de beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van verdachte in een zorginstelling en voor welke duur aan de reclassering/ [A] /de voor indicatie verantwoordelijke instantie heeft gelaten.
3.2
Het dictum van het hof in de bestreden uitspraak luidt, voor zover voor de beoordeling van belang, als volgt:
“Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
(…)
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren:
- aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij [B] reclassering op het adres [a-straat 1] te [plaats] , zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorgverlener
verantwoord vindt, zal laten behandelen door [A] GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling aansluitend zal starten aan de klinische opname. De veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van die behandeling. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, dan dient de veroordeelde zich te laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De
kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven (7) weken, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.”
3.3
In het ook door de steller genoemde arrest van 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1027, NJ 2022/363 inzake een soortgelijke voorwaarde in het kader van een voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in art. 14a e.v. Sr tot tijdelijke opname ingeval van een crisissituatie overwoog de Hoge Raad:
“2.3 Artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidt:
“Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen
(...)
10°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling (...).”
2.4.1
Op grond van artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr kan als bijzondere voorwaarde bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf de opneming van de veroordeelde in een zorginstelling worden gesteld. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van de veroordeelde in een zorginstelling en voor welke duur, is voorbehouden aan de rechter (vgl. HR 19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:946).
2.4.2
Gelet hierop is de door het hof opgelegde bijzondere voorwaarde, voor zover deze de beslissing of de verdachte zich gedurende de proeftijd onder klinische behandeling moet stellen, in handen legt van Reclassering Nederland, de voor indicatie verantwoordelijke instantie en/of de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverenigbaar met artikel 14c lid 2, aanhef en onder 10º, Sr.”
3.4
De door het hof opgelegde voorwaarde is, hoewel begrijpelijk gelet op het reclasseringsadvies, net als in het aangehaalde arrest van de Hoge Raad in strijd met de wet, omdat art. 14c lid 2, aanhef en onder 10º inhoudt dat uitsluitend de rechter bevoegd is om te bepalen of een opname noodzakelijk is, ook in het geval van een kortdurende opname, zoals ter detoxificatie.1.De opname brengt immers vrijheidsbeneming met zich mee, waardoor een rechterlijke toetsing niet kan worden gemist.
3.5
Het middel slaagt. De Hoge Raad kan de zaak zelf afdoen en de voorwaarde vernietigen.2.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het arrest doch uitsluitend voor zover het deze voorwaarde betreft en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑09‑2023
Vgl. wat die uitkomst betreft eveneens HR 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1027, NJ 2022/363. Zou de Hoge Raad de zaak terugwijzen om de straf (en/of maatregel) opnieuw te laten beoordelen door het hof, dan is er een risico voor de verdachte dat de straf geheel anders kan uitvallen.