Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2020
- Bronpublicatie:
30-03-2020, Stcrt. 2020, 21085 (uitgifte: 16-04-2020, regelingnummer: 2702963)
- Inwerkingtreding
17-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-2020, Stcrt. 2020, 21085 (uitgifte: 16-04-2020, regelingnummer: 2702963)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Het COA is belast met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden voor de volgende categorieën vreemdelingen gedurende de daarbij aangegeven termijn:
- a.
een slachtoffer van mensenhandel dat rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het verlenen van medewerking aan opsporing en vervolging terzake van overtreding van artikel 273f van het Wetboek van strafrecht danwel op grond van artikel 8, onder k, van die wet en ten aanzien van wie door respectievelijk de Immigratie- en Naturalisatiedienst of de korpschef aan het COA een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lidis afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de verklaring is afgegeven tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, h of k, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;
- b.
een hier te lande verblijvende getuige van mensenhandel die in verband met de aangifte van overtreding van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de korpschef of de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de verklaring tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;
- c.
een hier te lande verblijvende vreemdeling, die in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming een aanvraag heeft ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de korpschef of de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lidis afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, blijkens de verklaring is ingediend, tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f of h van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;
- d.
een hier te lande verblijvende vreemdeling, aan wie een verblijfsvergunning is verleend in verband met het zijn van slachtoffer van mensenhandel, die de ouder of verzorger is van één of meer minderjarige, bij deze vreemdeling verblijvende kinderen, die rechtmatig verblijf hebben op grond van artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000, ten aanzien van wie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;
- e.
een samen met tenminste één ouder of verzorger hier te lande verblijvende minderjarige vreemdeling, niet zijnde een vreemdeling als bedoeld in onderdeel c, die geen aanspraak heeft op verstrekkingen op grond van enig ander wettelijk voorschrift en die blijkens een schriftelijke verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, vanaf het moment dat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000, is verkregen tot het moment waarop dit rechtmatig verblijf is geëindigd;
- f.
een hier te lande verblijvende vreemdeling die in verband met de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van eergerelateerd geweld, huiselijk geweld of in verband met het zijn van slachtoffer van mensenhandel, niet zijnde de vreemdeling bedoeld in onderdeel a, rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g, of h, van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA een schriftelijke verklaring als bedoeld in het tweede lid is afgegeven, vanaf het tijdstip waarop de schriftelijke verklaring is afgegeven tot het moment waarop het rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, g of h, van de Vreemdelingenwet 2000 is geëindigd;
- g.
een in verband met eergerelateerd of huiselijk geweld dan wel mensenhandel hier te lande verblijvende vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van een bijzondere geprivilegieerde status;
- h.
een in verband met eergerelateerd of huiselijk geweld dan wel mensenhandel hier te lande verblijvende gemeenschapsonderdaan, bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, die:
- 1°
rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000, gedurende drie maanden na inreis; of
- 2°
indien de periode van drie maanden na inreis verstreken is, blijkens een schriftelijke verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA, rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g, h of k, van de Vreemdelingenwet 2000, totdat drie maanden in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden is voorzien; of
- 3°
indien de periode van drie maanden na inreis nog niet verstreken is, rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 en daaropvolgend blijkens een schriftelijke verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan het COA rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g, h of k, van de Vreemdelingenwet 2000, totdat drie maanden in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden is voorzien.
2.
De schriftelijke verklaring, bedoeld in het eerste lid, houdt in dat de vreemdeling behoort tot één van de in het eerste lid bedoelde categorieën vreemdelingen.
3.
Het COA is ten aanzien van vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben in verband met eergerelateerd of huiselijk geweld uitsluitend belast met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden indien zij verblijven in een instelling voor vrouwenopvang.