Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 17-04-2020
- Bronpublicatie:
30-03-2020, Stcrt. 2020, 21085 (uitgifte: 16-04-2020, regelingnummer: 2702963)
- Inwerkingtreding
17-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-2020, Stcrt. 2020, 21085 (uitgifte: 16-04-2020, regelingnummer: 2702963)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
In het kader van deze regeling worden de volgende categorieën vreemdelingen onderscheiden:
- a.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, b, d, f, g, of h;
- b.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden geen kinderen behoren;
- c.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;
- d.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die voor zichzelf en één of meer kinderen een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden geen kinderen behoren;
- e.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, die voor zichzelf en één of meer kinderen een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging of -vorming met een in Nederland verblijvende echtgenoot tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;
- f.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, jonger dan 18 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een in Nederland verblijvende ouder of bloedverwant tot wiens huishouden geen kinderen behoren;
- g.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, jonger dan 18 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een in Nederland verblijvende ouder of bloedverwant tot wiens huishouden reeds één of meer kinderen behoren;
- h.
de vreemdelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een bloedverwant in de eerste graad;
- i.
de vreemdeling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, in de leeftijd van 21 jaar of ouder, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend met het oog op gezinshereniging met een bloedverwant in de eerste graad.