Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (A)
6.4 Gehoor
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2016
- Bronpublicatie:
27-09-2016, Stcrt. 2016, 51586 (uitgifte: 30-09-2016, regelingnummer: WBV 2016/13)
- Inwerkingtreding
01-10-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2016, Stcrt. 2016, 51586 (uitgifte: 30-09-2016, regelingnummer: WBV 2016/13)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Het uitgangspunt is dat een vreemdeling, voordat hij in bewaring wordt gesteld, gehoord wordt. Het gehoor van de vreemdeling moet afgenomen worden door de ambtenaar als bedoeld in artikel 5.3 VV.
De vreemdeling wordt niet gehoord voordat hij in bewaring wordt gesteld, indien:
- •
de bewaring van de vreemdeling die in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, Vw wordt voorgezet op grond van artikel 59, eerste lid, onder b, Vw, of andersom; of
- •
het voorafgaande gehoor van de vreemdeling niet kan worden afgewacht. Uit de vreemdelingenadministratie moet blijken waarom het gehoor na de inbewaringstelling plaatsgevonden heeft.