Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.4.6 Huurovereenkomst
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Onverminderd artikel 3.4.2, derde lid, kan tijdens de insolventie van de huurder ontbinding van de huurovereenkomst wegens een tekortkoming in de nakoming door de huurder ook geschieden door een buitengerechtelijke verklaring van de verhuurder.
2.
Indien de schuldenaar huurder is van bedrijfsruimte in de zin van titel 4, afdeling 6, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de bewindvoerder heeft verklaard de overeenkomst gestand te doen, is de bewindvoerder bevoegd om overeenkomstig artikel 307 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te vorderen dat een derde als huurder in de plaats van de schuldenaar wordt gesteld. Deze bevoegdheid komt de bewindvoerder ook toe indien de huurovereenkomst binnen één maand voor het verzoek tot insolventverklaring was geëindigd, tenzij de verhuurder inmiddels te goeder trouw een huurovereenkomst met een derde is aangegaan.
3.
Indien de schuldenaar verhuurder is, is artikel 226, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek slechts van toepassing als de huurovereenkomst betrekking heeft op een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, dan wel op een woonwagen of een standplaats in de zin van de artikelen 235 en 236 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
4.
Doet de bewindvoerder een huurovereenkomst als bedoeld in het derde lid niet gestand, dan is hij, zolang de overeenkomst met de schuldenaar voortduurt, niettemin gehouden de huurder tegen een redelijke vergoeding in het genot van het gehuurde te laten. De rechter-commissaris kan op verzoek van de bewindvoerder of de huurder de omvang van de wederzijdse verplichtingen vaststellen en daaromtrent nadere regelingen treffen. De rechter-commissaris kan de in de derde zin bedoelde verplichtingen en regelingen op verzoek van de bewindvoerder of de huurder eveneens aanpassen aan gewijzigde omstandigheden. Over verzoeken als bedoeld in de tweede en derde zin, worden de bewindvoerder en de huurder gehoord.