Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.4.8 Ontbinding met het oog op voortzetting van de onderneming na afloop van de insolventie
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
De rechter-commissaris kan de gevolgen van een wederkerige overeenkomst op verzoek van de schuldenaar wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden, voor zover dit noodzakelijk is om de schuldenaar in staat te stellen zijn onderneming na afloop van de insolventie voort te zetten en de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Artikel 260, eerste tot en met derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op huur- of pachtovereenkomsten waarvoor artikel 3.4.6, derde lid, van toepassing of van overeenkomstige toepassing is.
3.
Een ontbinding als bedoeld in het eerste lid laat het recht van de wederpartij onverlet om in de insolventie op te komen voor uit de overeenkomst voortvloeiende vorderingen, vorderingen als bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid, onder b, daaronder begrepen.