Hof Amsterdam, 25-10-2011, nr. 200.086.333/01
ECLI:NL:GHAMS:2011:BY3136
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-10-2011
- Zaaknummer
200.086.333/01
- LJN
BY3136
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Vermogensrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2011:BY3136, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑10‑2011; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ0158, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2011:BP7024, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2011:BP7024, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ0158
Uitspraak 25‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging van Rb Amsterdam 17 februari 2011, LJN: BP7024. Verpanding van lidmaatschap in coöperatie, tot zekerheid van geldlening. Specifieke wettelijke regeling kent geen ontruimingsmogelijkheid bij schending van huurbeding. Geen aan hypotheekrecht analoge rechterlijke regeling.
Partij(en)
25 oktober 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
APPELLANTE,
advocaat: mr. A.J. Verdaas te Utrecht,
t e g e n
1. [GEÏNTIMEERDE SUB 1],
wonende te [woonplaats],
2. ALLE ANDERE HUURDERS, ONDERHUURDERS EN/OF MEDEHUURDERS VAN DE WONING AAN HET [ADRES] TE [GEMEENTE],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. P.R. Worp te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna SNS en (in enkelvoud) [geïntimeerde sub 1] genoemd.
Bij beroepschrift ingekomen ter griffie van het hof op 29 april 2011 is SNS in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 februari 2010, van de rechtbank Amsterdam (verder: de rechtbank), in deze zaak onder zaak/rekestnummer 479486 / KG RK 11-12 gewezen tussen SNS als verzoekster en [geïntimeerde sub 1] als verweerder.
SNS heeft bij beroepschrift een grief aangevoerd, producties in het geding gebracht en het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, samengevat, alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, SNS verlof te verlenen jegens [geïntimeerde sub 1] het huurbeding met betrekking tot de woning aan het [adres] te [gemeente] in te roepen, [geïntimeerde sub 1] te veroordelen deze woning te ontruimen en leeg en bezemschoon op te leveren en SNS te machtigen deze ontruiming zelf met behulp van de sterke arm uit te voeren.
Bij brief van 7 juli 2011 heeft mr. Worp, voornoemd, een toevoegingsaanvraag toegezonden.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2011. Bij die gelegenheid heeft SNS haar standpunt doen toelichten door mr. Verdaas, voornoemd. Namens [geïntimeerde sub 1] heeft mr. Worp het woord gevoerd. Ten slotte is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan.
2. Beoordeling
2.1.
Het gaat in deze zaak, voor zover thans van belang, om het volgende.
2.2.
Op 18 september 2003 heeft [A](hierna: [A.]) het lidmaatschapsrecht verkregen in de coöperatie “[adres, nummers]” U.A. (hierna: de coöperatie) rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de flatwoning [adres] te (postcode) [gemeente].
2.3.
De coöperatie is opgericht bij notariële akte van 19 oktober 1993. De statuten kennen leden en gebruikers (‘gebruiker’: degene, die anders dan als lid krachtens een overeenkomst met een lid het recht heeft op het uitsluitend gebruik van een privé-gedeelte, op het mede-gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en het genot van de door de coöperatie te verlenen diensten als omschreven in het reglement) en stellen geen beperkingen aan de overdracht van het lidmaatschap.
2.4.
Artikel 25 lid 1 van de statuten luidt:
Een lidmaatschap kan, mits met in achtneming van het daaromtrent in deze statuten bepaalde, worden verpand. De verpanding van een lidmaatschap brengt geen wijziging in de tussen de coöperatie en het lid bestaande rechtsverhouding en laat onverkort de handhaving van alle rechten, die de coöperatie ingevolge deze statuten, met name het in artikel 34 van deze statuten bepaalde, jegens dat lid geldend kan maken.
2.5.
Bij notariële akte van eveneens 18 september 2003 heeft [A.] zijn lidmaatschapsrecht in de coöperatie verpand aan verzoekster tot zekerheid van de geldlening van (in hoofdsom) € 160.900,--, die verzoekster hem heeft verstrekt. De pandakte bevat in artikel F lid 6 de volgende bepaling:
Het lid is verplicht het lidmaatschap goed te onderhouden en alle daartoe nodige werkzaamheden te verrichten. Gedurende het bestaan van het pandrecht zal de gebruikseenheid zonder schriftelijke toestemming van de bank niet van aard of bestemming veranderd mogen worden, noch geheel of gedeeltelijk verhuurd of onder andere titel aan derden in gebruik gegeven mogen worden dan wel vooruitbetaling van huurpenningen mogen worden bedongen of aanvaard dan wel het recht op huurpenningen mogen worden vervreemd, verpand of anderszins bezwaard.
2.6.
Sinds 7 april 2008 staan in het bevolkingsregister op het adres [adres nummer] te [gemeente] ingeschreven [geïntimeerde sub 1], mevrouw [B.] en hun dochter. Zij verblijven in de woning krachtens een huurovereenkomst met [A.].
2.7.
Op 2 december 2010 heeft SNS aan [A.] de openbare verkoop aangezegd van zijn lidmaatschapsrecht tegen 18 februari 2011, vanwege niet-nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Op 9 december 2010 heeft SNS aan [geïntimeerde sub 1] en [B.] eveneens de openbare verkoop aangezegd en een beroep gedaan op het hiervoor onder 2.4 genoemde huurbeding.
2.8.
SNS heeft een taxatierapport van het lidmaatschapsrecht overgelegd, waarin de executiewaarde vrij van huur gewaardeerd wordt op € 135.000,-- en de executiewaarde in verhuurde staat op € 55.000,--.
2.9.
SNS heeft op 3 januari 2011 bij de rechtbank een verzoekschrift ex artikel 3:264 lid 5 BW ingediend. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
2.10.
Met haar grief komt SNS op tegen het oordeel van de rechtbank dat, kort gezegd, SNS geen beroep op artikel 3:264 lid 5 BW toekomt omdat zij geen hypotheekhouder is.
2.11.
Aan haar grief legt SNS ten grondslag dat, zakelijk weergegeven, de rechtbank artikel 3:264 lid 5 BW analoog had moeten toepassen. SNS verwijst in dit verband naar het arrest Quint / Te Poel (HR 30 januari 1959, LJN AI1600). Zij stelt dat in deze zaak sprake is van een schoolvoorbeeld van een geval waarin analoge toepassing dient plaats te vinden.
2.12.
Voor analoge toepassing als door SNS bepleit bestaat ruimte in gevallen die niet specifiek in de wet zijn geregeld. In een dergelijk geval moet de oplossing worden aanvaard die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen, een en ander zoals in het in r.o. 2.11 genoemde arrest is overwogen.
2.13.
De wetgever heeft voor het hypotheekrecht de in artikel 3:264 BW vervatte regeling vastgesteld en daarmee een inbreuk op de beschermde positie van de huurder van woonruimte aanvaard. Het pandrecht kent, net als het hypotheekrecht, een specifieke wettelijke regeling. De wetgever heeft daarin, zoals door SNS ook gesteld, niet een met het hypotheekrecht vergelijkbare regeling over het huurbeding opgenomen. De betekenis daarvan is in dit geding ongewis gebleven. Er kan niet zonder meer van worden uit gegaan dat, zoals SNS betoogt, de wetgever niet heeft onderkend dat aan een dergelijke regeling in de praktijk behoefte bestaat en dat, ware dat anders geweest, wel een met het hypotheekrecht vergelijkbare regeling zou zijn opgenomen. In elk geval is dat dermate onzeker, dat een analoge rechterlijke regeling de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat. Het ligt in de rede dat een zo ingrijpende bevoegdheid als een ontruimingsbevoegdheid van de zakelijk gerechtigde in geval van schending van een huurbeding (die immers een uitzondering vormt op het beginsel ‘koop breekt geen huur’), slechts kan worden uigeoefend op grond van een expliciete wettelijke basis, met in de wet voorziene voorwaarden en omkleed met in de wet voorziene waarborgen. Het hof ziet daarom geen ruimte voor analoge toepassing van artikel 3:264 BW. De overige gronden die SNS voor haar grief heeft aangedragen, doen daaraan niet af. Aldus kan in het midden blijven of het verschil tussen het huurbeding bij hypotheek en bij verpanding van een lidmaatschapsrecht (zoals de omstandigheid dat het eerste kenbaar is uit openbare registers en het tweede niet) in de weg staat aan analoge toepassing als door SNS bepleit.
2.14.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. SNS zal worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.
3. Beslissing
Het hof:
- -
bekrachtigt de bestreden beschikking;
- -
veroordeelt SNS tot betaling van de proceskosten in het hoger beroep en begroot deze aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] tot op heden op € 894,-- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, C.C. Meijer en J.C. Toorman, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.