Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/7.3.1
7.3.1 Een met dwangsom versterkt ambtshalve bevel
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380376:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. bijvoorbeeld art. 22 Rv; ten aanzien van de aldaar bedoelde verplichting is blijkens de MvT denkbaar dat de rechter deze met een dwangsomveroordeling versterkt, mits ter zake een vorderingsrecht van de eisende partij bestaat, zie Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3, p. 54.
Beijer stelt dat partijen op grond van art. 22 Rv geen persoonlijk vorderingsrecht hebben jegens elkaar tot naleving van de verplichtingen uit dit artikel, maar dat indien de rechter op de voet van dit artikel een bevel heeft gegeven, partijen in kort geding een dwangsom kunnen vorderen, zie Beijer 2005 (TBC Rv), art. 22 Rv, aant. 3.
In par. 6.3.1 hierboven kwam al aan de orde dat een procesrechtelijke verplichting uitsluitend onderwerp van een met dwangsom versterkte veroordeling kan zijn als deze verplichting niet slechts in het algemeen, maar specifiek jegens de wederpartij in de procedure bestaat1Is daarvan sprake, dan is ook in deze gevallen steeds vereist dat de dwangsomveroordeling op vordering van de wederpartij wordt uitgesproken, ook al laat zich hier denken dat een ambtshalve rechterlijk bevel in de procedure met behulp van een dwangsomveroordeling effectief zou kunnen zijn.2
In het licht van het voorgaande is opmerkelijk dat bij gelegenheid van de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in januari 2002 een art. 162 lid 3 Rv is opgenomen, dat ten aanzien van een ambtshalve bevel van de rechter wel degelijk de mogelijkheid van het opleggen van een dwangsomveroordeling verbindt. Art. 162 lid 3 Rv bepaalt:
'In een geding betreffende een jaarrekening kan de rechter ook ambtshalve de openlegging bevelen op straffe van een dwangsom.'
De in het derde lid van art. 162 Rv bedoelde openlegging ziet op de in het eerste lid van dit artikel genoemde boeken, bescheiden en geschriften, die de betrokkene ingevolge de wet moet houden, maken of bewaren. De wetgever lijkt aldus met art. 162 lid 3 Rv een soort dwangsomveroordeling te introduceren, waarin de Beneluxregeling in de art. 611a t/m 611i Rv niet heeft voorzien.