JWB 2017/154
Bij het berekenen van de afstortingsverplichting moet worden uitgegaan van de commerciële waarde van het opgebouwde pensioen.
HR 14-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:693
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 april 2017
- Zaaknummer
15/04552
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:693, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1124, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑11‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2015
- Wetingang
Art. 1 lid 4 aanhef en onder a, art. 2 lid 2 en art. 3 lid 1 Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding ('WVPS'), art. 3.29 Wet IB 2001
Essentie
Bij het berekenen van de afstortingsverplichting moet worden uitgegaan van de commerciële waarde van het opgebouwde pensioen.
Samenvatting
Casus
Deze zaak gaat over verdeling na scheiding van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten in eigen beheer. De vrouw heeft als DGA pensioen opgebouwd in de B.V. De man heeft afstorting gevorderd van zijn aandeel van het door de vrouw opgebouwde pensioen.
Het hof oordeelt dat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de vrouw die als DGA de rechtspersoon beheerst waarin de te verevenen pensioenaanspraak is ondergebracht, zorg dient te dragen voor afstorting bij een externe pensioenverzekeraar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.