Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2001
- Bronpublicatie:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Inwerkingtreding
27-11-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De lidstaten dragen er zorg voor, dat in de in artikel 4 genoemde vergunningen voorschriften bevatten inzake procedures bij storingen of uitvallen van de zuiveringsinrichting.
Meer bepaald verlangt de bevoegde autoriteit dat de exploitant ingeval de zuiveringsinrichting is uitgevallen en niet binnen 24 uur weer normaal functioneert, de installatie geheel of gedeeltelijk stillegt of met een weinig vervuilende brandstof in werking houdt. In elk geval wordt de bevoegde autoriteit binnen 48 uur op de hoogte gesteld. De som van de perioden van werking zonder zuiveringsinrichting mag in een periode van 12 maanden in geen geval meer bedragen dan 120 uur. De bevoegde autoriteit kan uitzonderingen toestaan op de limieten van 24 uur en 120 uur, wanneer, naar haar oordeel:
- a)
het absoluut noodzakelijk is om de energievoorziening in stand te houden, of
- b)
de installatie met de uitgevallen inrichting anders voor een beperkte tijd zou worden vervangen door een installatie die over het geheel genomen een hogere emissie zou veroorzaken.
2.
De bevoegde autoriteit kan de verplichting tot het naleven van de in artikel 4 bedoelde emissiegrenswaarden voor zwaveldioxide bij installaties waar voor dit doel normaliter laagzwavelige brandstof wordt verstookt, voor een periode van ten hoogste zes maanden opschorten, indien de exploitant wegens een onderbreking van de voorziening met laagzwavelige brandstof ten gevolge van een ernstig tekort aan dergelijke brandstoffen niet in staat is deze grenswaarden in acht te nemen. De Commissie wordt onverwijld op de hoogte gesteld van dergelijke gevallen.
3.
De bevoegde autoriteit kan vrijstelling verlenen van de verplichte emissiegrenswaarden van artikel 4 voor een installatie die normaliter gasvormige brandstof gebruikt maar die als gevolg van een plotselinge onderbreking in de gasvoorziening uitzonderlijk een andere brandstof moet gebruiken, en zonder vrijstelling zou moeten worden uitgerust met een zuiveringsinrichting, en dit voor maximum 10 dagen, tenzij er een absolute noodzaak bestaat om de energievoorziening in stand te houden.