De cassatiedagvaarding vermeldt dat Alliander N.V. rechtsopvolgster is van Nuon N.V. en Nuon Netwerk Services B.V. Deze laatste twee staan in het arrest van het Hof vermeld als geïntimeerden in principaal appel en appellanten in incidenteel appel onder 1 en 2. Nuon N.V. en Nuon Netwerk Services B.V. worden in deze conclusie zowel afzonderlijk als gezamenlijk aangeduid als 'Nuon'. Ambtshalve onderzoek, ingesteld met het oog op de ontvankelijkheid, lijkt erop te wijzen dat Alliander inderdaad rechtsopvolger is.
HR, 13-07-2012, nr. 11/02982
ECLI:NL:HR:2012:BW3265
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13-07-2012
- Zaaknummer
11/02982
- Conclusie
mr. J. Spier
- LJN
BW3265
- Roepnaam
Dovi en Alliander/Casni
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW3265, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑07‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW3265
ECLI:NL:HR:2012:BW3265, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW3265
- Vindplaatsen
VR 2013/119
Conclusie 13‑07‑2012
mr. J. Spier
Partij(en)
11/02982
mr. J. Spier
Zitting 13 april 2012 (bij vervroeging)
Conclusie inzake
- 1.
DVOI-Imtech Infra v.o.f.
(hierna: DVOI) en
- 2.
Alliander N.V. 1.
(hierna: Alliander)
tegen
Casni B.V.
(hierna: Casni)
1. Feiten
1.1
In cassatie kan, voor zover thans nog van belang, worden uitgegaan van de volgende feiten.2.
1.2
Op 18 augustus 2003 is bij graafwerkzaamheden op het August Allebéplein te Amsterdam een gasleiding stukgetrokken. Het ging daarbij om de aansluitleiding van het pand August Allebéplein 2, waarin zich een coffeeshop bevond die geëxploiteerd werd onder de naam 'Coffeeshop Sensemillia' (hierna: de Coffeeshop).
1.3
Na de onder 1.2 vermelde gebeurtenis hebben monteurs van Nuon dezelfde dag de gastoevoer naar de Coffeeshop afgesloten. Ook hebben zij de cv-ketel in de Coffeeshop afgesloten. Aansluitend heeft DVOI van Nuon opdracht gekregen om de beschadigde gasleiding over een lengte van ongeveer 18 meter te vervangen. Werknemers van DVOI hebben de beschadigde leiding vervangen en, na ontluchting, weer aangesloten op de bestaande leiding.
1.4
Vervolgens hebben twee medewerkers van DVOI - [betrokkene 1] en [betrokkene 2] - in de Coffeeshop het resterende gedeelte van de gasleiding tussen de vervangen leiding en de hoofdkraan van de Coffeeshop ontlucht, zodat de cv-ketel weer kon worden aangezet. Zij hebben daartoe de flexibele aansluiting van de gashoofdkraan met de gasmeter losgekoppeld en gedurende enige tijd de hoofdkraan opengedraaid. Deze aansluiting bevond zich in een aparte ruimte achter in het pand, waar ook de cv-ketel stond (hierna: de opstellingsruimte). Daarna hebben zij de hoofdkraan weer gesloten en de flexibele aansluiting weer aangesloten op de hoofdkraan. Kort hierna heeft in de opstellingsruimte een explosie plaatsgevonden. De twee medewerkers van DVOI zijn hierdoor ernstig gewond geraakt. Ook een bezoeker van de Coffeeshop is gewond geraakt. De verzekeraar van DVOI heeft de schade van laatstgenoemde vergoed.
1.5
Door de explosie is de ruimte van de Coffeeshop zwaar beschadigd geraakt. De exploitatie van de Coffeeshop is onmiddellijk gestaakt. De exploitatie is weer hervat op 24 april 2004.
1.6
Nuon heeft op de dag van de explosie opdracht gegeven aan Gastec Technology B.V. (hierna: Gastec) tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaak van de gasexplosie. Gastec heeft hiertoe een onderzoek ingesteld op de plaats van de explosie. Ook heeft Gastec gesproken met de medewerkers van DVOI, [betrokkene 1 en 2], die zich toen in het ziekenhuis bevonden.
1.7
Het door Gastec opgemaakte rapport d.d. 13 oktober 2003 vermeldt onder meer:
"4. Gebeurtenissen
(...)
Door de beheerder van de coffeeshop wordt verzocht de CV ketel weer aan te steken. Daartoe gaan twee medewerkers van Dura Vermeer [DVOI - hof] naar de opstellingsruimte van de coffeeshop. Voordat de ketel weer kan functioneren, dient de nog aanwezige lucht in de leidingsectie B-C verwijderd te worden. Hiertoe wordt de flexibele aansluiting van de gasmeter losgekoppeld op de hoofdkraan, positie D. Na het opendraaien van de hoofdkraan komt het gas/luchtmengsel in de CV ruimte.
De kans op explosie wordt onderkend, daarom worden de aanwezigen in de coffeeshop weggestuurd bij de opstellingsruimte en wordt de deur vanaf de verblijfsruimte naar de tussenruimte gesloten. De hoofdkraan wordt na verloop van tijd gesloten, volgens de verklaring van de monteur een halve minuut, waarna de flexibele aansluiting van de gasmeter weer wordt aangesloten op de hoofdkraan. Ter controle van de dichtheid van deze verbinding wordt deze gecontroleerd met lekzoekspray.
(...)
5. Gegevens en waarnemingen
(...)
In de CV ruimte is een ventilatieopening aanwezig in de vorm van een dakdoorvoer van 80 mm.
(...)
6. Evaluatie
(...)
Uit de verrichte inspecties en de verkregen verklaringen leiden wij af dat het explosieve mengsel is ontstaan doordat in de CV ruimte de aansluitleiding is ontlucht. Nadat op de hoofdkraan de flexibele aansluiting naar de gasmeter is losgekoppeld, werd gedurende een halve minuut gas in de CV ruimte geblazen. De leidingsectie A-B (zie bijlage 1) was geheel gevuld met aardgas (leiding is ontlucht). De leidingsectie B-C (zie bijlage l) was nagenoeg geheel gevuld met aardgas, alleen ter plekke van locatie B kan een kleine vermenging met lucht zijn opgetreden. Dit betekent dat bij het openen van de hoofdkraan in de CV ruimte direct bijna 100% aardgas uitstroomt.
Gebaseerd op de berekening van de hoeveelheid gas die uitstroomt (tussen 0,015 m³/sec en 0,033 m³/sec) blijkt dat deze hoeveelheid ruimschoots voldoende om de gehele CV ruimte te vullen met een explosief mengsel in een halve minuut. Bij de laagste hoeveelheid is de totale gashoeveelheid na 30 sec. gelijk aan 0,45 m³. In de opstellingsruimte met een inhoud van 7 m³ geeft dit bij een gelijkmatige vermengen een gas/lucht mengsel van 6,4%. De onderste explosiegrens van aardgas is 5,8% gas in lucht.
De aanwezige ventilatieopening in de CV ruimte heeft het ontstaan van een explosief mengsel nauwelijks kunnen voorkomen; er heeft zich geen natuurlijke trek kunnen vormen omdat alle deuren gesloten waren om eventueel rokende omstanders op een afstand te houden.
Het is niet verklaarbaar waarom beide monteurs aangeven dat zij na het openen van de hoofdkraan geen aardgas hebben geroken. Het gevolg hiervan is echter dat de uitvoerende monteur het aardgas ca. een halve minuut laat uitstromen in de CV ruimte voordat hij de hoofdkraan sluit.
Het is niet mogelijk dat een explosief gas/lucht mengsel is ontstaan door lekkage van een gasleiding. De aansluitleiding en de binnenleiding bleken na de explosie gasdicht te zijn.
Naast aardgas kan ook rioolgas leiden tot een gasexplosie; het methaan in dit gas kan een explosief gas/lucht mengsel vormen. Door de gevolgen van de explosie en de hierop volgende opruimactiviteiten was het niet mogelijk om vast te stellen of zich een explosief mengsel in het riool heeft bevonden en was het niet mogelijk om te bepalen of dit eventueel aanwezige rioolgas via het toilet in de CV ruimte was gekomen. Dit laatste is echter zeer onwaarschijnlijk daar zich tussen het toilet en de CV ruimte een tussenruimte bevindt, zodat er geen directe verbinding is tussen beide ruimten. Rioolgas als bron voor het explosieve gas/lucht mengsel lijkt ons dan ook uitermate onwaarschijnlijk.
Andere mogelijke verklaringen voor de explosie (vuurwerk, explosieven) wordt als niet realistisch gezien, daar hiervoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen.
Een duidelijke indicatie van de ontstekingsbron voor de explosie van het gas/lucht mengsel is niet aangetroffen. In de CV ruimte en de voor deze ruimte gelegen tussenruimte zijn diverse mogelijke ontstekingsbronnen aanwezig, zoals een elektrische ventilator, een elektrische boiler, elektrische verlichting met bijbehorende schakelaars. Echter op geen enkel onderdeel worden sporen aangetroffen van het ontsteken van een explosief mengel, bijvoorbeeld in de vorm van roetsporten of vervorming. Gebaseerd op Gastec ervaringen naar aanleiding van andere explosies kan geconcludeerd worden dat het aanduiden van de ontstekingsbron van een explosief mengsel niet altijd mogelijk is. Een explosief mengsel kan ontstoken worden door een z.g. gaslont, dit is een 'sliert' gas die zich vanuit het gaslucht mengsel naar elders beweegt als gevolg van bijvoorbeeld tochtverschijnselen; dit kan vergeleken worden met een rooksliert uit een rokerige ruimte. Het ontsteken van de gaslont gaat met weinig energie gepaard en laat dan ook geen sporen achter. Deze ontsteking kan plaatsvinden buiten explosiehaard, vanaf deze plaats wordt via de gaslont in de explosiehaard het gas/luchtmengsel tot explosie gebracht.
7. Conclusies en aanbevelingen
In de onderzochte situatie heeft zich in de opstellingsruimte van de coffeeshop een explosief gas/lucht mengsel kunnen vormen doordat de aansluitleiding is ontlucht in deze ruimte. Het via de aansluitleiding aangevoerde gas is niet afgevoerd naar de buitenlucht. Door een onbekend gebleken ontstekingsbron is dit mengsel tot explosie gekomen. Het noodzakelijke ontluchten van aansluitleidingen wordt veilig uitgevoerd wanneer het vrijkomende gas/lucht mengsel wordt afgevoerd naar de buitenlucht met behulp van een op het ontluchtingspunt aangesloten slang. Een afvoer van het gas/lucht mengsel naar de buitenlucht heeft in dit geval niet plaatsgevonden."
1.8
De Coffeeshop is ingebracht in Casni. Casni is "rechthebbende op de claim tot vergoeding van de schade" die als gevolg van de explosie is ontstaan (zie rov. 3.6).
2. Procesverloop
2.1
Casni vordert in deze procedure van (thans) Alliander en DVOI vergoeding van de schade die zij geleden heeft als gevolg van de gasexplosie van 18 augustus 2003.
2.2
De Rechtbank Amsterdam heeft in haar vonnis van 13 februari 2008 geoordeeld dat zowel Nuon als DVOI aansprakelijk zijn voor de schade van Casni. Zij heeft de gevorderde schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 96.362,20.
2.3.1
In hoger beroep oordeelde het Hof Amsterdam in zijn arrest van 15 maart 2011 - heel kort samengevat - dat de bevindingen van Gastec door DVOI onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Het gaat daarbij om de bevindingen zoals vermeld in het Gastec-rapport d.d. 13 oktober 2003 en in de toelichting op dat rapport zoals gegeven door [betrokkene 3], opsteller van het Gastec-rapport, in zijn brief van 6 april 2009. Het Hof heeft de bevindingen van Gastec omtrent de toedracht van de gasexplosie vervolgens tot de zijne gemaakt. Naar 's Hofs oordeel moet aangenomen worden dat de explosie heeft plaatsgevonden als gevolg van het verzuim van de medewerkers van DVOI om bij het ontluchten van de gasleiding gebruik te maken van een slang om het gas/lucht-mengsel naar buiten toe af te voeren (zie rov. 3.13).
2.3.2
Het Hof oordeelde voorts dat de monteurs van DVOI gehandeld hebben in strijd met de zorgvuldigheidsnorm door bij het ontluchten van de gasleiding geen ventilatieslang te gebruiken. Het handelen van de monteurs was derhalve onrechtmatig (zie rov. 3.16 t/m 3.18). DVOI is voor dit handelen jegens Casni aansprakelijk op grond van art. 6:170 BW (zie rov. 3.19 t/m 3.23). Nuon (thans: Alliander) is jegens Casni aansprakelijk op grond van art. 6:171 BW (zie rov. 3.24-3.25).
2.3.3
Het Hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, DVOI en Nuon hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 599.862,86.3.
2.4
DVOI en Alliander hebben tijdig cassatieberoep ingesteld. Casni heeft geconcludeerd tot verwerping. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht, waarna nog is gere- en dupliceerd.
3. Het belang van Alliander
3.1
In haar vonnis van 21 maart 2007 heeft de Rechtbank geoordeeld dat werknemers van Dura (thans DVOI) onrechtmatig hebben gehandeld (rov. 5.4.2). Vervolgens heeft zij het verweer dat (toen nog Nuon) daarvoor op de voet van art. 6:171 BW aansprakelijk is verworpen.
3.2
In appel heeft Nuon geen grief gericht tegen het oordeel dat de werknemers van Dura onrechtmatig hebben gehandeld. Voor zover thans van belang kantten haar incicentele grieven zich tegen haar aansprakelijkheid op de voet van art. 6:171 BW (grief 1). Deze grief beperkte zich tot "het toepassingsbereik" en zag niet op de vraag of de betrokken personen een fout hebben gemaakt. Het Hof wijst daar, naar ik begrijp, in rov. 3.24 ook met juistheid op.
3.3
Dat brengt mee dat in de relatie (thans) Alliander en Casni vaststaat dat bij de uitvoering van de litigieuze werkzaamheden een fout is gemaakt. De enige klacht die Alliander voordraagt (onderdeel 3) is gelegen in voortbouwende overwegingen op een oordeel dat haar, gelet op hetgeen onder 3.2 is vermeld, niet meer raakt.4.
3.4
De gepostuleerde klacht behelst geen zelfstandig verwijt aan het adres van het bestreden arrest. Daarom mist Alliander er belang bij.
3.5
Dit alles leidt ertoe dat het beroep in zoverre moet worden verworpen.
3.6
Dit betekent dat de rechtsstrijd tussen Casni en DVOI praktisch gesproken vermoedelijk vooral nog van belang is voor de omvang van het eventuele regres in de relatie tussen DVOI en Alliander. De omstandigheid dat het beroep van Alliander moet worden verworpen zodat de tegen haar uitgesproken veroordeling, des verkiezend, kan worden geëxecuteerd, leidt er evenwel niet toe dat ook DVOI belang bij haar klachten mist.
4. Bespreking van het cassatiemiddel van DVOI
4.1
Onderdeel 2.15. richt zich tegen de uitleg die het Hof (in rov. 3.10) geeft aan de brief van [betrokkene 3] van 6 april 2009.6. [betrokkene 3], opsteller van het Gastec-rapport, gaat in zijn brief in op de door [betrokkene 4] in opdracht van DVOI opgestelde reactie op het Gastec-rapport.7. [betrokkene 3] schrijft in zijn brief onder meer (zie rov. 3.9):
"Ik blijf van mening dat de monteur, [betrokkene 1], een tijdsduur voor het ontluchten van de leiding van 30 sec. heeft genoemd, dit gebaseerd op de aantekeningen die ik tijdens en direct na het gesprek heb gemaakt. (...)
Zoals uit onderstaande toelichtingen blijkt, is deze tijdsduur niet cruciaal voor het ontstaan van een explosie van een gas/lucht mengsel.
(...)
Op het midden van bladzijde 3 van de brief wordt gesteld dat om de gang van zaken te reconstrueren duidelijkheid nodig is over de exacte inhoud van de betreffende ruimte en de exacte tijd gedurende welke 100% aardgas zou zijn uitgestroomd.
Dit is niet juist.
Uit een gaskraan uitstromend gas zal zich als een wolk verspreiden in de omliggende ruimte, waarbij vooral bij het punt van intreding (de gaskraan) vermenging met omgevingslucht zal optreden. Vervolgens zal de buitenzijde van de gaswolk zich steeds meer vermengen met de lucht uit de omliggende ruimte.
Dit betekent dat zich onafhankelijk van de grootte van de ruimte zich een explosief gasmengsel zal vormen. De tijdsduur is bepalend voor de grootte van de gaswolk.
(...)
Door de opsteller van de brief wordt schijnbaar verondersteld dat in de gehele ruimte een homogene vermenging noodzakelijk is, voordat een explosie kan plaatsvinden. Dit is niet juist. Onafhankelijk van de inhoud kan in elke ruimte een explosief mengsel ontstaan.
(...)
Onderaan bladzijde 3 wordt berekend dat de onderste explosiegrens pas bereikt wordt na meer dan 40 seconden. Deze berekening is onder anderen gebaseerd op de veronderstelling dat de gehele leiding van 60 meter ontlucht moest worden. Dit laatste is niet juist.
In mijn rapport beschrijf ik de door de monteurs gevolgde beschrijving, zoals opgetekend naar aanleiding van het gesprek met [betrokkene 1]. (...) Uit deze beschrijving blijkt dat de nieuwe deel van de aansluitleiding BUITEN is ontlucht, slechts de kleine hoeveelheid lucht, aanwezig bij punt B van de bestaande gasleiding B C, moest nog ontlucht worden bij de gasmeter in de opstellingsruimte. Dit betekent dat bij het openen van de gaskraan direct 100% in de verblijfsruimte is geblazen. Na een aantal seconden is uit de gasleiding de kleine hoeveelheid lucht uitgestroomd, waarna weer 100% aardgas is uitgestroomd."8.
4.2
Mede op basis van deze brief van [betrokkene 3] heeft het Hof geoordeeld:
"3.10
[...] De door DVOI bij het rapport van Gastec geplaatste vraagtekens hebben met name betrekking op twee punten: de duur van de periode dat haar werknemers de gasleiding bij de CV-ketel hebben ontlucht en de precieze inhoud van de ruimte(s) waarin het gas/lucht mengsel zich heeft verspreid. Kritiek op deze punten baseert DVOI met name op de reactie van [betrokkene 4] van [A], en de verklaringen van de monteurs van DVOI die ontlucht hebben.
Uit de toelichting die [betrokkene 3], opsteller van het Gastec-rapport, naar aanleiding van de reactie van [betrokkene 4] heeft gegeven op het Gastec-rapport, leidt het hof echter af dat beide punten niet van wezenlijk [...] belang zijn voor de bevindingen van Gastec omtrent de toedracht van de explosie, te weten dat - zo vat het hof samen - bij de ontluchting van de gasleiding in de opstellingsruimte ten onrechte is verzuimd gebruik te maken van een slang, waardoor ten onrechte geen afvoer van het gas/lucht mengsel naar de buitenlucht heeft plaatsgevonden.
[Betrokkene 3] stelt in dit kader, zo begrijpt het hof, 1. dat ook wanneer minder gas zou zijn uitgestroomd (doordat minder dan 30 seconden zou zijn ontlucht), zich een explosief mengsel zou hebben gevormd, en 2. ook wanneer gerekend zou moeten worden met een groter ruimtevolume (omdat, verondersteld dat de deur tussen opstellingsruimte en tussenruimte openstond, ook het volume van de tussenruimte meegerekend zou moeten worden), dit onverlet zou laten dat zich rond het ontluchtingspunt van de cv-ketel een gaswolk met een explosief mengsel zou hebben opgebouwd; daarvoor is niet vereist dat in de gehele ruimte een homogene vermenging van gas en lucht was opgetreden. [...]"
4.3.1
Het onderdeel geeft eerst een overzicht van de "voorname kritiekpunten" op de bevindingen van [betrokkene 3]. Het memoreert dat DVOI gemotiveerd heeft gesteld dat "haar medewerkers gedurende vijf à tien seconden hebben ontlucht" (en niet gedurende dertig seconden), terwijl de deur tussen de opstellings- en de tussenruimte openstond zodat het ruimtevolume groter was dan 7 m3, wat zij te bewijzen heeft aangeboden (onderdeel 2.1). Onderdeel 2.3 veronderstelt dat 's Hofs oordeel dat geen gebruik is gemaakt van een slang is gebaseerd op de nadere toelichting van [betrokkene 3].
4.3.2
Onderdeel 2.4 acht 's Hofs uitleg (in rov. 3.10) van [betrokkene 3]s toelichting op het Gastec-rapport - namelijk dat óók wanneer korter dan dertig seconden zou zijn ontlucht zich een explosief mengsel zou hebben gevormd en óók wanneer met een groter ruimtevolume gerekend zou moeten worden zich rond het ontsluitingspunt van de cv-ketel een gaswolk met een explosief mengsel zou hebben gevormd - "in zichzelf" onbegrijpelijk. Volgens het onderdeel is het immers onmogelijk dat er geen, althans geen noemenswaardig, verband bestaat tussen enerzijds de duur van gas- of luchtuit-stroom en het volume van de ruimte waarin de uitstroom plaatsvond en anderzijds de kans dat zich een omvangrijke explosie zou voordoen zoals deze op 18 augustus 2003 heeft plaatsgevonden in de Coffeeshop. In elk geval zou het Hof zijn lezing van [betrokkene 3]s toelichting op het Gastec-rapport onvoldoende hebben gemotiveerd. Immers is "niet inzichtelijk (..) gemaakt in hoeverre een dermate grote explosie kon plaatsvinden, wanneer de duur van de ontluchting en het volume van de ruimte waarin het gas-/luchtmengsel uitstroomde bij de vaststelling van de oorzaak van die explosie geen rol van belang zouden spelen." Het onderdeel wijst erop dat [betrokkene 3] weliswaar onder meer gesteld heeft dat de tijdsduur van de uitstroom niet cruciaal is voor het ontstaan van een explosie van een gas/lucht-mengsel en dat zich bij uitstromend gas - onafhankelijk van de grootte van de ruimte - een explosief gasmengsel zal vormen. Uit dat gegeven valt echter niet (zonder meer) af te leiden "dat zich daarom en zonder meer een zodanig omvangrijke explosie heeft kunnen voordoen zoals die zich heeft verwezenlijkt in de Coffeeshop".
4.3.3
Het Hof zou zijn motiveringsplicht ten aanzien van zijn lezing van [betrokkene 3]s toelichting op het Gastec-rapport te meer hebben veronachtzaamd, nu [betrokkene 3] in die toelichting gesteld heeft dat de tijdsduur van ontluchting wel degelijk bepalend is voor de grootte van de gaswolk.9. DVOI heeft het Hof er dan ook, onder verwijzing naar deze toelichting, op gewezen dat de omvang van de gaswolk, gezien de beperkte duur van uitstroom, een zodanig omvangrijke explosie als zich in de Coffeeshop heeft voorgedaan niet kan hebben veroorzaakt.10. Het Hof is in zijn motiveringsplicht tekortgeschoten door zonder die essentiële stellingen van DVOI kenbaar in zijn beoordeling te betrekken, te overwegen dat bij de beantwoording van de vraag of het handelen van de DVOI-medewerkers de (omvangrijke) explosie in de Coffeeshop heeft of kan hebben veroorzaakt, de duur van gas-/luchtuitstroom en het volume van de ruimte waarin het gas/lucht-mengsel uitstroomde niet van wezenlijk belang zijn, aldus onderdeel 2.5.
4.3.4
Onderdeel 2.6 acht 's Hofs interpretatie van [betrokkene 3]s toelichting op het Gastec-rapport mede onvoldoende gemotiveerd omdat Gastec haar conclusie ten aanzien van de oorzaak van de explosie voor het overgrote deel, zo niet geheel, gegrond heeft op de duur van de (gas)uitstroom en het ruimtevolume.11. In het licht daarvan is zonder nadere motivering onbegrijpelijk dat het Hof de toelichting van [betrokkene 3] zo heeft begrepen, dat de duur van de uitstroom en het ruimtevolume geen rol van betekenis spelen bij de beantwoording van de vraag of de ontluchtingswijze van de DVOI-medewerkers een explosie van de omvang als heeft plaatsgevonden in de Coffeeshop heeft veroorzaakt of kan hebben veroorzaakt.
4.3.5
Onderdeel 2.7 voegt daar nog aan toe dat 's Hofs oordeel eveneens onbegrijpelijk is omdat - kort gezegd - DVOI heeft aangevoerd dat het in de Coffeeshop om een kleine gasinstallatie ging en DVOI zich heeft beroepen op een verklaring van [betrokkene 4] dat gasuitstroom uit een dergelijke gasinstallatie voor een duur van vijf à tien seconden geen explosie kan veroorzaken.12.
4.4
Al deze klachten, die in essentie op hetzelfde neerkomen, zijn op zich gegrond. Het Gastec-rapport gaat ervan uit dat het gas gedurende een halve minuut (30 seconden) is uitgestroomd in een ruimte met een inhoud van 7 m³ (zie rov. 2.19). Het Hof heeft (in rov. 3.10) uit de brief van [betrokkene 3] d.d. 6 april 2009 afgeleid dat de twee door DVOI aan de orde gestelde punten - namelijk de duur van de ontluchting en de precieze inhoud van de ruimte(s) waarin het gas/lucht-mengsel zich heeft verspreid - niet van wezenlijk belang zijn voor de bevindingen van Gastec omtrent de toedracht van de explosie. Deze bevindingen van Gastec - te weten haar de bevindingen omtrent de toedracht van de explosie - houden, kort samengevat, in "dat [...] bij de ontluchting van de gasleiding in de opstellingsruimte ten onrechte is verzuimd gebruik te maken van een slang, waardoor ten onrechte geen afvoer van het gas/lucht mengsel naar de buitenlucht heeft plaatsgevonden" (rov. 3.10).
4.5
Zou rov. 3.10 zo moeten worden gelezen dat het Hof uit de brief van [betrokkene 3] (onder andere) heeft afgeleid dat de vaststelling dat sprake is geweest van een wat beperktere ontluchtingsduur dan de in het Gastec-rapport vermelde duur van 30 seconden - bijvoorbeeld een duur van 22 of 25 seconden - geen wezenlijk effect zou hebben op de bevindingen omtrent de toedracht van de explosie, zoals deze te vinden zijn in het Gastec-rapport, dan zou dat oordeel m.i. niet onbegrijpelijk zijn. Zou 's Hofs oordeel evenwel zo moeten worden verstaan dat het niet is ingegaan op het verweer dat de ontluchtingsduur slechts 5 tot 10 seconden plaatsvond, dan is dat inderdaad onbegrijpelijk.
4.6
Zou 's Hofs oordeel zo moeten worden begrepen dat ook ingeval sprake is van de door DVOI genoemde ontluchtingsduur op grond van de bevindingen van het Gastec-rapport moet worden aangenomen dat een explosie zou plaatsvinden, dan is dat oordeel mogelijk te rijmen met de nadere toelichting van [betrokkene 3], maar niet gemakkelijk te verenigen met "zijn" eerdere rapport. De conclusies en bevindingen van het Gastec-rapport omtrent de toedracht van de explosie in de Coffeeshop zijn immers, zoals onderdeel 2.6 ook opmerkt, in elk geval mede gebaseerd op de door het rapport veronderstelde duur van de gasuitstroom en het volume van de ruimte waarin ontlucht is (te weten respectievelijk 30 seconden en 7 m³).
4.7
Daarmee is intussen nog niet gezegd dat 's Hofs arrest voor vernietiging gereed ligt. De door het Hof bereikte uitkomst is m.i. juist. Dat springt in mijn lezing van de stukken zozeer in het oog dat verwijzing goede zin mist. Redelijkerwijs valt m.i. immers uit te sluiten dat de verwijzingsrechter tot een ander oordeel komt. Ik licht dat als volgt toe.
4.8.1
Het Hof heeft - in cassatie, gezien het feitelijke gehalte van dat oordeel begrijpelijkerwijs niet bestreden - geoordeeld dat het rapport van Gastec geloofwaardig is. Dat staat nergens met zoveel woorden, maar 's Hofs oordeel kan moeilijk anders worden begrepen; zie bijvoorbeeld rov. 3.13. Welnu, dat rapport sluit een andere oorzaak dan - kort gezegd - een fout van personen voor wie DVOI aansprakelijk is redelijkerwijs uit. Dat is een feitelijk en alleszins begrijpelijk oordeel. Theorerisch is uiteraard denkbaar dat toevallig op hetzelfde moment dat de monteurs aan het werk waren aan de gasleiding van elders afkomstig gas tot een ontploffing zou hebben geleid. Maar de kans daarop is zó klein en het is, gelet op de bevindingen van Gastec, zó onaannemelijk, dat een zware stelplicht op DVOI rustte om te betogen dat de kans dat deze (of een andere) oorzaak tot de explosie heeft geleid meer dan louter theoretisch was. Dat geldt eens te meer nu in casu, blijkens het Gastec-rapport onder 4, tevoren rekening werd gehouden met een explosie, terwijl de aanwezigen in de coffeeshop daarom werden weggestuurd.
4.8.2
Naar 's Hofs feitelijke - en niet bestreden - vaststelling is de ruimte van de coffeeshop door de explosie zwaar beschadigd (rov. 2.18). Dat maakt een andere oorzaak, die toevallig net op hetzelfde moment zou optreden, eens te minder aannemelijk.
4.8.3
Naar 's Hofs alleszins begrijpelijke oordeel is DVOI er niet in geslaagd om ten aanzien van een alternatieve oorzaak voldoende concreets (nuttigs) te berde te brengen (rov. 3.13). Bij die stand van zaken gaat de res ipsa loquitur-regel DVOI parten spelen. De feiten spreken tegen haar. In feite wordt dat onderkend in de s.t. van mrs. Tjittes en De Graaf onder 6. Juist de door hen genoemde omstandigheid dat niet dagelijks in Nederland duizenden woningen exploderen, keert zich in de gegeven omstandigheden tegen DVOI.
4.9.1
Dit leidt tot de onafwendbare slotsom dat de stelling van DVOI dat de periode van ontluchting slechts 5 à 10 seconden was op een misverstand moet berusten. Daarbij teken ik aan dat [betrokkene 1] in zijn overduidelijk niet door hemzelf opgestelde verklaring op dit punt heel wat minder stellig is dan DVOI in de gedingstukken. Weliswaar begint hij met het reppen van 5 à 6 seconden, maar verderop zegt hij uit ervaring te weten dat 5 à 6 seconden genoeg is voor ontluchting, zodat klaarblijkelijk sprake is van een conclusie ex post.13. Dat ligt eens te meer voor de hand omdat niet in de rede ligt dat werknemers met een horloge in de hand aan het ontluchten slaan. Dit soort observaties na afloop bergt dan ook een gerede kans op vergissingen in zich. Kennelijk is het Hof tot diezelfde slotsom gekomen. Hoewel dat in het bestreden arrest nergens uitdrukkelijk valt te lezen, is m.i. heel aannemelijk dat het Hof dat heeft bedoeld. Daarop wijst met name ook dat het Hof melding maakt van het verweer van DVOI (de ontluchting duurde minder dan 10 seconden; zie rov. 3.8), terwijl het deze stelling in rov. 3.9 en 3.10 kennelijk van de hand wijst.
4.9.2
Hetgeen zojuist werd opgemerkt, vindt in zekere zin ondersteuning in een brief van 11 maart 2009 aan de raadsman van Nuon. Daarin wordt een verklaring van [betrokkene 1] aan de Arbeidsinspectie geciteerd. Deze luidt:
"Met een waterpomptang heb ik daarna de flexibele gasleiding losgenomen. Vervolgens heb ik een paar keer voor een paar seconden de gaskraan opengedraaid. Zeker geen 30 seconden (...) Het was niet langer dan 5 wellicht 10 seconden."
4.9.3
Als 'een paar keer" "een paar seconden" juist is, dan komen we toch al gauw boven de 10 en zeker niet bij 5 seconden. Belangrijker is dat héél onwaarschijnlijk is dat een monteur die bezig is met ontluchten een heel helder en gefundeerd idee heeft hoeveel seconden zijn werkzaamheden exact duren. Dat is in genen dele kritiek op de monteurs. Het is een realiteit. Hetzelfde geldt voor mij. Ook ik kan en wil niet schatten hoeveel seconden ik bezig ben geweest met het op papier zetten van deze alinea. Zeker ex post zou iedere verklaring daarovmtrent een slag in de lucht zijn. Dat brengt mee dat ook de op deze gegevens gebaseerde conclusies op een wankel fundament berusten.
4.9.4
In de hier besproken lezing van het arrest a quo hebben we de onder 4.8 geschetste benadering niet nodig om tot de voor de hand liggende uitkomst te geraken.
4.10
Hierbij valt, voor zover nodig als afrondingsfactor, nog te bedenken dat:
- a.
het rapport, waarop het Hof zijn oordeel baseert, op verzoek van Nuon en niet op verzoek van de benadeelde is gemaakt, terwijl een vertegenwoordiger van Dura (thans DVOI) aanwezig was bij de gesprekken met [betrokkene 1 en 2] (rapport onder 2). Aangenomen mag worden dat Nuon geen experts inschakelt die geen kennis van zaken hebben en/of experts die in het verleden in haar visie lichtvaardig hebben aangenomen dat er in haar bedrijfssfeer iets is misgegaan;
- b.
dat de verzekeraar van DVOI een derde benadeelde schadeloos heeft gesteld; zie onder 1.4. Allicht omdat zijns inziens aansprakelijkheid boven redelijke twijfel verheven werd geacht. Van algemene bekendheid is dat verzekeraars gemeenlijk niet voor Sinterklaas spelen, waarvoor trouwens ook geen goede grond zou bestaan;
- c.
dat, zoals we al zagen, Nuon in elk geval in appel (en in cassatie) niet de stelling verdedigt dat door bedoelde werknemers geen fouten zijn gemaakt.
4.11
Onderdeel 2.8 richt zich tegen 's Hofs oordeel (in rov. 3.11) dat in de reactie van [betrokkene 4] van 9 juni 2010 geen gemotiveerde betwisting is te vinden van de stelling van [betrokkene 3], dat voor zijn conclusie omtrent de toedracht van de explosie niet wezenlijk relevant is hoeveel seconden precies is ontlucht en wat het precieze volume van de ruimte is geweest waarin de ontluchting plaatsvond. Dit oordeel berust volgens het onderdeel op een onbegrijpelijke lezing van de gedingstukken. Het wijst in dit verband op een passage uit de reactie van [betrokkene 4] (productie 13 bij pleitnota in appel van DVOI, p. 2, derde en vierde alinea), van welke passage ook een gedeelte geciteerd is in de pleitnota in appel van DVOI (onder nr. 52). De geciteerde passage luidt:
"Omdat er sprake is van een kleine gasinstallatie ("huis-tuin-en-keuken" cv-ketel) behoefde [DVOI] geen ontluchtingsslang te gebruiken om de vrijkomende hoeveelheid aardgas naar de buitenlucht af te voeren. Ook al komt er uit een aardgasinstallatie (bijvoorbeeld een fornuis) gedurende 5-10 seconden aardgas vrij (omdat een ontsteking niet slaagt), dan zal die hoeveelheid vrijgekomen aardgas geen explosie (in een keuken) veroorzaken als kort na het vrijkomen van die hoeveelheid aardgas een tweede ontsteking wordt geactiveerd."
4.12
Volgens het onderdeel kan de onder 4.11 geciteerde passage uit de reactie van [betrokkene 4] niet anders worden begrepen dan als een gemotiveerde betwisting van de eerder genoemde stelling van [betrokkene 3]. [Betrokkene 4] stelde immers dat het in de Coffeeshop ging om een 'huis- tuin- en keuken cv-ketel' en dat een periode van gasuitstroom van vijf à tien seconden uit een dergelijke installatie geen explosie zal veroorzaken wanneer kort daarna een ontsteking wordt geactiveerd. De stelling dat het hier een kleine gasinstallatie betrof en dat een korte periode van uitstroom daaruit geen explosie zal veroorzaken, betreft een gemotiveerde betwisting van de opvatting van [betrokkene 3] dat zich, ongeacht de tijdsduur van de uitstroom en ongeacht het ruimtevolume, een explosie zou hebben voorgedaan in de Coffeeshop. DVOI heeft ook op deze conclusie van [betrokkene 4] gewezen.14.
4.13
Deze klacht is een variatie op het thema van de hiervoor reeds besproken klachten. Zij snijdt, op zich genomen, eveneens hout. Maar om de hiervoor genoemde redenen kan DVOI daarbij m.i. geen garen spinnen.
4.14.1
Onderdeel 2.9 kant zich tegen 's Hofs oordeel (in rov. 3.12) dat de stelling van DVOI dat wél sprake is geweest van voldoende ventilatie in de ontluchtingsruimte, onvoldoende is onderbouwd. Dat oordeel zou onbegrijpelijk zijn omdat DVOI in haar memorie van antwoord van 21 juli 2009 (onder nrs. 300, 302-304) onderbouwd gesteld heeft dat bij de ontluchting ook ventilatie plaatsvond door een ventilator en een openstaande deur. De bedoelde passage luidt:
"300.
Verder geldt dat sprake was van voldoende ventilatie. [Betrokkene 1] herinnert zich dat in bedoelde ruimte voldoende verse lucht aanwezig was, onder meer aangevoerd door een ventilator.
[...]
302.
Zoals gezegd stond de zijdeur van de (opstellings)ruimte ten tijde van de ontluchting open waardoor eveneens verse lucht werd ingevoerd. [Betrokkene 1] licht op dit punt in zijn verklaring (productie 5) toe:
'Ik merk op dat in de berekening van de (opstellings)ruimte door Gastec ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat - zo meen ik mij te herinneren - de zijdeur openstond.'
303.
[Betrokkene 2] bevestigt in zijn verklaring (productie 6) dat voornoemde deur ten tijde van het ontluchten en de explosie openstond:
'Ik stond in de (open) deur van de opstellingsruimte.' (onderstreping steller dezes)
- 304.
Kortom, er was wel degelijk sprake van ventilatie."
- 4.14.2.
's Hofs oordeel zou te meer onbegrijpelijk zijn, nu DVOI bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep gesteld heeft dat Gastec eraan voorbij is gegaan dat zich in de opstellingsruimte ook nog een deur bevond die naar buiten leidde en dat die deur ten tijde van het ontluchten openstond (onderdeel 2.10).15.
- 4.15.1.
's Hofs oordeel dat de onder 4.14.1 geciteerde passage een onvoldoende onderbouwing inhoudt van DVOI's stelling dat sprake is geweest van voldoende ventilatie, is niet onbegrijpelijk. De in de memorie van 21 juli 2009 geponeerde stelling dat "[betrokkene 1] [zich] herinnert [...] dat in de bedoelde ruimte voldoende verse lucht aanwezig was, onder meer aangevoerd door een ventilator" is niet nader toegelicht of onderbouwd. De stelling vindt met name ook geen steun in de verklaring van [betrokkene 1] van 16 oktober 2007, welke DVOI bij diezelfde memorie als productie 5 in het geding heeft gebracht. De in de memorie van 21 juli 2009 geciteerde passage uit de verklaring van [betrokkene 1] (productie 5 bij die memorie) heeft, anders dan de memorie vermeldt, geen betrekking op de toevoer van verse lucht in de opstellingsruimte, maar op de inhoud (in m³) van de ruimte waarin het gas uitstroomde. Bovendien is [betrokkene 1], wiens verklaring onmiskenbaar door een ander is opgesteld,16. veel minder stellig dan de memorie wil doen geloven met betrekking tot het openstaan van de deur. Op bijlage 1 wordt na de bijgeschreven tekst "deur open?" veelbetekenend een vraagteken geplaatst. Met betrekking tot de ventilator wordt opgemerkt dat deze volgens [betrokkene 1] niet de oorzaak kan zijn geweest. Dat deze ventilator "aanstond" heeft hij evenwel niet verklaard.
- 4.15.2.
De wijze waarop DVOI de verklaring van [betrokkene 1] in haar memorie kleurt in voor haar gunstige zin (helaas een veel voorkomend verschijnsel in procedures dat rechters veel tijd kost en wederpartijen onnodig op kosten jaagt) geeft eens te meer grond om haar verweren met enige voorzichtigheid tegemoet te treden. Het brengt mee dat extra eisen aan haar stelplicht kunnen worden gesteld.
- 4.16.
Hier komt nog bij dat de verklaring van [betrokkene 2] (prod. 6) vooral vragen oproept. Waarom stond hij "op de uitkijk", zoals hij aangeeft?
- 4.17.1.
Bedacht dient ten slotte nog te worden dat de geciteerde zin uit de verklaring van [betrokkene 2] (productie 6 bij de memorie van 21 juli 2009) geen betrekking heeft op ventilatie van de opstellingsruimte.
- 4.17.2.
Tot slot heeft DVOI ook de bij pleidooi in hoger beroep aangevoerde stelling dat Gastec eraan voorbij is gegaan dat zich in de opstellingsruimte - anders dan is weergegeven in de situatieschets bij het Gastec-rapport (bijlage 1, figuur 2) - ook nog een deur bevond die naar buiten leidde en dat die deur ten tijde van het ontluchten openstond, op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd.
- 4.17.3.
Het Hof kon de laatstgenoemde stelling bovendien als tardief passeren. Het oordeel van het Hof dat DVOI met de genoemde passages onvoldoende onderbouwd heeft dat sprake was van voldoende ventilatie in de ontluchtingsruimte, is in het licht van dit een en ander niet onbegrijpelijk.
- 4.18.1.
Onderdeel 2.11-2.13 trekt ten strijde tegen in rov. 3.13 waarin, onder meer, wordt overwogen:
"3.13
Aldus is het hof van oordeel dat de bevindingen van Gastec - vermeld in het rapport van 13 oktober 2003, aangevuld met de toelichting van [betrokkene 3] van 6 april 2009 - onvoldoende gemotiveerd betwist zijn door DVOI. Het hof maakt de voormelde bevindingen van Gastec en [betrokkene 3] omtrent de toedracht van de gasexplosie dan ook tot de zijne en houdt het ervoor dat de explosie heeft plaatsgevonden als gevolg van het verzuim van de medewerkers van DVOI om bij de ontluchting van de gasleiding in de opstellingsruimte ten onrechte geen gebruik te maken van een slang, teneinde het gas/lucht mengsel naar buiten toe af te voeren. [...]"
- 4.18.2.
Het Hof heeft bij zijn zo juist geciteerde conclusie omtrent de toedracht van de gasexplosie "ook in aanmerking genomen dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor de gevolgtrekking dat de toedracht van de gasexplosie een andere is geweest dan vastgesteld is door Gastec." In dat verband gaat het in op het betoog van DVOI dat sprake was van een riool- en gaslucht in de toiletten en dat de toiletten grotendeels zijn weggevaagd.
- 4.19.
Onderdeel 2.12 vertolkt louter een voortbouwende klacht. Deze is op zich eveneens gegrond maar dat kan DVOI nochtans om de hiervoor genoemde redenen niet baten.
- 4.20.
Onderdeel 2.13 klaagt dat het onder 4.18 genoemde oordeel onbegrijpelijk is indien het Hof zijn oordeel omtrent de toedracht van de explosie "zelfstandig" op de laatstgenoemde omstandigheid heeft willen gronden. In het verlengde daarvan betoogt DVOI, geparafraseerd weergegeven, dat ook als zou moeten worden aangenomen dat haar verweer dat de oorzaak van de gasexplosie ook gelegen kan zijn geweest in de aanwezigheid van een mengsel van riool- en gaslucht in de toiletten van de Coffeeshop niet opgaat (of onvoldoende is onderbouwd), dat geen zelfstandig dragende grond kan vormen voor het oordeel van het Hof omtrent de toedracht van de gasexplosie. Als ik het goed begrijp omdat dit verweer er slechts "één van meerdere" is.
- 4.21.
Deze klacht voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen omdat niet duidelijk wordt gemaakt welke andere in dit opzicht relevante verweren DVOI heeft gevoerd.
- 4.22.
Ten gronde: het Hof heeft aan zijn oordeel omtrent de toedracht van de gasexplosie (onder meer) ten grondslag gelegd dat de bevindingen van Gastec (het rapport van 13 oktober 2003 en de toelichting van [betrokkene 3] van 6 april 2009) - op welke bevindingen Casni zich heeft beroepen - door DVOI onvoldoende gemotiveerd betwist zijn en dat het Hof de bevindingen van Gastec en [betrokkene 3] omtrent de toedracht van de explosie dan ook tot de zijne maakt (zie rov. 3.13). Het Hof heeft daarbij - zoals ook uitdrukkelijk wordt overwogen - in aanmerking genomen dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor de gevolgtrekking dat de toedracht voor de explosie een andere is geweest dan vastgesteld is door Gastec (zie rov. 3.13). Het Hof heeft zijn oordeel omtrent de toedracht van de explosie derhalve niet uitsluitend gebaseerd op de vaststelling dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor de gevolgtrekking dat de toedracht een andere is geweest dan is vastgesteld door Gastec. Evenmin heeft het zijn oordeel omtrent de toedracht van de gasexplosie uitsluitend gebaseerd op de enkele vaststelling dat DVOI niet voldoende onderbouwd heeft dat de oorzaak van de explosie ook gelegen kan zijn geweest in de aanwezigheid van een mengsel van riool- en gaslucht in de toiletten van de Coffeeshop.
- 4.23.
Onderdeel 2.16-2.19 is gericht tegen rov. 3.15 waarin wordt overwogen:
"3.15
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof voorbij zal gaan aan het bewijsaanbod van DVOI dat korter dan 30 seconden is ontlucht. Ook indien [dat] het geval zou zijn geweest, is dit onvoldoende grond om de bevindingen en conclusies van het Gastec-rapport terzijde te schuiven, zo volgt uit hetgeen hier-voor is overwogen.
Hetzelfde geldt voor de vraag of de deur van de opstellingsruimte naar de tussenruimte al dan niet open heeft gestaan. Hierbij brengt het hof nog onder de aandacht dat monteur [betrokkene 2] zelf op 18 augustus 2003 tegenover de politie heeft verklaard, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal: "Wij hebben de gasmeter afgekoppeld ter ontluchting. Echter door de kleine ruimte welke ook nog was afgesloten door de deur is het gas blijven hangen. Bij het aansteken van de kachel heeft er zich een explosie voorgedaan." DVOI heeft niet opgehelderd hoe deze verklaring van haar eigen monteur te verenigen is met haar thans ingenomen standpunt dat de deur van de opstellingsruimte níet gesloten was en dat de explosie zich níet in de opstellingsruimte heeft voorgedaan."
- 4.24.
Onderdeel 2.16 vertolkt een klacht die voortbouwt op enkele hiervoor gegrond bevonden klachten. Het is op zich eveneens gegrond, maar dat kan om de eveneens besproken redenen niet tot cassatie leiden.
4.28 De onderdelen 2.17 en 2.18 scharnieren om de toereikendheid van de stelling dat de deur van de cv-ruimte openstond. Anders dan het Hof meent, achten deze onderdelen de stelling wél voldoende onderbouwd. 's Hofs oordeel dat niet uit de doeken is gedaan waarom de verklaring van [betrokkene 2] ten overstaan van de politie afwijkt van zijn latere verklaring wordt gelaakt omdat [betrokkene 2] ten tijde van het afleggen van de verklaring met ernstige brandwonden in het ziekenhuis was opgenomen.
4.29 Ter gelegenheid van de pleidooien in appèl heeft DVOI ter onderbouwing van haar betoog gewezen op de al vaker genoemde verklaring van [betrokkene 2] en de daarbij gevoegde tekening waar, volgens de pleiter, door [betrokkene 2] zou zijn ingetekend waar hij stond (pleitaantekeningen mr. Van Hees onder 42, waarop het onderdeel geen beroep doet). Noch deze verklaring, noch ook de daarbij gevoegde tekening, ondersteunen het betoog van DVOI. In de verklaring is "open" tussen haakjes geplaatst, zodat in het midden wordt gelaten of [betrokkene 2] in de open deur stond. Op te tekening is de stip, die kennelijk moet aangeven waar [betrokkene 2] stond, niet in de deuropening geplaatst maar ergens in de buurt van een muur. Daarmee ontvalt het feitelijke fundament aan de klachten zodat zij mislukken.
4.30 Nu het Hof zijn oordeel baseert op een tekortschieten in de stelplicht mislukt ook onderdeel 2.19 dat van een andere lezing uitgaat.
4.31 De resterende klachten binden de strijd aan met rov. 3.17 waar wordt overwogen:
"3.17
[...] Als vaststaand heeft te gelden dat in de opstellingsruimte geen toereikende verbinding met de buitenlucht aanwezig was; enkel aanwezig was in de in het Gastec-rapport vermelde ventilatieopening in de vorm van een dakdoorvoer van 80 mm. Ook als moet worden aangenomen dat de monteurs geen expliciete werkinstructie hadden dat bij een installatie als de onderhavige ontlucht had moeten worden met een ventilatieslang, moet toch worden geoordeeld dat het ontluchten van een gasleiding in een afgesloten ruimte - zelfs als zou moeten worden aangenomen dat de deur van de opstellingsruimte naar de tussenruimte openstond was sprake van een ruimte zonder open verbinding met de buitenlucht - als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt. Het hof verwijst naar het Gastec-rapport waarin is vermeld dat het niet veilig is om een gasleiding te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt. Deze bevinding van Gastec is onvoldoende gemotiveerd bestreden door DVOI, nu door haar niet gemotiveerd is gesteld - anders dan dat de werkinstructies zulks niet voorschreven - dat en op welke gronden het ontluchten van een gasleiding zonder afvoer naar buiten toe, wél als zorgvuldig handelen kan worden aangemerkt. [...]"
4.32 Onderdeel 2.21 vertolkt een voortbouwende klacht. Hoewel, als gezegd, enkele eerdere klachten op zich gegrond zijn, kunnen ze DVOI m.i. niet baten. Daarop strandt ook deze klacht.
4.33 Onderdeel 2.22 betoogt dat DVOI niet gemotiveerd behoefde aan te voeren waarom ze niet onzorgvuldig heeft gehandeld; zij zou met een enkele betwisting (hebben) kunnen volstaan. Die klacht faalt. Casni heeft haar stelling dat werknemers van DVOI onzorgvuldig hebben gehandeld onderbouwd met het rapport van Gastec waarin deze stelling gemotiveerd wordt betrokken. Bij die stand van zaken lag het op de weg van DVOI om feiten en omstandigheden aan te voeren die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden.
4.34.1 Onderdeel 2.23 gaat ervan uit dat de door het Hof genoemde "VIAG-werkinstructies" - door het onderdeel aangeduid als "normen" - de in de branche geldende veiligheidsnormen zijn. Deze zouden "immers een objectieve weerslag [vormen] van hetgeen naar verkeersopvattingen als veilig heeft te gelden". Niet wordt aangegeven waar dergelijke stellingen in feitelijke aanleg zijn betrokken zodat het onderdeel niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Voor zover de s.t. onder 30 dat probeert te repareren, is die poging tardief. Bovendien wordt voor de kern van de klacht ook in de s.t. geen bron genoemd.
4.34.2 Volledigheidshalve stip ik nog aan dat de enkele omstandigheid dat een onderneming handelt overeenkomstig hetgeen in de branche gebruikelijk is niet betekent dat dus zorgvuldig wordt gehandeld. De asbestrechtspraak heeft dat heel duidelijk gemaakt.17. En ook voor het heden zijn er helaas nogal wat voorbeelden te geven waar gangbare gebruiken niet betekenen dat dus zorgvuldig te werk wordt gegaan. Ik meen er goed aan te doen daar thans verder niet op in te gaan.
4.35 Onderdeel 2.24 verwijt het Hof niet (gemotiveerd) aan de kelderluikcriteria te hebben getoetst. Deze in de s.t. van mrs. Tjittes en de Graaf onder 34 e.v. fraai juridisch uitgewerkte klacht faalt om twee zelfstandige redenen:
- a.
zij berust op een novum. Anders dan de stellers lijken te menen, vereist toetsing aan deze criteria een feitelijk, op die criteria toegesneden, substraat dat afweging mogelijk maakt.18. Daaromtrent is in feitelijke aanleg evenwel niets aangevoerd, laat staan dat het onderdeel daar beroep op doet. Hoewel dat tardief zou zijn geweest, vermeldt ook de s.t. geen enkel feitelijk gegeven op basis waarvan de kelderluikcriteria hadden kunnen worden afgewogen. De repliek onder 5 ziet m.i. over het hoofd dat DVOI in casu aan de kelderluikcriteria een argument wil ontlenen waarom zij niet aansprakelijk zou zijn. Dat laatste zou onder omstandigheden inderdaad mogelijk kunnen zijn. Maar ook dan is nodig dat de verschillende relevante omstandigheden concreet worden aangevoerd. Zo lang dat niet gebeurt, kan de rechter er niet zonder verboden aanvulling van feiten mee uit de voeten, tenzij sprake is van evidenties. Maar daaromtrent voert noch het middel noch ook de s.t. iets aan. Het valt in casu ook niet in te zien;
- b.
het Hof heeft zijn oordeel gebaseerd op de bevindingen van een deskundige.
- 4.36.
Onderdeel 2.25 acht onbegrijpelijk 's Hofs aanname in rov. 3.17 dat in de opstellingsruimte geen toereikende verbinding met de buitenlucht bestond, omdat daar uitsluitend de in het Gastec-rapport vermelde dakdoorvoer van 80 mm aanwezig was. Het verwijst in dat verband naar onderdeel 1.3 (in "mijn" nummering 2.9 en 2.10). De klacht faalt omdat onderdeel 1.3 niet van doen heeft met een verbinding met de buitenlucht.
- 4.37.
Het onderdeel postuleert verder de klacht dat het Hof niet duidelijk maakt in hoeverre de in de opstellingsruimte aanwezige dakdoorvoer ontoereikend was om de hoeveelheid gas, die door de ontluchtingswijze van de DVOI-medewerkers is uitgestroomd in de Coffeeshop, naar buiten af te voeren.19. "In dit licht bezien heeft het Hof in rov. 3.15 ten onrechte het bewijsaanbod van DVOI gepasseerd, ten aanzien van de stelling dat minder dan tien seconden is ontlucht door de DVOI-medewerkers", aldus het onderdeel.20. Die stelling zou immers van wezenlijk belang voor de beantwoording van de vraag in hoeverre de ventilatieopening toereikend was om de hoeveelheid gas, die door de ontluchtingswijze van de DVOI-medewerkers in de Coffeeshop is uitgestroomd, af te voeren.
- 4.38.
Deze klacht, die - mede blijkens de passage in de gedingstukken waarnaar wordt verwezen - louter scharniert om de duur van de ontluchting, is een herhaling van zetten. Zij behoeft daarom geen zelfstandige bespreking.
- 4.39.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat de passage waarop beroep wordt gedaan geen (laat staan duidelijk) verband legt met de ventilatie, zodat er voor het Hof weinig reden bestond er in dat kader op in te gaan. Bovendien geldt ook hier dat de feiten voor zich spreken. De (aanzienlijke) explosie maakt duidelijk dat de ventilatie niet optimaal was.
- 4.40.
Ook onderdeel 2.26 verwijt het Hof zich in rov. 3.17 te bezondigen aan een onbegrijpelijke lezing van de gedingstukken. Het Hof heeft (in rov. 3.17) overwogen dat in het Gastec-rapport is vermeld dat het niet veilig is om een gasleiding te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt en dat DVOI die bevinding onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden. In het Gastec-rapport staat evenwel slechts vermeld dat ontluchting van aansluitleidingen veilig wordt uitgevoerd door bij de afvoer van gas/lucht naar de buitenlucht van een slang gebruik te maken.21. Dat het volgens Gastec veilig is om te ontluchten met behulp van een slang, betekent niet (zonder meer) dat het in algemene zin niet veilig is om een gasleiding (kortstondig) te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt. Dit klemt te meer, nu volgens de VIAG-instructies het gebruik van een afvoerslang bij ontluchting van een kleine gasinstallatie als die in de Coffeeshop niet was voorgeschreven en (kortstondige) ontluchting van zo'n kleine gasinstallatie zonder gebruik van een afvoerslang dus niet als onveilig wordt gezien,22. aldus nog steeds dit onderdeel.
- 4.41.
Ook deze klacht is in hoofdzaak een herhaling van zetten. Voor zover nodig ga ik er ten gronde op in.
- 4.42.1.
In de samenvatting van het Gastec-rapport is te lezen:
"In dit geval is het ontluchten van aansluitingen uit gevoerd in de directe omgeving van de gasmeter, dus inpandig. Dit heeft indirect geleid tot een explosie. Deze werkzaamheden kunnen veilig worden verricht wanneer het gas/lucht mengsel wordt afgevoerd naar de buitenlucht door middel van een slang."
- 4.42.2.
Onder het hoofdje "gegevens en waarnemingen" is te lezen dat er een ventilatieopening was "in de vorm van een dakdoorvoer van 80 mm." Onder "evaluatie" staat dat de aanwezige ventilatieopening
"het ontstaan van een explosief mengsel nauwelijks [heeft] kunnen voorkomen; er heeft zich geen natuurlijke trek kunnen vormen (...)"
- 4.42.3.
Onder het kopje "conclusies en aanbevelingen" rondt Gastec als volgt af:
"Het noodzakelijke ontluchten van aansluitingen wordt veilig uitgevoerd wanneer het vrijkomende gas/lucht mengsel wordt afgevoerd naar de buitenlucht met behulp van een op het ontluchtingspunt aangesloten slang. (...)
De juiste werkwijze voor het ontluchten van aansluitingen (gas/lucht mengsel via slang afvoeren naar buitenlucht (...)".
- 4.43.
Het Hof heeft uit de onder 4.42 geciteerde passages zeer wel kunnen afleiden dat niet veilig was te ontluchten zonder afvoer naar de buitenlucht. Het andersluidende onderdeel faalt.
- 4.44.
De onderdelen 2.29 en 2.30 richten zich, ten slotte, tegen de volgende passage in rov. 3.17:
"[...] Het bewijsaanbod van DVOI, strekkende tot bewijs van de stelling dat de handelwijze van de monteurs niet onzorgvuldig was, zal worden gepasseerd nu die stelling onvoldoende feitelijk is onderbouwd en toegelicht. Nu de procedure zich in de fase van het hoger beroep bevindt en partijen in ruime mate de gelegenheid hebben gehad hun stellingen toe te lichten - waarvan zij ook ruimschoots gebruik hebben gemaakt -, terwijl ook de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat sprake was van onzorgvuldig handelen, had DVOI op dit punt haar verweer nader moeten concretiseren."
- 4.45.
Onderdeel 2.29 behelst slechts een voortbouwende klacht. Zij behoeft verder geen bespreking.
- 4.46.
Onderdeel 2.30 acht 's Hofs oordeel rechtens onjuist "waar het te hoge eisen heeft gesteld aan de stelplicht van DVOI in het onderhavige geval, dat DVOI als gedaagde haar verweer, dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, niet voldoende feitelijk heeft onderbouwd en toegelicht, alsmede dat DVOI haar verweer nader had moeten concretiseren, waarbij in ogenschouw dient te worden genomen dat DVOI moest stellen iets niet te hebben gedaan."23.
- 4.47.
Dit bewijsaanbod strekte ertoe een aantal getuigen te laten verklaren waarom in casu niet onzorgvuldig is gehandeld. Voor zover het gaat om relevante feiten die eerst moeten worden vastgesteld vooraleer men toekomt aan beantwoording van de rechtsvraag is het bewijsaanbod te vaag. Bovendien - en dat is belangrijker - had DVOI die feiten eerst moeten stellen.
- 4.48.
De enige concrete omstandigheid die wordt genoemd, is dat de wijze van ontluchting niet in strijd was met "enig voorschrift". Dat is sinds 1919 evenwel niet meer beslissend.24.
5. Afronding
5.1.1
DVOI zal deze conclusie ongetwijfeld (vehement) bestrijden. Dat kan ik goed begrijpen. De door mij ontwikkelde gedachtegang is inderdaad niet dwingend. De rode draad van deze conclusie, en kennelijk ook van het Hof, is dat al met al voldoende plausibel is dat er een verband bestaat tussen de ontluchtingswerkzaamheden en de ontploffing, terwijl een geloofwaardig alternatief ontbreekt. DVOI heeft met betrekking tot een alternatieve oorzaak slechts gewezen op rioolgas. Gastec heeft dat alternatief gemotiveerd "zeer onwaarschijnlijk" genoemd (rapport p. 12). Andere - ook door DVOI niet genoemde - mogelijkheden noemt Gastec "niet realistisch" omdat "hiervoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen" (p. 13).
5.1.2
Voor zover de door het Hof in rov. 3.14 besproken en op processuele en inhoudelijke grond van tafel geveegde stelling zou moeten worden begrepen als een beroep op een alternatieve oorzaak, kan daaraan thans voorbij worden gegaan. Rov. 3.14 wordt immers niet bestreden.
5.2
Het Hof had de vrijheid om zich tot het Gastec-rapport te bekeren wat het ook heeft gedaan. Volgens vaste rechtspraak was het niet gehouden om (nader/ander) deskundigenbericht in te winnen.
5.3
De door het Hof voor zijn oordeel bijgebrachte grond is niet geheel juist. Maar voldoende duidelijk is dat het zijn oordeel grondt op het Gastec-rapport. Dat rapport kan zijn oordeel dragen. Nu DVOI niets concreets over een geloofwaardige alternatieve oorzaak heeft aangevoerd - het middel doet er dan ook geen beroep op - lijkt mij de beste oplossing de zaak af te doen met gebruikmaking van de bevindingen van Gastec.
5.4
Zou Uw Raad mijn benadering volgen dan kan de zaak worden afgehandeld op de voet van art. 81 RO, hoewel een aantal klachten op zich gegrond is. Het uitschrijven van een oordeel daarover zal m.i. geen enkele bijdrage leveren aan rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
5.5
Vernietiging van het arrest a quo is zeker mogelijk, maar het is voor mij in hoge mate de vraag of er na een eventuele vernietiging en verwijzing een ander resultaat uit de bus komt. Daarbij merk ik nog op dat geen verdere discussie meer mogelijk is over de schadeposten nu het Hof die kwestie, in cassatie niet bestreden, heeft beslecht.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot:
- *
verwerping van het beroep van Alliander omdat zij ieder belang bij haar klacht mist;
- *
verwerping van het beroep van DVOI. Weliswaar zijn enkele klachten gegrond zijn, maar daar mist DVOI belang bij.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑07‑2012
Zie rov. 2.13 t/m 2.19 en rov. 3.6 van het in cassatie bestreden arrest.
Het dictum van het arrest van 15 maart 2011 vermeldt dat DVOI en Nuon veroordeeld worden tot betaling van (onder meer) € 589.862,86. Het Hof heeft op 20 december 2011 vastgesteld dat hier sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Het heeft op de voet van art. 31 Rv het bedrag van € 589.862,86 gecorrigeerd en vervangen door € 599.862,86.
Vgl., voor zover nodig, HR 30 maart 2012, LJN BU8514.
Ik houd gemakshalve maar de nummering in de marge van de klachten aan. Deze is, zoals wel vaker bij de steller van de klachten, wat wonderlijk maar het komt de duidelijkheid ten goede als ik deze aanhoud.
De brief van [betrokkene 3] van 6 april 2009 is door Casni bij de memorie van antwoord in incidenteel appel (memorie van 15 december 2009) overgelegd als productie 9. Dat het gaat om een brief van [betrokkene 3] valt af te leiden uit hetgeen op p. 1 staat boven 'Geachte mevrouw'.
De brief van [betrokkene 4] van 11 maart 2009 is door DVOI bij de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens memorie van grieven in het incidenteel appel (memorie van 21 juli 2009) in het geding gebracht als productie 7.
Deze passages zijn ook te vinden in rov. 3.9, zij het zonder de in de 'originele' versie voorkomende vet 'afgedrukte' woorden.
De cassatiedagvaarding vermeldt dat Alliander N.V. rechtsopvolgster is van Nuon N.V. en Nuon Netwerk Services B.V. Deze laatste twee staan in het arrest van het Hof vermeld als geïntimeerden in principaal appel en appellanten in incidenteel appel onder 1 en 2. Nuon N.V. en Nuon Netwerk Services B.V. worden in deze conclusie zowel afzonderlijk als gezamenlijk aangeduid als 'Nuon'. Ambtshalve onderzoek, ingesteld met het oog op de ontvankelijkheid, lijkt erop te wijzen dat Alliander inderdaad rechtsopvolger is.
Zie rov. 2.13 t/m 2.19 en rov. 3.6 van het in cassatie bestreden arrest.
Verwezen wordt naar 'prod. 9 bij MvA IA, par. 2, laatste volzin.'
Het citeert passages uit de pleitnota in appel van DVOI, nrs. 19, 52 en 54.
Geciteerd wordt daartoe de volgende passage uit het Gastec-rapport: 'Gebaseerd op de berekening van de hoeveelheid gas die uitstroomt (tussen 0,015 m³/sec en 0,033 m³/sec) blijkt dat deze hoeveelheid ruimschoots voldoende [is] om de gehele CV ruimte te vullen met een explosief mengsel in een halve minuut. Bij de laagste hoeveelheid is de totale gashoeveelheid na 30 sec gelijk aan 0,45 m³. In de opstellingsruimte met een inhoud van 7 m³ geeft dit bij een gelijkmatige vermengen een gas/luchtengsel van 6,4%. De onderste explosiegrens van aardgas is 5,8% gas in lucht;' Gastec-rapport d.d. 13 oktober 2003, par. 6, derde alinea (productie 1 bij de conclusie van antwoord van DVOI d.d. 21 juni 2006).
Het onderdeel verwijst in dit kader naar de pleitnota in appel van DVOI, nrs. 50-54, en naar de bij die pleitnota behorende productie 13 (p. 2).
Prod. 5 bij memorie van antwoord principaal van DVOI.
Het onderdeel verwijst naar 'Plt. in appel DVOI nrs. 50-54'.
Het onderdeel verwijst hier naar de pleitnota in appel van DVOI, nr. 46.
Dat blijkt ook uit de identieke tekeningen gehecht aan zijn verklaring en die van [betrokkene 2].
Zie expliciet HR 2 oktober 1998, NJ 1989, 683 JBMV.
Zie, meer in het algemeen, Christian von Bar, Principles of European Law, Non-Contractual Liability Arising out of Damage Caused to Another p. 585 en 586.
Onderdeel 2.25 verwijst voorts naar de klachten in onderdeel 1.3. Deze verwijzing wordt overigens niet toegelicht.
Het verwijst hier naar 'MvA PA-MvG IA nr. 341'.
Het onderdeel citeert hier een passage uit 'CvA d.d. 21 juni 2006, prod. 1, par. 7 (tweede alinea)'.
Verwezen wordt naar 'MvA PA-MvG IA nrs. 326-334; Plt. in appel DVOI nrs. 55-57'.
Het middel verwijst in dit verband naar het bewijsaanbod van DVOI zoals dat te vinden is in 'MvA PA-MvG IA nr. 334' en 'Plt. in appel DVOI nr. 100'.
HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161.
Uitspraak 13‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige daad. Schade aan pand door gasexplosie. Onderzoek naar oorzaak. Waardering deskundigenrapporten. Passeren bewijsaanbod.
Partij(en)
13 juli 2012
Eerste Kamer
11/02982
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DVOI-IMTECH INFRA V.O.F.,
gevestigd te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer,
2. ALLIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaten: mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. L.B. de Graaf,
t e g e n
CASNI B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. A. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als DVOI, Alliander en Casni.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
de vonnissen in de zaak 325478/HA ZA 05-2740 van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2006, 21 maart 2007 en 13 februari 2008;
- b.
de arresten in de zaak 200.008.380/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 15 maart 2011 en 20 december 2011(herstelarrest).
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 15 maart 2011 hebben DVOI en Alliander beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Casni heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van DVOI en Alliander hebben bij brief van 27 april 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
- (i)
Op 18 augustus 2003 is bij graafwerkzaamheden op het August Allebéplein te Amsterdam een gasleiding stukgetrokken. Het betrof de aansluitleiding van een pand, waarin voor rekening en risico van Casni een coffeeshop werd geëxploiteerd.
- (ii)
Monteurs van energiebedrijf Nuon hebben daarop de gastoevoer naar de coffeeshop, alsmede de cv-ketel in de coffeeshop afgesloten. Aansluitend heeft Nuon opdracht gegeven aan DVOI om de beschadigde gasleiding over een lengte van ongeveer 18 meter te vervangen. Werknemers van DVOI hebben de beschadigde leiding vervangen en, na ontluchting, weer aangesloten op de bestaande leiding.
- (iii)
Vervolgens hebben twee medewerkers van DVOI, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], in de coffeeshop het resterende gedeelte van de gasleiding tussen de vervangen leiding en de hoofdkraan van de coffeeshop ontlucht, zodat de cv-ketel weer kon worden aangezet. Zij hebben daartoe de flexibele aansluiting van de gashoofdkraan met de gasmeter losgekoppeld en gedurende enige tijd de hoofdkraan opengedraaid. Deze aansluiting bevond zich in een aparte ruimte achter in het pand, waar ook de cv-ketel stond (hierna: de opstellingsruimte).
Daarna hebben zij de hoofdkraan weer gesloten en de flexibele aansluiting weer aangesloten op de hoofdkraan. Kort hierna heeft in de opstellingsruimte een explosie plaatsgevonden. De twee medewerkers van DVOI zijn hierdoor ernstig gewond geraakt. Ook een bezoeker van de coffeeshop is gewond geraakt. De verzekeraar van DVOI heeft de schade van laatstgenoemde vergoed.
- (iv)
Door de explosie is de ruimte van de coffeeshop zwaar beschadigd geraakt. De exploitatie van de coffeeshop is onmiddellijk gestaakt. De exploitatie is weer hervat op 24 april 2004.
(v)In opdracht van Nuon heeft Gastec Technology B.V. (hierna: Gastec) een onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de gasexplosie. De onderzoeker [betrokkene 3] van Gastec heeft hiertoe een onderzoek ingesteld op de plaats van de explosie en gesproken met [betrokkene 1] en [betrokkene 2], die zich toen in het ziekenhuis bevonden. Het rapport van 13 oktober 2003 (hierna: het Gastec-rapport) houdt onder meer het volgende in:
"6. EVALUATIE
(...)
Uit de verrichte inspecties en de verkregen verklaringen leiden wij af dat het explosieve mengsel is ontstaan doordat in de CV ruimte de aansluitleiding is ontlucht. Nadat op de hoofdkraan de flexibele aansluiting naar de gasmeter is losgekoppeld, werd gedurende een halve minuut gas in de CV ruimte geblazen. De leidingsectie A-B (zie bijlage 1) was geheel gevuld met aardgas (leiding is ontlucht). De leidingsectie B-C (zie bijlage 1) was nagenoeg geheel gevuld met aardgas, alleen ter plekke van locatie B kan een kleine vermenging met lucht zijn opgetreden. Dit betekent dat bij het openen van de hoofdkraan in de CV ruimte direct bijna 100% aardgas uitstroomt.
Gebaseerd op de berekening van de hoeveelheid gas die uitstroomt (tussen 0,015 m³/sec en 0,033 m³/sec) blijkt dat deze hoeveelheid ruimschoots voldoende om de gehele CV ruimte te vullen met een explosief mengsel in een halve minuut. Bij de laagste hoeveelheid is de totale gashoeveelheid na 30 sec gelijk aan 0,45 m³. In de opstellingsruimte met een inhoud van 7 m³ geeft dit bij een gelijkmatige vermengen een gas/lucht mengsel van 6,4%. De onderste explosiegrens van aardgas is 5,8% gas in lucht.
De aanwezige ventilatieopening in de CV ruimte heeft het ontstaan van een explosief mengsel nauwelijks kunnen voorkomen; er heeft zich geen natuurlijke trek kunnen vormen omdat alle deuren gesloten waren om eventueel rokende omstanders op een afstand te houden.
Het is niet verklaarbaar waarom beide monteurs aangeven dat zij na het openen van de hoofdkraan geen aardgas hebben geroken. Het gevolg hiervan is echter dat de uitvoerende monteur het aardgas ca. een halve minuut laat uitstromen in de CV ruimte voordat hij de hoofdkraan sluit. Het is niet mogelijk dat een explosief gas/lucht mengsel is ontstaan door lekkage van een gasleiding. De aansluitleiding en de binnenleiding bleken na de explosie gasdicht te zijn.
Naast aardgas kan ook rioolgas leiden tot een gasexplosie; het methaan in dit gas kan een explosief gas/lucht mengsel vormen. Door de gevolgen van de explosie en de hierop volgende opruimactiviteiten was het niet mogelijk om vast te stellen of zich een explosief mengsel in het riool heeft bevonden en was het niet mogelijk om te bepalen of dit eventueel aanwezige rioolgas via het toilet in de CV ruimte was gekomen. Dit laatste is echter zeer onwaarschijnlijk daar zich tussen het toilet en de CV ruimte een tussenruimte bevindt, zodat er geen directe verbinding is tussen beide ruimten. Rioolgas als bron voor het explosieve gas/lucht mengsel lijkt ons dan ook uitermate onwaarschijnlijk. Andere mogelijke verklaringen voor de explosie (vuurwerk, explosieven) wordt als niet realistisch gezien, daar hiervoor geen aanwijzingen zijn aangetroffen.
Een duidelijke indicatie van de ontstekingsbron voor de explosie van het gas/lucht mengsel is niet aangetroffen. In de CV ruimte en de voor deze ruimte gelegen tussenruimte zijn diverse mogelijke ontstekingsbronnen aanwezig zoals een elektrische ventilator, een elektrische boiler, elektrische verlichting met bijbehorende schakelaars. Echter op geen enkel onderdeel worden sporen aangetroffen van het ontsteken van een explosief mengel, bijvoorbeeld in de vorm van roetsporen of vervorming. Gebaseerd op Gastee ervaringen naar aanleiding van andere explosies kan geconcludeerd worden dat het aanduiden van de ontstekingsbron van een explosief mengsel niet altijd mogelijk is. Een explosief mengsel kan ontstoken worden door een z.g. gaslont, dit is een 'sliert' gas die zich vanuit het gaslucht mengsel naar elders beweegt als gevolg van bijvoorbeeld tochtverschijnselen; dit kan vergeleken worden met een rooksliert uit een rokerige ruimte. Het ontsteken van de gaslont gaat met weinig energie gepaard en laat dan ook geen sporen achter. Deze ontsteking kan plaatsvinden buiten explosiehaard, vanaf deze plaats wordt via de gaslont in de explosiehaard het gas/luchtmengsel tot explosie gebracht.
7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In de onderzochte situatie heeft zich in de opstellingsruimte van de coffeeshop een explosief gas/lucht mengsel kunnen vormen doordat de aansluitleiding is ontlucht in deze ruimte. Het via de aansluitleiding aangevoerde gas is niet afgevoerd naar de buitenlucht. Door een onbekend gebleken ontstekingsbron is dit mengsel tot explosie gekomen.
Het noodzakelijke ontluchten van aansluitleidingen wordt veilig uitgevoerd wanneer het vrijkomende gas/lucht mengsel wordt afgevoerd naar de buitenlucht met behulp van een op het ontluchtingspunt aangesloten slang.
Een afvoer van het gas/lucht mengsel naar de buitenlucht heeft in dit geval niet plaatsgevonden. (...)"
- (vi)
In opdracht van DVOI is op 11 maart 2009 door [betrokkene 4], verbonden aan [A] B.V., een rapport opgesteld (hierna: het [A]-rapport). Hierin wordt onder meer opgemerkt:
"(...) Na het verkrijgen van deze toelichting heeft de Arbeidsinspectie de betreffende monteur ([betrokkene 1], voorman gas- en waterfitter) een verklaring afgenomen. Dat gebeurde op 6 mei 2004 tegenover de (...) inspecteur van de Arbeidsinspectie:
"Normaal moet je ontluchten via een gastoestel, maar dat was er niet. Ik heb daarom het zegel van de gasleiding naar de gasmeter verbroken. Met een waterpomptang heb ik daarna de flexibele gasleiding losgenomen. Vervolgens heb ik een paar keer voor een paar seconden de gaskraan opengedraaid. Zeker geen 30 seconden zoals in het Gastec-rapport staat. Ik heb dat nooit gezegd. Het was niet langer dan 5 wellicht 10 seconden."
- (vii)
De opsteller van het Gastec-rapport, [betrokkene 3], heeft bij brief van 6 april 2009 op het [A]-rapport gereageerd (hierna: de reactie-[betrokkene 3]). Hij schrijft onder meer:
"Ik blijf van mening dat de monteur, [betrokkene 1], een tijdsduur voor het ontluchten van de leiding van 30 sec. heeft genoemd, dit gebaseerd op de aantekeningen die ik tijdens en direct na het gesprek heb gemaakt. (...)
Zoals uit onderstaande toelichtingen blijkt, is deze tijdsduur niet cruciaal voor het ontstaan van een explosie van een gas/lucht mengsel.
(...)
Op het midden van bladzijde 3 van de brief wordt gesteld dat om de gang van zaken te reconstrueren duidelijkheid nodig is over de exacte inhoud van de betreffende ruimte en de exacte tijd gedurende welke 100% aardgas zou zijn uitgestroomd. Dit is niet juist. Uit een gaskraan uitstromend gas zal zich als een wolk verspreiden in de omliggende ruimte, waarbij vooral bij het punt van intreding (de gaskraan) vermenging met omgevingslucht zal optreden. Vervolgens zal de buitenzijde van de gaswolk zich steeds meer vermengen met de lucht uit de omliggende ruimte. Dit betekent dat zich onafhankelijk van de grootte van de ruimte zich een explosief gasmengsel zal vormen. De tijdsduur is bepalend voor de grootte van de gaswolk.
(...)
Door de opsteller van de brief wordt schijnbaar verondersteld dat in de gehele ruimte een homogene vermenging noodzakelijk is, voordat een explosie kan plaatsvinden. Dit is niet juist. Onafhankelijk van de inhoud kan in elke ruimte een explosief mengsel ontstaan.
(...)
Onderaan bladzijde 3 wordt berekend dat de onderste explosiegrens pas bereikt wordt na meer dan 40 seconden. Deze berekening is onder anderen gebaseerd op de veronderstelling dat de gehele leiding van 60 meter ontlucht moest worden.
Dit laatste is niet juist. In mijn rapport beschrijf ik de door de monteurs gevolgde beschrijving, zoals opgetekend naar aanleiding van het gesprek met [betrokkene 1]. (...) Uit deze beschrijving blijkt dat de nieuwe deel van de aansluitleiding BUITEN is ontlucht. Slechts de kleine hoeveelheid lucht, aanwezig bij punt B van de bestaande gasleiding BC, moest nog ontlucht worden bij de gasmeter in de opstellingsruimte. Dit betekent dat bij het openen van de gaskraan direct 100% aardgas in de verblijfsruimte is geblazen. Na een aantal seconden is uit de gasleiding de kleine hoeveelheid lucht uitgestroomd, waarna weer 100% aardgas is uitgestroomd."
- (viii)
[Betrokkene 4] heeft op zijn beurt bij brief van 9 juni 2010 op de reactie-[betrokkene 3] gereageerd (hierna: de reactie-[betrokkene 4]). Hij schrijft onder meer:
"Omdat er sprake is van een kleine gasinstallatie ('huis-tuin-en-keuken' cv-ketel) behoefde [DVOI] geen ontluchtingsslang te gebruiken om de vrijkomende hoeveelheid aardgas naar de buitenlucht af te voeren. Ook al komt er uit een aardgasinstallatie (bijvoorbeeld een fornuis) gedurende 5-10 seconden aardgas vrij (omdat een ontsteking niet slaagt), dan zal die hoeveelheid vrijgekomen aardgas geen explosie (in een keuken) veroorzaken als kort na het vrijkomen van die hoeveelheid aardgas een tweede ontsteking wordt geactiveerd.
Bovenstaande beschouwing voedt de gedachte dat in de cv-ruimte en de daaraan grenzende gang al een explosief mengsel aanwezig moet zijn geweest om een explosie als de onderhavige met alle gevolgen van dien te veroorzaken. De vrijgekomen hoeveelheid gas tijdens de werkzaamheden van [DVOI] heeft daar waarschijnlijk een geringe bijdrage aan geleverd."
3.2
Casni vordert in deze procedure van Nuon N.V. en Nuon Netwerk Services B.V. (hierna tezamen: Nuon), alsmede van DVOI, vergoeding van de schade die zij geleden heeft als gevolg van de explosie op 18 augustus 2003. De rechtbank heeft Nuon en DVOI hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 96.362,20.
In hoger beroep heeft het hof Nuon en DVOI hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 599.862,86.
3.3
Voor zover in cassatie van belang overwoog het hof, kort samengevat, als volgt.
- (a)
De kritiek van DVOI op het Gastec-rapport heeft met name betrekking op twee punten: de duur van de periode dat de gasleiding is ontlucht en de inhoud van de ruimte(s) waarin het gas/luchtmengsel zich heeft verspreid. Uit de reactie-[betrokkene 3] leidt het hof echter af dat beide punten niet van wezenlijk belang zijn voor de toedracht van de explosie, te weten dat bij de ontluchting van de gasleiding ten onrechte is verzuimd gebruik te maken van een slang, waardoor ten onrechte geen afvoer van het gas/luchtmengsel naar de buitenlucht heeft plaatsgevonden. Het hof leidt uit de reactie-[betrokkene 3] af (1) dat ook wanneer minder gas zou zijn uitgestroomd doordat minder dan 30 seconden zou zijn ontlucht, zich een explosief mengsel zou hebben gevormd, en (2) dat ook wanneer de deur tussen de opstellingsruimte en de tussenruimte openstond, zodat met een groter ruimtevolume gerekend zou moeten worden, zich rond het ontluchtingspunt een gaswolk met explosief mengsel zou hebben opgebouwd; daarvoor is niet vereist dat in de gehele ruimte een homogene vermenging van gas en lucht was opgetreden. In het [A]-rapport van [betrokkene 4] is ten onrechte aangenomen dat de gehele gasleiding ontlucht moest worden; dat was niet het geval omdat dit reeds buiten had plaatsgevonden en alleen het laatste stukje gasleiding binnen nog ontlucht moest worden. De consequentie daarvan is dat bij het ontluchten vrijwel direct 100% gas de opstellingsruimte is binnengestroomd. (rov. 3.10)
- (b)
De reactie-[betrokkene 4] bevat geen gemotiveerde betwisting van de mening van [betrokkene 3], dat niet wezenlijk relevant is hoeveel seconden precies is ontlucht en wat het precieze volume is geweest van de ruimte waarin de ontluchting plaatsvond. Voorts ondersteunen de door DVOI in het geding gebrachte producties niet de aanname - waarop ook de reactie van [betrokkene 4] berust - dat de gehele ruimte met gas gevuld moet zijn, alvorens een explosie kan plaatsvinden. (rov. 3.11)
- (c)
De overige kritiekpunten van DVOI (met betrekking tot de ventilatie, de ontstekingsbron en het niet ruiken van gaslucht door de monteurs) zijn onvoldoende onderbouwd, dan wel is onduidelijk wat de consequentie daarvan is voor de bevindingen van Gastec (rov. 3.12).
- (d)
Het hof maakt de bevindingen van Gastec en [betrokkene 3] dan ook tot de zijne en houdt het ervoor dat de explosie heeft plaatsgevonden als gevolg van het verzuim van de medewerkers van DVOI om bij de ontluchting van de gasleiding in de opstellingsruimte gebruik te maken van een slang, teneinde het gas/luchtmengsel naar buiten af te voeren. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat de toedracht van de gasexplosie een andere is geweest. DVOI stelt onder verwijzing naar haar deskundige [betrokkene 4] dat de explosie ook veroorzaakt kan zijn door een mengsel van riool- en gaslucht afkomstig uit de toiletten, maar een toereikende onderbouwing daarvan ontbreekt, ook in de reactie van [betrokkene 4]. Het gegeven dat de toiletgroep weggevaagd is door de explosie, acht het hof onvoldoende, nu DVOI niet heeft voorzien in een deskundige onderbouwing of toelichting omtrent de vraag wat dit betekent voor de plaats waar het explosieve mengsel is ontstaan. Het Gastec-rapport heeft de door DVOI geopperde mogelijkheid onder ogen gezien maar als uiterst onwaarschijnlijk bestempeld. Bovendien berust deze hypothese op de veronderstelling dat (een van) de toiletten buiten gebruik was/waren, zodat het normaal aanwezige 'waterslot' in de toiletten niet werkte, maar die stelling is gemotiveerd betwist door Casni en door DVOI niet te bewijzen aangeboden. (rov. 3.13)
- (e)
Uit het voorgaande vloeit voort dat het hof voorbijgaat aan het bewijsaanbod van DVOI dat korter dan 30 seconden is ontlucht en dat de deur van de opstellingsruimte naar de tussenruimte open heeft gestaan (rov. 3.15).
- (f)
Met betrekking tot de vraag of het niet gebruiken van een ventilatieslang door de monteurs van DVOI als onzorgvuldig moet worden aangemerkt, heeft DVOI opgemerkt dat het gebruik van een afvoerslang volgens de VIAG-werkinstructies alleen verplicht is bij het ontluchten van een grote binneninstallatie, maar niet bij een installatie als aanwezig in de coffeeshop. Toch moet het ontluchten van de gasleiding zonder gebruik van een afvoerslang als onzorgvuldig worden aangemerkt, nu in de opstellingsruimte geen toereikende verbinding met de buitenlucht aanwezig was (er was slechts een dakdoorvoer van 80 mm) en het ging om een afgesloten ruimte (ook als de deur naar de tussenruimte openstond, was er geen open verbinding met de buitenlucht). Het Gastec-rapport vermeldt dat het niet veilig is om een gasleiding te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt. Deze bevinding is onvoldoende gemotiveerd bestreden door DVOI. Het aanbod te bewijzen dat de handelwijze van de monteurs niet onzorgvuldig was, word gepasseerd nu die stelling onvoldoende feitelijk is onderbouwd en toegelicht; DVOI had op dit punt haar verweer nader moeten concretiseren. (rov. 3.16-3.17)
3.4
Onderdeel 1 van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de explosie is veroorzaakt door de werkzaamheden van DVOI in de coffeeshop (rov. 3.10 - 3.15). Onderdeel 2 bestrijdt het oordeel dat het niet gebruiken van een ventilatieslang als onzorgvuldig moet worden aangemerkt (rov. 3.16 - 3.17). Onderdeel 3 heeft geen zelfstandige betekenis.
Voor zover de klachten van het middel zijn aangevoerd door Alliander (die na de appelprocedure rechtsopvolger is geworden van Nuon), kunnen zij niet tot cassatie leiden. Nuon heeft in de feitelijke instanties wel bestreden dat zij uit hoofde van art. 6:171 BW aansprakelijk is voor fouten van DVOI, maar niet dat de gasexplosie is veroorzaakt door de werkzaamheden van DVOI en dat DVOI aldus onrechtmatig heeft gehandeld. Zij kan dit verweer niet voor het eerst in cassatie voeren. Het beroep van Alliander moet dan ook reeds hierom verworpen worden.
3.5
De voornaamste klachten die in onderdeel 1 (in de onderdelen 1.1 - 1.5) worden aangevoerd, houden - samengevat - het volgende in:
A: de interpretatie door het hof van de reactie-[betrokkene 3] is onbegrijpelijk, omdat het onmogelijk is dat, zoals het hof in rov. 3.10 aanneemt, geen (noemenswaardig) verband zou bestaan tussen enerzijds de duur van de gas/luchtuitstroom uit de gasleiding en het volume van de ruimte waarin het gas/luchtmengsel uitstroomde, en anderzijds de kans dat zich een omvangrijke explosie zou voordoen zoals in dit geval is geschied. Niet inzichtelijk is gemaakt in hoeverre een dermate grote explosie kon plaatsvinden, wanneer de duur van de ontluchting en het volume van de ruimte waarin het gas/luchtmengsel uitstroomde bij de vaststelling van de oorzaak van die explosie geen rol van belang zouden spelen. Dat geldt temeer nu in de reactie-[betrokkene 3] is gesteld dat de tijdsduur van de ontluchting bepalend is voor de grootte van de gaswolk en DVOI zich daarop heeft beroepen. De conclusie van het Gastec-rapport is ook gegrond op een berekening uitgaande van een uitstroom van 30 seconden en een ruimtevolume van 7 m³. Ook het oordeel van het hof dat de reactie-[betrokkene 4] geen gemotiveerde betwisting bevat van de mening van [betrokkene 3] dat de duur van de ontluchting en het ruimtevolume niet wezenlijk relevant zijn, is onbegrijpelijk nu DVOI erop heeft gewezen dat het volgens [betrokkene 4] in de coffeeshop ging om een 'huis-tuin-en-keuken' cv-ketel en dat een gasuitstroom gedurende 5-10 seconden uit een dergelijke kleine gasinstallatie geen explosie zal veroorzaken; het hof is hierop niet ingegaan. (onderdeel 1 onder 2.3 - 2.8)
B: de stelling van DVOI dat de explosie kan zijn veroorzaakt door een in de toiletten van de coffeeshop aanwezig mengsel van riool- en gaslucht, is door het hof in rov. 3.13 verworpen, maar die verwerping kan niet redengevend zijn voor het oordeel van het hof dat de explosie is veroorzaakt doordat de medewerkers van DVOI hebben nagelaten bij de ontluchting van de gasleiding een slang te gebruiken om het gas/luchtmengsel naar buiten af te voeren; die verwerping betrof immers slechts een van de verweren van DVOI en zegt niets over het verband tussen het handelen van de DVOI-medewerkers en de explosie. (onderdeel 1 onder 2.11 - 2.13)
C: het hof heeft ten onrechte, althans zonder voldoende motivering, het aanbod van DVOI verworpen tot het leveren van (tegen)bewijs met betrekking tot haar stellingen dat er door haar medewerkers minder dan tien seconden is ontlucht en dat tijdens het ontluchten de deur naar de tussenruimte heeft opengestaan. (onderdeel 1 onder 2.14 - 2.19)
3.6.1
Met betrekking tot de zojuist onder A weergegeven klachten moet in de eerste plaats opgemerkt worden dat het beroep van DVOI op de hiervoor in 3.1 onder (viii) weergegeven reactie-[betrokkene 4], voor zover daarin wordt gesteld dat in de coffeeshop sprake is van een kleine gasinstallatie ('huis-tuin-en-keuken' cv-ketel) en dat het uitstromen van gas gedurende 5-10 seconden uit een dergelijke installatie (waarbij [betrokkene 4] tevens verwijst naar een fornuis) geen explosie zal veroorzaken als kort daarna een ontsteking wordt geactiveerd, langs de feiten heengaat. Tussen partijen staat immers vast dat de ontluchting niet heeft plaatsgevonden vanuit de cv-ketel of een andere (kleine) gasinstallatie, maar vanuit de hoofdkraan bij de gasmeter, na ontkoppeling van de flexibele aansluiting tussen de hoofdkraan en de gasmeter. Gelet op de in het geding vaststaande (grote) opening van de gaskraan waaruit het gas/luchtmengsel is gestroomd (in het door [betrokkene 4] opgestelde [A]-rapport wordt de vrije doorlaat aan het uiteinde van de gasleiding in de desbetreffende ruimte bij geopende gaskraan gesteld op 20 millimeter), behoefde het hof dan ook niet in te gaan op de stelling betreffende ontluchting vanuit een kleine 'huis-tuin-en-keuken' gasinstallatie.
3.6.2
Voorts mist de klacht dat het hof (de reactie-[betrokkene 3] aldus heeft gelezen dat deze) de duur van de uitstroom en het ruimtevolume in het geheel niet van belang heeft geacht, feitelijke grondslag. Het oordeel van het hof moet aldus worden verstaan dat het (de reactie-[betrokkene 3] aldus heeft gelezen dat deze) niet van belang heeft geacht of de uitstroom - zoals
Casni heeft gesteld met verwijzing naar het Gastec-rapport - 30 seconden heeft geduurd en plaatsvond in de opstellingsruimte met een volume van 7 m³, dan wel - zoals DVOI heeft gesteld met verwijzing naar het [A]-rapport - maximaal 10 seconden heeft geduurd en plaatsvond in de opstellingsruimte waarvan de deur naar de tussenruimte openstond. Ook in het laatste geval vormt zich immers, zoals het hof op grond van de reactie-[betrokkene 3] heeft geoordeeld, bij het ontluchtingspunt een gaswolk met een explosief mengsel, waarvoor niet nodig is dat in de gehele ruimte een homogene vermenging van gas en lucht is opgetreden. Aldus ligt in het oordeel van het hof besloten dat het is uitgegaan van de stellingen van DVOI met betrekking tot de ontluchtingsduur (van 5-10 seconden) en het ruimtevolume (waarbij de opstellingsruimte niet was afgesloten omdat de deur naar de tussenruimte openstond), en heeft geoordeeld dat de explosie ook daarvan uitgaande is veroorzaakt door (de wijze van) het ontluchten van de gasleiding door de DVOI-medewerkers.
Dat het hof de reactie-[betrokkene 3] op zojuist vermelde wijze heeft gelezen en dat het dienovereenkomstig heeft geoordeeld, is niet onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de berekeningen in het Gastec-rapport, nu bij die berekeningen immers nog werd uitgegaan van een ontluchtingsduur van 30 seconden en een ruimtevolume van alleen de opstellingsruimte.
3.6.3
Ook overigens is het oordeel van het hof in het licht van de gedingstukken voldoende gemotiveerd. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de in het [A]-rapport naar voren gebrachte andersluidende visie mede gebaseerd is (a) op de veronderstelling dat de gehele gasleiding vanaf het vervangen gedeelte tot aan de gaskraan (ongeveer 60 meter) nog ontlucht moest worden via de gaskraan (waarmee volgens het rapport alleen al 4,2 seconden gemoeid was), en (b) op de veronderstelling dat voor het plaatsvinden van een explosie vereist is dat in de gehele ruimte (opstellingsruimte met tussenruimte) een homogene vermenging van gas en lucht tot een explosief mengsel zou zijn opgetreden; het hof wijst aan het eind van rov. 3.10 erop dat deze veronderstellingen onjuist zijn, hetgeen in cassatie als zodanig niet wordt bestreden.
3.6.4
Op het voorgaande stuiten de hiervoor in 3.5 onder A weergegeven klachten af.
3.6.5
Met de hiervoor in 3.5 onder B weergegeven klacht komt DVOI niet op tegen het oordeel van het hof in
rov. 3.13, dat onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan voor de door DVOI naar voren gebrachte alternatieve oorzaak van de explosie (namelijk als gevolg van riool- en gaslucht afkomstig uit de toiletten van de coffeeshop). Betoogd wordt alleen maar dat de verwerping van die alternatieve oorzaak niet redengevend kan zijn voor het oordeel van het hof, omdat het slechts de verwerping van een van meerdere verweren van DVOI betreft en die verwerping geen zelfstandig dragende grond voor het oordeel van het hof kan zijn. Wat dit laatste betreft, mist de klacht feitelijke grondslag, omdat het hof dat niet heeft miskend. Voor het overige faalt de klacht, omdat het hof bij het toekennen van overtuigende waarde aan de conclusies van het Gastec-rapport en de reactie-[betrokkene 3], mede in aanmerking mocht nemen dat er onvoldoende concrete aanwijzingen bestaan voor een andere oorzaak van de explosie.
3.6.6
Nu het hof, zoals hiervoor in 3.6.2 is overwogen, voor zijn oordeel is uitgegaan van de stellingen van DVOI met betrekking tot de ontluchtingsduur en het ruimtevolume, kon het hof voorbijgaan aan de daarop betrekking hebbende bewijsaanbiedingen van DVOI.
De hierop gerichte klacht, zoals hiervoor in 3.5 onder C weergegeven, faalt derhalve.
3.7
De belangrijkste in onderdeel 2 aangevoerde klachten tegen het oordeel van het hof dat de handelwijze van de DVOI-medewerkers onzorgvuldig was, komen kort samengevat op het volgende neer.
Het oordeel van het hof dat DVOI onvoldoende gemotiveerd de bevinding van het Gastec-rapport heeft bestreden dat het niet veilig is een gasleiding te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt, getuigt van een onjuiste opvatting over bestaan en omvang van de op DVOI rustende stelplicht. Tegenover de stelling van Casni dat DVOI onzorgvuldig heeft gehandeld, kon van DVOI in het kader van haar verweer daartegen slechts de eis gesteld worden dat zij gemotiveerd zou betwisten dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, hetgeen zij afdoende heeft gedaan door erop te wijzen dat haar medewerkers hebben voldaan aan de geldende veiligheidseisen in de branche. Voorts heeft het hof ten onrechte meer waarde gehecht aan een rapport van een partijdeskundige dan aan de in de branche geldende veiligheidsnormen die hebben te gelden als een objectieve neerslag van hetgeen naar verkeersopvattingen als veilig heeft te gelden. Bovendien heeft het hof het gedrag van de DVOI-medewerkers ten onrechte niet getoetst aan de zogenaamde Kelderluik-criteria (hoegrootheid van de kans op schade, ernst van de gevolgen, en bezwaarlijkheid van de te nemen voorzorgsmaatregelen). Voorts is onbegrijpelijk dat het hof uit de vermelding in het Gastec-rapport dat het veilig is om te ontluchten met behulp van een slang, heeft afgeleid dat het in algemene zin niet veilig is om een gasleiding (kortstondig) te ontluchten zonder dat afvoer naar de buitenlucht plaatsvindt, hetgeen temeer klemt nu volgens de VIAG-werkinstructies het gebruik van een afvoerslang bij ontluchting van een kleine gasinstallatie als die in de coffeeshop niet was voorgeschreven. Ten slotte heeft het hof bij de verwerping van het aanbod van DVOI om te bewijzen dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, te hoge eisen gesteld aan de stelplicht van DVOI.
3.8
De klachten missen feitelijke grondslag voor zover zij tot uitgangspunt nemen dat het Gastec-rapport in de verhouding tussen Casni en DVOI beschouwd moet worden als een rapport van een partijdeskundige, waarmee de klachten kennelijk bedoelen: een deskundige die door Casni is ingeschakeld. Gastec is immers niet ingeschakeld door Casni maar juist door haar (andere) wederpartij Nuon.
In dat licht is niet onbegrijpelijk dat het hof gewicht heeft toegekend aan het oordeel van deze deskundige dat het noodzakelijke ontluchten van aansluitleidingen veilig wordt uitgevoerd wanneer het vrijkomende gas/luchtmengsel wordt afgevoerd naar de buitenlucht met behulp van een op het ontluchtingspunt aangesloten slang. Voorts heeft het hof dit deskundigenoordeel - nu het is gegeven naar aanleiding van het onderhavige incident waarbij de DVOI-medewerkers geen slang hebben gebruikt en een explosie is gevolgd - aldus mogen begrijpen, dat het in de onderhavige situatie niet veilig was om te ontluchten zonder een afvoerslang te gebruiken. Anders dan de klachten (ook in dit verband) ten onrechte tot uitgangspunt nemen, ging het immers niet om het ontluchten van een kleine gasinstallatie, maar om het ontluchten van de gasleiding via de hoofdgaskraan. Daarom is niet onbegrijpelijk dat de omstandigheid dat de VIAG-werkinstructie niet voorschrijft dat bij het ontluchten van kleine gasinstallaties een slang wordt gebruikt, naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal legt tegenover de mening van de deskundige dat bij het ontluchten via de hoofdgaskraan in de onderhavige situatie wel een slang gebruikt had moeten worden. Dat oordeel is klaarblijkelijk mede gebaseerd op de kans op een explosie en de ernstige gevolgen daarvan, en de eenvoudige en weinig bezwaarlijke manier om dat te voorkomen door een afvoerslang te gebruiken. In het licht van het voorgaande is dan ook niet onjuist of onbegrijpelijk het oordeel van het hof dat DVOI, door haar beroep op de VIAG-werkinstructie, onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Tot slot kan ook het passeren door het hof van het aanbod van DVOI om te bewijzen dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, niet als onjuist of onbegrijpelijk aangemerkt worden, nu dat aanbod betrekking heeft op een juridische beoordeling en niet vermeld wordt welke voor die beoordeling relevante feiten te bewijzen worden aangeboden (behoudens het feit dat er geen "geschreven norm" of "regelgeving" is waarmee de DVOI-medewerkers in strijd hebben gehandeld).
De hiervoor in 3.7 weergegeven klachten treffen derhalve geen doel.
3.9
De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt DVOI en Alliander in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Casni begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- aan salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.