Rb. Arnhem, 08-07-2009, nr. 174095
ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6497
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
08-07-2009
- Zaaknummer
174095
- LJN
BJ6497
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6497, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 08‑07‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2010:BO0155
Uitspraak 08‑07‑2009
Inhoudsindicatie
De Ontvanger heeft ten laste van Masterflex executoriaal derdenbeslag onder de gedaagden laten leggen tot verhaal van hetgeen de Ontvanger uit hoofde van acht dwangbevelen van Masterflex te vorderen heeft. De Ontvanger vordert, samengevat veroordeling van de Holding c.s. tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van hun verklaring en van wat zij schuldig zijn aan Masterflex ten tijde van de beslaglegging. Ter comparitie is afgesproken dat de Holding c.s. aan de hand van de overgelegde stukken op korte termijn na de comparitie de administraties van gedaagden ten aanzien van de werknemers zou vergelijken met die van Masterflex, teneinde uitsluitsel te verschaffen over de omvang van de tussen hen en Masterflex bestaande vorderingen. Het resultaat van dit onderzoek zou de Holding c.s. in een akte neerleggen waarop de Ontvanger zou reageren. Bij akte heeft de Holding c.s. vervolgens voorop gesteld dat uit HR 13 februari 2009, NJ 2009, 106 volgt dat de bewijslast van de stelling dat Masterflex een een vordering op de Holding c.s. heeft, op de Ontvanger rust; zij hoeft dus niet aan te tonen dat er géén vordering bestaat. Dit standpunt is juist. De Ontvanger heeft een stelplicht en een bewijslast zoals die bij de eiser plegen te liggen. De Ontvanger heeft aan zijn stelplicht voldaan met het overleggen van de facturen van Masterflex.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 174095 / HA ZA 08-1416
Vonnis van 8 juli 2009
in de zaak van
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/RIVIERENLAND,
kantoorhoudend te Nijmegen,
eiseres,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ ] HOLDING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATHANTO B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FORTUNA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LAMAXAN B.V.,
gevestigd te Bemmel,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIVER CRUISE MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Bemmel,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APHRODITE SCHEEPVAART B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ ] TRADING B.V.,
gevestigd te Bemmel,
gedaagden,
advocaat mr. R.B.H. Beune te Nijmegen.
Partijen zullen hierna als de Ontvanger en [gedaagde] Holding c.s. aangeduid worden. Gedaagden afzonderlijk worden ook respectievelijk de Holding, Athanto, Fortuna, Lamaxan, River Cruise Management, Aphrodite en Trading genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 7 januari 2009
- -
het proces-verbaal van comparitie van 11 maart 2009
- -
de akte uitlating producties van [gedaagde] Holding c.s.
- -
de antwoordakte tevens akte houdende vermeerdering van eis van de Ontvanger
- -
de akte uitlatingen vermeerdering van eis van [gedaagde] Holding c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij exploten van 14 november 2007 heeft de Ontvanger ten laste van de vennootschap naar Engels recht Masterflex Ltd, kantoorhoudende te Huissen (hierna: Masterflex), executoriaal derdenbeslag onder de gedaagden [gedaagde] Holding c.s. laten leggen tot verhaal van hetgeen de Ontvanger uit hoofde van acht dwangbevelen van Masterflex te vorderen heeft.
2.2.
De vorderingen tot zekerheid waarvan de beslagen gelegd zijn, beliepen in totaal € 575.482,00, waarvan ten tijde van de dagvaarding nog € 562.953,00 open stond. De vorderingen betreffen vennootschapsbelasting, loonheffing, premie volksverzekeringen en omzetbelasting over de jaren 2005, 2006 en 2007.
2.3.
Tussen [gedaagde] Holding c.s. en Masterflex bestaat een relatie. Directeur van Masterflex is [ ] [betrokkene]. Hij is ook directeur van Drie B B.V. die hem in de periode januari 2003 tot medio 2005 heeft uitgeleend aan enkele gedaagden om hun administratie te verzorgen. Hiertoe is besloten in overleg tussen [betrokkene] en [directeur van gedaagden] – hierna [gedaagde] – die directeur van gedaagden is. Tussen hen is ook overeenstemming bereikt om personeel van gedaagden in Masterflex onder te brengen en aan gedaagden uit te lenen. Een gedeelte van hun netto-lonen is door gedaagden rechtstreeks aan de desbetreffende personeelsleden betaald.
2.4.
De advocaat van [gedaagde] Holding c.s. heeft op 10 augustus 2007 aan Indam incasso consult onder meer geschreven:
Masterflex Limited
Stelt diverse vorderingen te hebben wegens het uitlenen van personeel. Dat er sprake is van een relatie tussen Masterflex en vennootschappen van [directeur van gedaagden] is geen onderwerp van discussie. Tevens is niet aan de orde dat mijn cliënten rechtstreekse betalingen hebben gedaan aan personeel van Masterflex met instemming van Masterflex. De omvang van die betalingen hebben partijen nog niet vastgesteld (…).
De facturen wegens uitlening bedragen in totaal een bedrag van € 829.536,21 (€ 830.993,20 minus € 1.456,99). Deswege kunnen cliënten een aansprakelijkstelling verwachten van (…).
2.5.
De advocaat van [gedaagde] Holding c.s. heeft de Ontvanger een stuk gezonden dat deze heeft ontvangen op 1 april 2008. Uit dat stuk blijkt dat [gedaagde] Holding c.s., namens wie de advocaat schrijft (“Ik ben u namens mijn cliënten de [gedaagde] Groep nog een reactie verschuldigd vanwege de gelegde beslagen”), van mening is niets aan Masterflex verschuldigd te zijn. Het stuk geeft het resultaat van onderzoek in de administraties van gedaagden naar de verhouding tot onder meer Masterflex weer. Ten aanzien van Masterflex, hier aangeduid als b.v., luidt het:
Voor wat betreft de relatie met Masterflex BV ligt de situatie niet zo duidelijk (…). De Groep weet dat de heer [betrokkene] van mening is dat hij Masterflex BV een aanzienlijke vordering zou hebben op de Groep. Dat wordt betwist door de Groep. Meerdere besprekingen hebben daarover al plaatsgevonden. Helaas hebben die besprekingen niet geleid tot overeenstemming tussen partijen.
Uiteraard heeft de Ontvanger niets van doen met het dispuut tussen Masterflex BV en de Groep. Maar zolang de Groep en Masterflex BV geen overeenstemming bereiken, zal de Groep zich op het standpunt stellen dat zij niets verschuldigd zijn aan Masterflex BV. Wellicht dat u in staat bent om de heer [betrokkene] te bewegen om te zoeken naar een oplossing met de Groep. Een weg die te prevaleren is boven een gang naar de rechter door de Ontvanger jegens de Groep.
3. De vordering
3.1.
De Ontvanger vordert na vermeerdering van eis, tegen welke vermeerdering als zodanig [gedaagde] c.s. zich niet heeft verzet, samengevat
- 1.
veroordeling van de Holding tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval de Holding weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van de Holding tot betaling aan de Ontvanger van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
- 2.
veroordeling van Athanco tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Athanco voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval Athanto weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van Athanco tot betaling aan de Ontvanger van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Athanco voor de schulden van Masterflex,
- 3.
veroordeling van Fortuna tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Fortuna voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval Fortuna weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van Fortuna tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Fortuna voor de schulden van Masterflex,
4.
veroordeling van Lamaxan tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Lamaxan voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval Lamaxan weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van Lamaxan tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Lamaxan voor de schulden van Masterflex,
5.
veroordeling van River Cruise Management tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van River Cruise Management voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval River Cruise Management weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van River Cruise Management tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van River Cruise Management voor de schulden van Masterflex,
6.
veroordeling van Aphrodite tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Aphrodite voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval Aphrodite weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van Aphrodite tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Aphrodite voor de schulden van Masterflex,
7.
veroordeling van Trading tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 – althans een in goede justitie te bepalen bedrag – schuldig was en haar te veroordelen tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Trading voor de schulden van Masterflex,
althans, voor het geval [gedaagde] Trading weigert zo’n verklaring te doen c.q. verstek laat gaan,
veroordeling van Trading tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00, vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
8.
een en ander met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] Holding c.s. in de kosten.
- 3.2.
De Ontvanger betwist de bij het door hem op 1 april 2008 ontvangen stuk gedane verklaring (2.5), voor zover dat al een verklaring is, wat hij bestrijdt. Masterflex heeft aan [gedaagde] Holding c.s. personeel uitgeleend en uit dien hoofde facturen gestuurd tot een bedrag van € 826.762,20, zoals blijkt uit facturen van Masterflex. Het geschil tussen Masterflex en [gedaagde] Holding c.s. bestaat daarin dat [gedaagde] Holding c.s. stelt dat zij een vordering op Masterflex heeft en de Ontvanger betwist het bestaan van de verrekeningsmogelijkheid omdat hij de tegenvordering(en) niet kent.
4. Het verweer
4.1.
[gedaagde] Holding c.s. stelt dat de samenwerking met [betrokkene] is geëindigd nadat [gedaagde] kennis had genomen van het zeer eigenmachtig optreden van [betrokkene] dat onder meer tot conflicten met de belastingdienst leidde. Zij ontkent thans dat Masterflex een vordering op gedaagden heeft en stelt dienovereenkomstig tijdig verklaring te hebben gedaan in de door de Ontvanger op 1 april 2008 ontvangen brief. De brief van 10 augustus 2007 heeft de advocaat van gedaagden uitsluitend geschreven in het kader van onderhandelingen met [betrokkene]/Masterflex, maar de vordering van Masterflex wordt bij gebreke van een onderbouwing daarvan betwist. Als de vordering van Masterflex komt vast te staan, beloopt deze € 829.536,21 en gedaagden hebben een vordering van € 408.433,20 op Masterflex. Er resteert dan na verrekening een vordering van € 421.103,01 van Masterflex. Hiernaast beroept [gedaagde] c.s. zich op rechtstreekse betalingen aan het personeel ten belope van € 226.517,54, die verrekend dienen te worden met Masterflex’ vorderingen.
5. De beoordeling
5.1.
[gedaagde] Holding c.s. beroept zich op het eigenmachtig optreden van [betrokkene]. Het is niet duidelijk welke conclusie hieraan verbonden wordt. Kennelijk zijn gedaagden van oordeel dat [betrokkene] op enige grond jegens een of meer van hen schadeplichtig zou kunnen zijn ten gevolge van dit optreden. Dat raakt echter deze procedure niet omdat in dit geschil met de Ontvanger slechts de tussen Masterflex en gedaagden bestaande vorderingen een rol spelen. In dit geschil is [betrokkene] geen partij.
5.2.
Ter comparitie is afgesproken dat [gedaagde] Holding c.s. aan de hand van de overgelegde stukken op korte termijn na de comparitie de administraties van gedaagden ten aanzien van de werknemers zou vergelijken met die van Masterflex, teneinde uitsluitsel te verschaffen over de omvang van de tussen hen en Masterflex bestaande vorderingen. Het resultaat van dit onderzoek zou [gedaagde] Holding c.s. in een akte neerleggen waarop de Ontvanger zou reageren.
5.3.
Bij akte heeft [gedaagde] Holding c.s. vervolgens voorop gesteld dat uit HR 13 februari 2009, NJ 2009, 106 volgt dat de bewijslast van de stelling dat Masterflex een vordering op [gedaagde] Holding c.s. heeft, op de Ontvanger rust; zij hoeft dus niet aan te tonen dat er géén vordering bestaat. Dit standpunt is juist. De Ontvanger heeft een stelplicht en een bewijslast zoals die bij de eiser plegen te liggen.
5.4.
De Ontvanger heeft aan zijn stelplicht voldaan met het overleggen van de facturen van Masterflex. Deze zijn, anders dan [gedaagde] Holding c.s. betoogt, voldoende gespecificeerd terwijl enkele telfouten evident zijn en niet aan de begrijpelijkheid van de facturen afdoen. Hierbij merkt de rechtbank op dat het feit dat [gedaagde] Holding c.s. vraagt om specificatie van de facturen op zichzelf nog niet betekent dat deze ontbreekt. Lezing van de facturen met de specificaties leidt tot de conclusie dat de Ontvanger de facturen als gespecificeerd mag beschouwen. Nu hij aan zijn stelplicht heeft voldaan, kan de vraag aan de orde komen of hij datgene wat hij stelt, moet bewijzen. Dit is het geval wanneer bij een voldoende gemotiveerde betwisting de rechtbank niet kan concluderen dat hetgeen de Ontvanger stelt, in deze procedure vaststaat.
5.5.
De suggestie van [gedaagde] Holding c.s. dat er sprake zou zijn van valsheid in geschrift, gepleegd door Masterflex, is niet meer dan een veronderstelling. Zij is niet feitelijk onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de veronderstellingen over de betrouwbaarheid van Masterflex’ directeur. De rechtbank passeert deze veronderstellingen.
5.6.
Dat het briefpapier dat Masterflex gebruikte, en haar kantooradres veranderden in een vrij korte periode betekent op zichzelf nog niet dat de facturen die op dat papier met vermelding van het kantooradres zijn afgedrukt, onjuist zouden zijn. Omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, zijn gesteld noch gebleken.
5.7.
Voor het overige is geen gemotiveerd verweer gevoerd dat de Ontvanger in de positie stelt dat hij zijn stellingen dient te bewijzen. Met andere woorden: de bewijslast ligt bij de Ontvanger maar leidt, nu zijn stellingen onvoldoende betwist zijn, niet tot een concrete bewijsopdracht. Het staat derhalve vast dat er tot een bedrag van € 826.762,20 facturen van Masterflex aan [gedaagde] Holding c.s. liggen.
5.8.
Wat de omvang van de vorderingen van Masterflex op gedaagden betreft, stelt de Ontvanger dat rente moet worden berekend over de bedragen van de vorderingen van Masterflex steeds vanaf 32 dagen na de factuurdatum of 30 dagen na aanvang van de dag volgend op die waarop de desbetreffende prestatie is ontvangen. Dit betoog wordt slechts onderbouwd met de veronderstelling dat de factuur daags na de factuurdatum door de geadresseerde ontvangen zal zijn. Gelet op de verwarring die heeft bestaan omtrent de facturen van Masterflex gaat dit de rechtbank echter te ver. Dat de facturen reëel zijn is onvoldoende betwist, maar dat zij prompt zijn verzonden en ontvangen is slechts een veronderstelling en dus onvoldoende grond voor toewijzing van de hier bedoelde rentebedragen.
5.9.
De vraag is vervolgens of er sprake is van tegenvorderingen op Masterflex en of de facturen overigens onbetaald zijn.
5.10.
Wat betreft het onder 5.2 bedoelde onderzoek door vergelijking van stukken stelt [gedaagde] Holding c.s. aan de hand van een brief van haar accountant, Mazars Paardekoper Hoffman N.V. (hierna: Mazars) dat er sprake is van een vordering op Masterflex per 31 december 2007 van in totaal € 137.435,00. De bedragen waaruit deze is opgebouwd, een schuld bij Fortuna en vorderingen bij Rotterdam Intermodal Transport B.V., DS&T Detachering Scheepvaart & Transport B.V., Trading en [gedaagde] Beheer B.V., zijn ontleend aan de jaarrekeningen 2007 waarvoor door Mazars een samenstellingverklaring is afgegeven. In de brief schrijft Mazars hierover voorts:
Daarnaast willen wij u erop wijzen dat wij met betrekking tot de verhoudingen van Masterflex geen overeenkomsten en of andere stukken hebben ontvangen. Derhalve hebben wij niet kunnen beoordelen of deze balansposten juist en/of volwaardig zijn.
5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] Holding c.s. hiermee geen uitsluitsel gegeven over het resultaat van de vergelijking van haar administratie ten aanzien van de werknemers met die van Masterflex. Haar betoog over de omvang van de tussen gedaagden en Masterflex bestaande vorderingen is niet met verifieerbare en objectieve feiten onderbouwd, terwijl er inmiddels anderhalf jaar verlopen is nadat het beslag is gelegd,. Deze periode heeft in redelijkheid voldoende gelegenheid geboden om tot de bedoelde vergelijking te komen. [gedaagde] Holding c.s. heeft thans slechts aangegeven wat uit door haar aan de accountant voorgelegde stukken blijkt.
5.12.
Het beroep van [gedaagde] Holding c.s. op het bestaan van een tegenvordering wordt gelet op het voorgaande als onvoldoende onderbouwd verworpen.
5.13.
Het beroep van [gedaagde] c.s. op rechtstreekse betalingen aan personeel ten belope van € 226.517,54 is slechts onderbouwd met het overleggen van een – kennelijk – eigen overzicht dat rechtstreekse loonbetalingen zou betreffen. Die onderbouwing acht de rechtbank onvoldoende, zodat het beroep op verrekening voor dit bedrag, hoewel in confesso is dat rechtstreekse betalingen zijn verricht, wordt gepasseerd.
5.14.
De rechtbank ziet de onder 2.5 bedoelde en geciteerde brief niet als een verklaring in de zin van art. 476a en 476b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), nog daargelaten dat zij niet te rijmen zou zijn met de brief van 10 augustus 2007, ook niet wanneer deze, zoals [gedaagde] Holding c.s. betoogt, slechts als voorstel in het kader van onderhandelingen gelezen moet worden. Zelfs als [gedaagde] Holding c.s. meent niets verschuldigd te zijn aan Masterflex, dient de verklaring een uitsplitsing naar de gedaagden en een bepaling van hun standpunten in te houden. De mededeling die erop neer komt dat er een dispuut tussen Masterflex en [gedaagde] Holding c.s. bestaat met het verzoek aan de Ontvanger om te proberen tot overeenstemming te komen met [betrokkene] houdt geen verklaring in en miskent door de Ontvanger naar [betrokkene] te verwijzen de strekking van de wettelijke regeling van het derdenbeslag en de verklaring.
5.15.
De Ontvanger stelt dat Aphrodite haar verklaring niet behoeft aan te vullen of te verbeteren. In zoverre zal de vordering tegen haar niet worden toegewezen.
5.16.
Art. 477a lid 1 Rv bepaalt dat de derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen, op vordering van de executant wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar. Vooralsnog is [gedaagde] Holding c.s. in gebreke verklaring te doen en lijkt zij daartoe niet te willen overgaan. Dit rechtvaardigt de veroordeling óók, zij het voorwaardelijk, tot betaling ex art. 477a lid 1 Rv, zoals de Ontvanger vordert.
5.17.
[gedaagde] Holding c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- -
dagvaardingen € 98,00
- -
vast recht 4.784,00
- -
salaris advocaat 6.450,00 (2,5 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 11.332,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
veroordelt de Holding tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
6.2.
althans, voor het geval de Holding weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.1 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt de Holding tot betaling aan de Ontvanger van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
6.3.
veroordeelt Athanco tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Athanco voor de schulden van Masterflex,
6.4.
althans, voor het geval Athanco weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.3 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt Athanco tot betaling aan de Ontvanger van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Athanco voor de schulden van Masterflex,
6.5.
veroordeelt Fortuna tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Fortuna voor de schulden van Masterflex,
6.6.
althans voor het geval Fortuna weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.5 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt Fortuna tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Fortuna voor de schulden van Masterflex,
6.7.
veroordeelt Lamaxan tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Lamaxan voor de schulden van Masterflex,
6.8.
althans, voor het geval Lamaxan weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.7 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt Lamaxan tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Lamaxan voor de schulden van Masterflex,
6.9.
veroordeelt River Cruise Management tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van River Cruise Management voor de schulden van Masterflex,
6.10.
althans, voor het geval River Cruise Management weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.9 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt River Cruise Management tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van River Cruise Management voor de schulden van Masterflex,
6.11.
veroordeelt Trading tot het doen van een met bewijsstukken gestaafde aanvulling/verbetering van haar verklaring in dier voege dat zij thans verklaart dat zij ten tijde van de beslaglegging aan Masterflex € 826.762,20 schuldig was en veroordeelt haar tot betaling en afgifte van dit bedrag aan de belastingdeurwaarder tot een maximum van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van Trading voor de schulden van Masterflex,
6.12.
althans, voor het geval [gedaagde] Trading weigert om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de onder 6.11 bedoelde verklaring te doen:
veroordeelt Trading tot betaling aan de belastingdeurwaarder van € 562.953,00 (vijfhonderdtweeënzestigduizendnegenhonderddrieënvijftig euro), vermeerderd met de invorderingsrente vanaf 14 november 2007, onder de voorwaarde dat de Ontvanger en/of UWV het af te dragen bedrag in mindering zullen brengen op het bedrag van een eventuele aansprakelijkstelling van de Holding voor de schulden van Masterflex,
6.13.
veroordeelt [gedaagde] Holding c.s. hoofdelijk, in dier voege dat indien en voor zover de één betaalt ook de andere daardoor zullen zijn gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van Ontvanger tot op heden begroot op € 11.332,00,
6.14.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.