Vergelijk voor eenzelfde benadering in geval van een vermeend beroep op een strafuitsluitingsgrond HR 4 juni 1991, NJ 1991, 809 en HR 6 september 2005, LJN AT7553.
HR, 14-06-2011, nr. 10/01046
ECLI:NL:HR:2011:BQ3745
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14-06-2011
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.A. Loth
- Zaaknummer
10/01046
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BQ3745
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ3745, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3745, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2010
Uitspraak 14‑06‑2011
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.A. Loth
Partij(en)
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 23 februari 2010, nummer 21/003045-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1.
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2.
De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘hij omstreeks 19 december 2006 te Amersfoort een hoeveelheid rookwaar heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.’
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- a.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
‘Op 18 december 2006, omstreeks 08:23 uur, werd in perceel [a-straat 1] te Amersfoort een doorzoeking gedaan. Bij deze doorzoeking werden door de rechter-commissaris, mr. E. Akkermans, de volgende goederen, voorwerpen en/of bescheiden aangetroffen en inbeslaggenomen:
…
- 4.
Een plastic tas met pakjes sigaretten
…
Goederen nummers 1 tot en met 9 zijn aangetroffen in de slaapkamer van verdachte [verdachte].
Registratie in beslag genomen goederen perceel [a-straat 1] te Amersfoort
Onderzoek AZIE 18-12-06
21
Marlboro
4
Gauloises
2
Marlboro Light
4
Chesterfield
4
Lucky Strike
2
Pall Mal
5
Kent
5
Camel
9
Van Nelle (shag)’
- b.
een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
‘Ik doe namens de in deze aangifte genoemde benadeelden aangifte van diefstal door middel van braak/verbreking. Het weggenomen goed behoort de benadeelde geheel in eigendom toe. Ik ben door de benadeelde gemachtigd tot het doen van aangifte. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen noch om dit te doen door middel van braak, verbreking, inklimming of valse sleutel.
Ik ben eigenaar van het café [A], gevestigd aan de [b-straat 1] te Amersfoort. …
Op vrijdag 15 december 2006, omstreeks 10.00 uur, heb ik samen met [betrokkene 2] van [B] het café rondom afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. …
Vandaag, dinsdag 19 december 2006, omstreeks 16.00 uur, werd ik gebeld door de politie. Mij werd verteld dat er een sigarettenautomaat was gevonden welke vermoedelijk afkomstig zou zijn uit mijn café.
Ik ben hierop direct naar het café gegaan. … Ik zag dat aan de achterzijde, bij de deur, diverse afdrukken van een schroevendraaier of koevoet in het kozijn stonden. Ik zag dat de deur nog wel op slot was gedraaid.
Ik ben vervolgens naar binnen gegaan samen met de politie. Ik zag dat de sigarettenautomaat van de muur was weggenomen. Ik zag dat de bouten, waarmee de automaat aan de muur was bevestigd, op de grond lagen. …
De weggenomen sigarettenautomaat was eigendom van V.O.F. [C]. In de goederenbijlage is nader omschreven wat er precies in zat.
Goederenbijlage
Benadeelde: [C]
Soort: automaat
Hoeveelheid: 1 stukskleur: zwart
Bijzonderheid:
Incl. inhoud; alle merken; zie bijlage.
Waarde: onbekend
V.O.F. [C]
[adres]
Afnemer: [A]
Adres: [adres] Amersfoort Datum 19-12-2006
Status ATijd: 16:32
[Schema !]
Locatie [A]
Automaat 00[002] Fabrikaat SIELFF Type SCT 15Wis-Sys GEPLKT
[Schema 2]
Totalen: 230 Wisselgeld pakjes 0,00
Wisselgeld wisselaar 0,00
Inkoopwaarde voorraad 863,60
Handelswaarde automaat 863,60
Totalen: 230 Wisselgeld pakjes 0,00
Wisselgeld wisselaar 0,00
Inkoopwaarde voorraad 863,60
Handelswaarde automaat 863,60.’
- c.
een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
‘Ik heb de in mijn schuur aangetroffen sigarettenautomaat gevonden in een gangetje in de buurt van de Gravin van Burenlaan. Ik … zag vervolgens een paar gasten wegrennen. Daar bleef een sigarettenautomaat achter. Ik heb hem gevonden en mee naar huis genomen.
…
Een gedeelte van de sigaretten heb ik aan [verdachte] gegeven, hij kreeg nog geld van mij. Het geld hou ik liever in mijn zak. Dus ik heb hem de sigaretten gegeven.’
- d.
een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
‘Het breekijzer heb ik geleend. Ik heb het alleen gebruikt om de sigarettenautomaat open te breken.’
- e.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
‘De bij de doorzoeking in de schuur van perceel [c-straat 1] in Amersfoort aangetroffen sigarettenautomaat werd in het bureau van politie te Amersfoort onderzocht. Onderin de automaat werd een bedrag van 16,40 euro aan muntgeld aangetroffen.
Bij onderzoek in BPS bleek dat er nog geen aangifte was gedaan van een sigarettenautomaat.
Op de automaat stonden 2 adressen van telefoonnummer vermeld, namelijk:
Automatenexploitatie [C]
06-[001]
en …
Door mij, [verbalisant 2] werd op dinsdag 19 december 2006 telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer van [C] automatenexploitatie. Ik sprak daar met [betrokkene 4] die mij verklaarde dat de automaat met nummer [002] moest hangen in Cafe [A], gevestigd aan de [b-straat 1] in Amersfoort.’
- f.
de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
‘Ik ontken niet dat er sigaretten bij mij zijn aangetroffen. … Ik heb de sigaretten van een vriend van mij gekregen, te weten [betrokkene 3]. …
[betrokkene 3] had een schuld aan mij. … Ik heb [betrokkene 3] € 600,00 geleend. Op dat moment kreeg ik nog € 250,00 van hem. Dit betaalde hij mij terug met sigaretten.’
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
‘Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte niet wist en evenmin redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten door misdrijf verkregen goederen waren zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt. Bij doorzoeking van de slaapkamer van verdachte in Amersfoort werden op 18 december 2006 56 pakjes sigaretten aangetroffen van verschillende merken, die bleken gestolen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard deze sigaretten te hebben aangenomen van medeverdachte [betrokkene 3] als betaling van een schuld die [betrokkene 3] bij verdachte had lopen. Het hof is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten van diefstal afkomstig waren. Sigaretten zijn geen wettig en ook geen gebruikelijk betaalmiddel in Nederland. Het ging om een grote hoeveelheid losse pakjes sigaretten van verschillende merken. Verdachte heeft de sigaretten zonder enige navraag van die [betrokkene 3] aangenomen en dat lag bij de beschreven omstandigheden allerminst voor de hand.’
2.3.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat de verdachte ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van de sigaretten redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen, zoals is bewezenverklaard. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 14 juni 2011.
Conclusie 12‑04‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft verdachte op 23 februari 2010 voor schuldheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
2.
Mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, heeft cassatie ingesteld. Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt dat het hof heeft verzuimd te beslissen op het verzoek van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2010 om [betrokkene 3] als getuige te horen.
3.2.
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep houdt onder in dat verdachte heeft gezegd:
‘Graag wilde ik [betrokkene 3] oproepen als getuige.’
Volgens de steller van het middel heeft verdachte aldus het verzoek gedaan dat het hof gebruik zou maken van zijn bevoegdheid van artikel 315, eerste lid, Sv om [betrokkene 3] als getuige op te roepen, op welk verzoek het hof ingevolge artikel 330 Sv op straffe van nietigheid had moeten beslissen, hetgeen niet is gebeurd.
3.3.
Het hof heeft klaarblijkelijk in hetgeen verdachte heeft gezegd geen verzoek gezien om deze persoon als getuige op te roepen. Dat acht ik niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat de bewoordingen waarin verdachte zijn uitlating heeft gegoten ook voor andere uitleg vatbaar zijn, zoals dat hij eerder wel wilde dat [betrokkene 3] zou komen verklaren, maar dat hij op het moment van de terechtzitting daar niet aan vasthield. Het hof zal daarbij hebben betrokken dat verdachte werd bijgestaan door een advocaat, die heeft nagelaten om een zodanig verzoek te doen.1.
4.1.
Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, met name niet dat verdachte grove schuld kan worden verweten met betrekking tot de herkomst van de pakjes sigaretten.
4.2.
Het hof heeft voor het bewijs gebruikt een proces-verbaal, inhoudende dat bij een doorzoeking in de slaapkamer van verdachte een plastic tas met sigaretten is aangetroffen (bewijsmiddel 1). Die sigaretten vormden de inhoud van een automaat die bij een inbraak is weggenomen (bewijsmiddel 2). [Betrokkene 3] heeft verklaard die automaat te hebben gevonden, die te hebben opengebroken en een deel van de aangetroffen pakjes sigaretten aan verdachte te hebben gegeven om een schuld te delgen (bewijsmiddel 3). Verdachte heeft verklaard dat hij de sigaretten heeft gekregen van [betrokkene 3]. Verdachte had van hem nog geld tegoed en op deze wijze werd de schuld vereffend (bewijsmiddel 6).
4.3.
Het hof heeft in zijn arrest de volgende bewijsoverweging opgenomen:
‘Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte niet wist en evenmin redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten door misdrijf verkregen goederen waren zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt. Bij doorzoeking van de slaapkamer van verdachte in Amersfoort werden op 18 december 2006 56 pakjes sigaretten aangetroffen van verschillende merken, die bleken gestolen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard deze sigaretten te hebben aangenomen van medeverdachte [betrokkene 3] als betaling van een schuld die [betrokkene 3] bij verdachte had lopen. Het hof is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten van diefstal afkomstig waren. Sigaretten zijn geen wettig en ook geen gebruikelijk betaalmiddel in Nederland. Het ging om een grote hoeveelheid losse pakjes sigaretten van verschillende merken. Verdachte heeft de sigaretten zonder enige navraag van die [betrokkene 3] aangenomen en dat lag bij de beschreven omstandigheden allerminst voor de hand.’
4.4.
Inderdaad is de normale manier om een geldschuld te vereffenen de betaling van het bedrag dat men schuldig is. Dat wil evenwel niet zeggen dat de partijen bij een leenovereenkomst niet kunnen afspreken dat de schuld op een andere wijze wordt terugbetaald. Nu het hof niets heeft vastgesteld over bijvoorbeeld de reputatie van [betrokkene 3] acht ik de omstandigheden waarop het hof het bewijs heeft gebaseerd voor het aannemen van grove schuld onvoldoende.2.
Het middel slaagt.
5.
Het tweede middel komt mij gegrond voor, het eerste middel faalt. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑04‑2011
HR 27 maart 2007, LJN AZ7729; HR 8 april 2008, LJN BC5957; HR 9 februari 2010, LJN BK6945; HR de 25 mei 2010, LJN BL5625.
Beroepschrift 06‑09‑2010
SCHRIFTUUR: houdende middelen van cassatie in de zaak van:
[verzoeker], verzoeker tot cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te Amsterdam uitgesproken op 23 februari 2010.
Middel 1
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid medebrengt.
In het bijzonder zijn de artt. 330, 415 Sv geschonden nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 9 februari 2010 blijkt dat verzoeker het verzoek heeft gedaan [medeverdachte] als getuige te willen oproepen, op welk verzoek het hof verzuimd heeft een beslissing te geven. Dit verzuim heeft op de voet van het bepaalde in art. 330 Sv, welke bepaling voor hoger beroep van overeenkomstige toepassing is, nietigheid ten gevolge in aanmerking genomen dat in cassatie niet gezegd kan worden dat verzoeker bij het horen van deze getuige geen redelijk belang heeft.
Middel 2
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid medebrengt.
In het bijzonder zijn de artt. 417bis Sr, 359, 415 Sv geschonden doordien het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Met name kan de (grove) schuld van verzoeker daaruit niet, althans niet zonder meer volgen.
De bewezenverklaring is dus niet naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.
In een nadere bewijsoverweging heeft het hof, zakelijk weergegeven, overwogen:
‘Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ter zake van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte niet wist en evenmin redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten door misdrijf verkregen goederen waren zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt. Bij doorzoeking van de slaapkamer van verdachte in Amersfoort werden op 18 december 2006 56 pakjes sigaretten aangetroffen van verschillende merken, die bleken gestolen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard deze sigaretten te hebben aangenomen van medeverdachte [medeverdachte] als betaling van een schuld die [medeverdachte] bij verdachte had lopen. Het hof is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de sigaretten van diefstal afkomstig waren. Sigaretten zijn geen wettig en ook geen gebruikelijk betaalmiddel in Nederland. Het ging om een grote hoeveelheid losse pakjes sigaretten van verschillende merken. Verdachte heeft de sigaretten zonder enige navraag van die [medeverdachte] aangenomen en dat lag bij de beschreven omstandigheden allerminst voor de hand.’
2.
Vorenweergegeven overweging is onbegrijpelijk, althans niet zonder meer toereikend, aangezien verzoeker ter terechtzitting in hoger beroep tevens heeft verklaard dat hij:
- a.
met [medeverdachte] ten tijde van het ten laste gelegde twee jaar met hem omging en niets op hem heeft op had aan te merken.
- b.
[medeverdachte] als hij naar het buitenland gaat vaker een slof sigaretten voor hem meeneemt.
- c.
Verzoeker van alles rookt, zoals sigaretten en shag en geen vast merk heeft.
- d.
hij de sigaretten de avond voor zijn aanhouding had gekregen en nog niet naar de plakkertjes op de pakjes had gekeken.
3.
Onder voormelde omstandigheden is niet zonder meer begrijpelijk dat verzoeker navraag omtrent de herkomst van de sigaretten bij [medeverdachte] moest doen. Bij een kennis die men al twee jaar kent en die vaker een slof sigaretten meeneemt hoeft een allesroker niet zonder meer navraag naar z'n rookwaar te doen. Hieraan doet niet af dat sigaretten geen wettig en/of gebruikelijk betaalmiddel zijn, aangezien daarmee voorbij gezien wordt aan het feit dat in het dagelijks leven van alles een aanvaardbaar ruilmiddel kan zijn en een ruilmiddel niet per se een wettig betaalmiddel hoeft te zijn.
4.
In zijn conclusie voorafgaand aan HR 21 april 2009, NJ 2009, 212 kende Uw A-G (en klaarblijkelijk ook de Hoge Raad) betekenis toe aan het feit dat van degene aan wie de auto was uitgeleend niets bekend was. Een vergelijkbare situatie doet zich hier voor nu verzoeker heeft verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde met [medeverdachte] twee jaar omging en hij niets op hem heeft of had aan te merken.
5.
Het gaat hier voorts om ‘grove’ schuld en in het enkele zich niet vergewissen van de herkomst ligt deze schuld nog niet opgesloten (vgl. NLR aant. 2 bij art. 417bis en de daar genoemde rechtspraak. Zie ook HR 25 mei 2010, 305 inzake de aankoop van een fiets op marktplaats.nl
6.
Tenslotte is 's hofs oordeel onbegrijpelijk nu verzoeker tevens verklaard heeft dat hij de pakjes sigaretten de avond voor zijn aanhouding had gekregen en dat hij nog niet naar de plakkertjes op de pakjes had gekeken. Deze verklaring van verzoeker kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan dat hij niet (voldoende) in de gelegenheid is geweest zich, zo dat opportuun bleek, navraag naar de herkomst te doen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr G. Spong, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam, aan de Keizersgracht 278, die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker in cassatie.
Amsterdam, 6 september 2010
mr G. Spong