HR, 27-03-2007, nr. 01156/06
ECLI:NL:HR:2007:AZ7729
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-03-2007
- Zaaknummer
01156/06
- LJN
AZ7729
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:AZ7729, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2007
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:AZ7729
ECLI:NL:HR:2007:AZ7729, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2007; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ7729
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2007/162
Conclusie 27‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Schuldheling. Uit de bewijsmiddelen in samenhang met de bewijsoverweging kan niet worden afgeleid dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van het mes redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Nr. 01156/06
Mr Bleichrodt
Zitting: 30 januari 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte op 2 augustus 2005 ter zake van "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd", "schuldheling" en "poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft het Hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaard.
2. De verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3. Het middel klaagt over de bewezenverklaring van de schuldheling van een mes.
4. Het Hof heeft onder 4 subsidiair ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 25 juli 2004 te 's-Gravenhage een survivalmes (met TNO logo) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het het voorhanden krijgen van dat mes redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof".
5. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juli 2005 -zakelijk weergegeven-:
"Ik weet niet hoe lang ik het TNO-mes al in mijn bezit had toen ik op 25 juli 2004 werd aangehouden. Ik had dat mes van een andere gebruiker gekregen."
2. Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr.PL1513/2004/45780-3, d.d. 25 juli 2004, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Haaglanden. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
als de op 25 juli 2004 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van aangever [benadeelde partij 1]:
"Ik doe aangifte van diefstal uit mijn auto tussen 24 juli 2004, 21.30 uur en 25 juli 2004, 15.40 uur. Ik zag dat een survivalmes uit mijn handschoenenkastje was weggenomen. Aan niemand werd toestemming gegeven voor het plegen van dit feit."
Goederenbijlage:
- een survivalmes met TNO logo.
3. Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr.PL1513/2004/45794-3, d.d. 25 juli 2004, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], agent van politie, en een andere bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-: als relaas van deze opsporingsambtenaren (blz 28):
"Op 25 juli 2004 te 19.27 uur te 's-Gravenhage is aangehouden:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1970"
4. Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr.PL1513/2004/45780-8, d.d. 25 juli 2004, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], agent van politie Haaglanden. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-: als relaas van deze opsporingsambtenaar (blz 12-14):
"Ik heb onder de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen:
- een Leatherman mes met TNO inscriptie."
5. Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr.PL1513/2004/45780-16, d.d. 25 juli 2004, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], inspecteur van politie. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-: als de op 25 juli 2004 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van aangever [benadeelde partij 1] (blz 53 en 54):
"U toont mij een mes. (Noot verbalisant: ik toonde aangeefster het in beslag genomen mes van het merk Leatherman en voorzien van een logo van TNO). Ik herken dat mes met 100% zekerheid als het mes dat bij de inbraak uit mijn auto is weggenomen."
6. Ten aanzien van dit bewezenverklaarde feit heeft het Hof nader overwogen:
"De verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe lang hij het betreffende mes al in zijn bezit had toen hij op 25 juli 2004 werd aangehouden en dat hij het mes van een andere gebruiker had gekregen.
Het hof is van oordeel dat, gelet ook op de inscriptie in het mes en met name de persoon van wie hij het mes heeft gekregen, de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof."
7. In het middel wordt erover geklaagd dat het enkele feit dat het mes een inscriptie bevat en dat de verdachte het mes van een andere gebruiker heeft ontvangen, niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof.
8. Ik kan de steller van het middel hierin wel volgen. De bewijsmiddelen houden weinig meer in dan dat het mes gestolen is en dat het betrekkelijk kort daarna (ten hoogste ongeveer 22 uur later) is aangetroffen bij de verdachte. De verdachte stelt dat hij het mes van iemand, een andere gebruiker, gekregen heeft.(1) Het feit dat het mes een inscriptie "TNO" heeft, steunt uiteraard de verklaring van de aangeefster inhoudende dat zij het inbeslaggenomen mes herkent als het hare. (2) Dat het hier om het gestolen mes gaat kan dus zeker uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Maar welke rol die inscriptie speelt ten aanzien van de schuldcomponent is niet zonder meer duidelijk. Het mes is van het merk Leatherman en dit soort messen zal dus in het algemeen wel in de handel te verkrijgen zijn. Aangenomen dat met TNO is bedoeld het bekende instituut voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek, kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid wat de betekenis van het logo is.(3) Betekent het dat het mes (oorspronkelijk) aan TNO heeft toebehoord of is het een soort goedkeuringsmerk? Verder: relatiegeschenken, zoals aanstekers, paraplu's en mokken, kunnen ook het logo van een bedrijf dragen. Dat zou ook voor TNO kunnen gelden. Verder blijkt uit de verklaring van aangeefster noch uit de overige inhoud van de bewijsmiddelen iets over de waarde van het mes.
Gebruik van een mes als het onderhavige in het drugsmilieu is, lijkt mij, op zichzelf ook niet onwaarschijnlijk. Het enkele feit dat een drugsgebruiker het mes aan de verdachte ter beschikking heeft gesteld, geeft mijns inziens onvoldoende steun aan het oordeel dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof.
De verklaring van betrokkene over het (verkrijgen van het) bezit van het mes is uiteraard merkwaardig en verdacht,(4) maar dat neemt niet weg dat mijns inziens uit de gebezigde bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de nadere bewijsmotivering, het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde niet kan worden afgeleid.
9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bewezenverklaring in zoverre ontoereikend is gemotiveerd en dat het middel slaagt.
10. Ik heb geen gronden aangetroffen die tot ambtshalve ingrijpen door de Hoge Raad zouden behoren te leiden.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het de beslissingen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging betreft, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
1 In zoverre heeft het Hof die verklaring kennelijk aldus opgevat, hetgeen niet onbegrijpelijk is, dat met een andere gebruiker is bedoeld een andere drugsgebruiker.Voor zover het middel daarover beoogt te klagen, faalt het.
2 Of het om een inscriptie gaat of om een op een andere manier aangebracht logo is niet duidelijk, ook niet bij een blik achter de papieren muur.
3 De aangeefster [benadeelde partij 1] heeft daarover tegenover de politie ook niets verklaard, terwijl het proces-verbaal van politie, voor zover ik zie ook verder geen gegevens bevat. Ook blijkt niet van enige relatie van [benadeelde partij 1], die bij de inbraak in haar auto meer goederen is kwijtgeraakt, met TNO.
4 Dat hij niet zou weten hoe lang hij het TNO-mes in zijn bezit had, zoals in zijn tot het bewijs gebezigde verklating is vermeld, is bijvoorbeeld zeer ongeloofwaardig, gelet op het tijdstip van de diefstal (maar is overigens in zoverre ook niet redengevend voor het bewijs).
Uitspraak 27‑03‑2007
Inhoudsindicatie
Schuldheling. Uit de bewijsmiddelen in samenhang met de bewijsoverweging kan niet worden afgeleid dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van het mes redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
27 maart 2007
Strafkamer
nr. 01156/06
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 2 augustus 2005, nummer 22/008032-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 16 december 2004 - voor zover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 4 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak", 2. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd", 4 subsidiair "schuldheling" en 5. "poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het hof de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit en ten aanzien van de strafoplegging en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde feit niet uit de bewijsmiddelen kan volgen.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 4 subsidiair bewezenverklaard dat:
"hij op 25 juli 2004 te 's-Gravenhage een survivalmes (met TNO logo) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat mes redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
3.2.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik weet niet hoe lang ik het TNO-mes al in mijn bezit had toen ik op 25 juli 2004 werd aangehouden. Ik had dat mes van een andere gebruiker gekregen."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Ik doe aangifte van diefstal uit mijn auto tussen 24 juli 2004, 21.30 uur en 25 juli 2004, 15.40 uur. Ik zag dat een survivalmes uit mijn handschoenenkastje was weggenomen. Aan niemand werd toestemming gegeven voor het plegen van dit feit.
Goederenbijlage:
- een survivalmes met TNO logo."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] en andere opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
"Op 25 juli 2004 te 19.27 uur te 's-Gravenhage is aangehouden:
Naam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1970."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:
"Ik heb onder de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen:
- een Leatherman mes met TNO inscriptie."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"U toont mij een mes. (Noot verbalisant: ik toonde aangeefster het in beslag genomen mes van het merk Leatherman en voorzien van een logo van TNO). Ik herken dat mes met 100% zekerheid als het mes dat bij de inbraak uit mijn auto is weggenomen."
3.2.3. In de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv heeft het Hof de volgende bewijsoverweging opgenomen:
"De verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe lang hij het betreffende mes al in zijn bezit had toen hij op 25 juli 2004 werd aangehouden en dat hij het mes van een andere gebruiker had gekregen.
Het hof is van oordeel dat, gelet ook op de inscriptie in het mes en met name de persoon van wie hij het mes heeft gekregen, de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door enig misdrijf verkregen goed betrof."
3.3. Uit de hiervoor onder 3.2.2 weergegeven bewijsmiddelen in samenhang met de onder 3.2.3 weergegeven bewijsoverweging kan niet worden afgeleid dat de verdachte het onder 4 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. De bewezenverklaring van dat feit is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 27 maart 2007.