Rb. Den Haag, 17-02-2016, nr. C/09/470371 / HA ZA 14-878
ECLI:NL:RBDHA:2016:1474
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
17-02-2016
- Zaaknummer
C/09/470371 / HA ZA 14-878
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2016:1474, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑02‑2016; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JA 2016/69 met annotatie van mr. M. Kroondijk
Uitspraak 17‑02‑2016
Inhoudsindicatie
WAM-zaak. Ondanks RDW-dagregistratie heeft verzekeraar bewezen dat de verzekering op die dag is afgesloten nadat het ongeval heeft plaatsgevonden, zodat dekking voor het ongeval ontbreekt. Het Waarborgfonds dient in die gevallen de schade uit te keren.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/470371/HA ZA 14 - 878
Vonnis van 17 februari 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
advocaat: mr. R. Gruben te Voorburg,
TEGEN
de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna het Waarborgfonds en Reaal worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 9 juli 2014 met producties 1 tot en met 5;
- -
de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties 1 en 2;
- -
de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
- -
het vonnis in incident van 3 december 2014 waarbij Reaal is toegestaan [A] in vrijwaring te doen dagvaarden;
- -
de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6;
- -
het tussenvonnis van 22 april 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 6 oktober 2015;
- -
de aantekeningen ten behoeve van comparitie van partijen van de zijde van het Waarborgfonds.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 4 mei 2010 heeft [A] (hierna: [A] ) een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (hierna: de WAM-verzekering) afgesloten bij Proteq,
rechtsvoorgangster van Reaal, voor een aan haar toebehorende Fiat 500. Vanaf 14 mei 2010 was [A] ook in het bezit van een Opel Corsa.
2.2.
Op 3 augustus 2010 is met de Opel Corsa een ongeval veroorzaakt. De linker voorband van de Opel Corsa is lek geraakt, waardoor de Opel Corsa begon te slingeren en een kettingbotsing heeft veroorzaakt. Door het ongeval zijn vijf motorrijtuigen beschadigd geraakt en hebben een aantal automobilisten letsel opgelopen.
2.3.
De politie heeft diezelfde dag kort na het ongeval het online register van de Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: het RDW-register) geraadpleegd en geconstateerd dat voor de Opel Corsa ten tijde van het ongeval geen verzekering was afgesloten, zoals blijkt uit het door de politie Gooi en Vechtstreek na het ongeval opgemaakte proces-verbaal (p. 2: “Bijzonderheden: Volgens rdw geen verzekering op peildatum”).
2.4.
Uit de op 23 september 2010 opgevraagde gegevens blijkt dat in het RDW-register is opgenomen dat voor de Opel Corsa de WAM-verzekering dekking verleende met ingang van 3 augustus 2010.
2.5.
[A] heeft Reaal gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd dat Reaal wordt veroordeeld tot het geven van dekking onder de WAM-verzekering. De rechtbank Alkmaar heeft bij vonnis van 14 november 2012 – kort gezegd – geoordeeld dat [A] op 3 augustus 2010 tijdens een telefoongesprek met Reaal, 10 minuten na het ongeval, een wijzigingsaanvraag heeft gedaan, in die zin dat Reaal de Opel Corsa in plaats van de op dat moment onder de WAM-verzekering verzekerde Fiat 500 in dekking zou nemen, welke wijzigingsaanvraag Reaal heeft geaccepteerd. De rechtbank Alkmaar neemt daarom als vaststaand aan dat de WAM-verzekering geen dekking bood voor de schade ten gevolge van het ongeval met de Opel Corsa, omdat dat ongeval al had plaatsgehad vóórdat de wijziging van de verzekering was geaccepteerd door Reaal.
2.6.
De benadeelden hebben zich tot Reaal gewend om hun (letsel)schade te verhalen. Reaal heeft uitkering geweigerd, waarna de benadeelden zich hebben gewend tot het Waarborgfonds, dat aan de benadeelden heeft uitgekeerd.
2.7.
Het Waarborgfonds heeft Reaal verzocht de schade die zij heeft geleden te vergoeden en de schadebehandeling van haar over te nemen. Reaal heeft dit geweigerd.
2.8.
Van [A] is geen woon- of verblijfplaats bekend.
3. Het geschil
3.1.
Het Waarborgfonds vordert, voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad:
1. een verklaring voor recht dat Reaal als WAM-verzekeraar moet opkomen voor de geleden en te lijden schade die het gevolg is van het verkeersongeval van 3 augustus 2010, aangezien de Opel Corsa met kenteken [nummer] ten tijde van dat verkeersongeval voor wettelijke aansprakelijkheid was verzekerd bij (de rechtsvoorgangster van) Reaal;
2. Reaal te veroordelen om aan het Waarborgfonds te betalen al hetgeen het Waarborgfonds naar aanleiding van het onderhavige ongeval heeft uitgekeerd en nog zal uitkeren, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. Reaal te veroordelen om aan het Waarborgfonds te voldoen het bedrag van € 1.788 inzake de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. Reaal te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de kosten van de advocaat van het Waarborgfonds, en in de nakosten.
3.2.
Het Waarborgfonds legt – kort gezegd – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [A] heeft op 4 mei 2010 een WAM-verzekering gesloten bij Reaal. Uit het door het Waarborgfonds in het geding gebrachte polisblad van 4 augustus 2010 blijkt dat de Opel Corsa met ingang van 4 mei 2010 verzekerd was. Dat betekent dat ten tijde van het ongeval sprake was van een reeds lopende verzekering voor de Opel Corsa. Voor zover op 4 mei 2010 een WAM-verzekering is gesloten voor de Fiat 500 en [A] pas op 3 augustus 2010 zou hebben gebeld met Reaal om een wijziging door te geven, namelijk het verzekeren van de Opel Corsa in plaats van de Fiat 500, leidt dat niet tot een ander oordeel: er blijft sprake van een lopende verzekering ten tijde van het ongeval. Zelfs indien ervan moet worden uitgegaan dat voor de Opel Corsa pas na het ongeval een WAM-verzekering is gesloten, dient Reaal dekking te verlenen. Reaal draagt op 3 augustus 2010 het voorrisico ter zake van de aansprakelijkheid die voortvloeit uit het gebruik van de Opel Corsa.
3.3.
Reaal voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In dit geding staat centraal de vraag wie de schade moet vergoeden die op 3 augustus 2010 is veroorzaakt met de Opel Corsa: Reaal of het Waarborgfonds. Tussen partijen is niet in geschil dat het ongeval dat met de Opel Corsa is veroorzaakt heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2010 om 13.56 uur. Reaal stelt zich echter op het standpunt dat de Opel Corsa ten tijde van het ongeval nog niet verzekerd was en dat [A] pas tien minuten later, om 14.07 uur, Reaal heeft gebeld en heeft verzocht de Opel Corsa in dekking te nemen in plaats van de Fiat 500, aan welk verzoek Reaal heeft voldaan. Om die reden bood de WAM-verzekering ten tijde van het ongeval geen dekking en dient de schade te worden vergoed door het Waarborgfonds. Het Waarborgfonds betwist de door Reaal gestelde gang van zaken en stelt zich op het standpunt dat Reaal ten tijde van het ongeval de WAM-verzekeraar was.
4.2.
In dit verband voert het Waarborgfonds aan dat reeds uit het feit dat Reaal op 17 augustus 2010 zonder enig dekkingsvoorbehoud de schademelding van [A] van 3 augustus 2010 in behandeling heeft genomen en heeft toegezegd tot verdere afwikkeling over te gaan, volgt dat Reaal moet worden aangemerkt als de WAM-verzekeraar voor de onderhavige schade. Dit betoog van het Waarborgfonds faalt, nu op basis van de verzekeringsovereenkomst dient te worden beoordeeld wat partijen zijn overeengekomen en de WAM-verzekeraar – ook wanneer er uiteindelijk geen dekking bestaat – in beginsel gehouden is om een schademelding in behandeling te nemen. Uit de mededeling van Reaal kan in redelijkheid dan ook niet worden afgeleid dat Reaal in verband met het ongeval de WAM-verzekeraar is.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat voor de beantwoording van de aan haar voorgelegde vraag dient te worden vastgesteld of de WAM-verzekering van Reaal ten tijde van het ongeval dekking bood voor de Opel Corsa. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. Uit een door Reaal overgelegde registratie van het gesprek dat [medewerker Reaal] (medewerker van Reaal, hierna: [medewerker Reaal] ) op 3 augustus 2010 heeft gevoerd met [A] , blijkt dat dit gesprek heeft plaatsgehad om 14:07 uur en dat het gesprek betrekking had op de wijziging van het verzekerde object. Uit het eveneens door Reaal overgelegde overzicht met op 3 augustus 2010 ingekomen telefoongesprekken, blijkt dat een twee minuten en 30 seconden durend telefoongesprek met het telefoonnummer van [A] is geregistreerd met ingang van 14:06 uur. Uit een combinatie van deze stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [A] om 14.07 uur Reaal heeft verzocht de Opel Corsa in plaats van de Fiat 500 in dekking te nemen, aan welk verzoek Reaal heeft voldaan.
4.4.
Het Waarborgfonds betoogt dat deze omstandigheden niet van belang zijn, nu [A] reeds op 4 mei 2010 een WAM-verzekering heeft gesloten bij Reaal voor een Fiat 500, zodat met het ter dekking aanbieden van de Opel Corsa op 3 augustus 2010 slechts een lopende verzekering(sovereenkomst) is gewijzigd. Zonder nadere toelichting, die het Waarborgfonds niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom de omstandigheid dat sprake is geweest van een wijziging van een reeds lopende verzekering tot een ander oordeel zou moeten leiden. Voor de dekkingsvraag is immers uitsluitend van belang met ingang van welk moment de Opel Corsa ter dekking is aangeboden en aanvaard. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft geoordeeld, was dat pas het geval na het ongeval.
4.5.
Voor zover het Waarborgfonds ter comparitie heeft willen betogen dat de dekking van de WAM-verzekeraar is ingegaan op 3 augustus 2010 om 0.00 uur, overweegt de rechtbank als volgt.
4.6.
De essentie van een verzekering is dat de verzekeraar het overeengekomen risico loopt. Daaraan is inherent dat onzeker is of de schade waartegen een verzekering dekking biedt, zal ontstaan. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat een WAM-verzekering als de onderhavige in beginsel pas dekking biedt vanaf het moment dat het voertuig ter dekking wordt aangeboden en aanvaard. Het staat partijen echter vrij om overeen te komen dat de verzekering zal ingaan op een tijdstip dat is gelegen vóór dat tijdstip. Dat dat in dit geval is overeengekomen, is gesteld noch gebleken.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de WAM-verzekering pas dekking bood voor de Opel Corsa met ingang van 3 augustus 2010 om 14.07 uur, zodat de Opel Corsa op het moment van het ongeval niet WAM-verzekerd was bij Reaal. Volgens het Waarborgfonds doet dit evenwel niet ter zake, nu in het RDW-register is opgenomen dat Reaal met ingang van 3 augustus 2010 de WAM-verzekeraar was van de Opel Corsa. De artikelen 13 lid 7 en 11 WAM brengen mee dat Reaal het verweer dat de polis is afgesloten na het ongevalstijdstip niet kan inroepen jegens de benadeelde noch jegens het Waarborgfonds, aldus het Waarborgfonds.
4.8.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Artikel 13 lid 7 WAM luidt als volgt:
“De verzekeraar die als zodanig in het register wordt aangewezen, kan de benadeelde niet tegenwerpen dat hij niet de in de eerste zin van het eerste lid van artikel 6 bedoelde verzekeraar is, tenzij hij aantoont dat de registratie ten onrechte is geschied (…)”.
4.9.
De memorie van toelichting (Kamerstukken II, 1976-1977, 14 281, nr. 3, p. 19) houdt onder meer het volgende in:
“In het nieuwe achtste lid [thans het zevende lid, rechtbank] wordt een bepaling voorgesteld met betrekking tot de bewijskracht van het register ten opzichte van de geregistreerde verzekeraar. Deze komt erop neer dat als de, jegens de benadeelde aansprakelijke, verzekeraar geldt de geregistreerde verzekeraar, tenzij deze bewijst dat de registratie ten onrechte is geschied of ten onrechte niet is beëindigd. Dit rechtsvermoeden is tegenover de geregistreerde verzekeraar niet onbillijk, omdat hij van het registrerende orgaan - de Rijksdienst voor het Wegverkeer - bericht van de registratie ontvangt. De bepaling heeft het effect dat de benadeelde voorshands op de juistheid van de registratie kan afgaan, een regel die uiteraard vrijwel steeds in overeenstemming met de werkelijke situatie is; op de benadeelde rust niet, bij ontkentenis door de verzekeraar, de bewijslast, om aan te tonen dat er een verzekering van kracht is.”
4.10.
Artikel 13 lid 7 WAM behelst dus een verdeling van de bewijslast, maar brengt op zichzelf niet mee dat een gehoudenheid voor de verzekeraar tot vergoeding van de schade zou bestaan, waar die zonder de registratie niet zou bestaan; de registratie is niet verbintenisscheppend. Dat – zoals het Waarborgfonds aanvoert – bij een registratie die ten onrechte is geschied slechts moet worden gedacht aan administratieve fouten, volgt niet uit de wetsgeschiedenis.
4.11.
Anders dan het Waarborgfonds betoogt, staat naar het oordeel van de rechtbank artikel 11 WAM niet eraan in de weg dat Reaal aan het Waarborgfonds tegenwerpt dat op het moment dat het ongeval plaatsvond de Opel Corsa nog niet ter dekking was aangeboden en aanvaard, en de WAM-verzekering voor het ongeval derhalve geen dekking biedt. Daarbij zij verwezen naar de volgende passage uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 6342, nr. 3, p. 12, linkerkolom):
“Wel zal uiteraard een verzekeraar er een beroep op kunnen doen dat de schade geen verband houdt met het verzekerde risico, bijvoorbeeld indien de verzekerde het ongeval heeft veroorzaakt met een niet verzekerd motorrijtuig.”
4.12.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom. Het RDW-register vermeldt dat Reaal op 3 augustus 2010 WAM-verzekeraar van de Opel Corsa was. Reaal heeft echter bewezen dat de registratie ten onrechte is geschied in de zin van artikel 13 lid 7 WAM, nu de Opel Corsa op het moment van het ongeval nog niet ter dekking was aangeboden en aanvaard en de WAM-verzekering derhalve geen dekking bood. Dat betekent dat op het moment van het ongeval niet was voldaan aan de verzekeringsplicht van artikel 2 lid 1 WAM. Nu artikel 25 WAM inhoudt – kort gezegd – dat wanneer de verplichting tot verzekering niet is nagekomen, een benadeelde een recht op schadevergoeding geldend kan maken tegen het Waarborgfonds, bestaat in het onderhavige geval een aanspraak jegens het Waarborgfonds, en niet jegens Reaal. Bij dit alles heeft de rechtbank meegewogen dat, anders dan ten tijde van de totstandkoming van de WAM, in het huidige digitale tijdperk eenvoudig (en in veel gevallen tot op de minuut) kan worden vastgesteld op welk moment een WAM-verzekering is afgesloten. In dat kader zou het de voorkeur verdienen als ook in het RDW-register nauwkeuriger wordt bepaald en geregistreerd vanaf welk moment een WAM-verzekering dekking verleent.
4.13.
Daarmee is gegeven dat het standpunt van het Waarborgfonds, te weten dat een verzekering op basis van de dagregistratie van het RDW-register terugwerkt tot 00.00 uur
van de dag van registratie, niet (langer) kan worden gevolgd. Dit zou immers tot de ongewenste situatie leiden dat de bezitter van een onverzekerd motorrijtuig, die pas ná een ongeval op dezelfde dag alsnog een WAM-verzekering afsluit voor zijn motorrijtuig, feitelijk kan bepalen welke WAM-verzekeraar voor de schade opdraait. Het risico van het onverzekerd zijn van het motorrijtuig zou daarmee volstrekt willekeurig worden neergelegd bij de (achteraf) gekozen verzekeraar. De rechtbank is van oordeel dat meer recht wordt gedaan aan de bedoeling van de wetgever en het systeem van de wet, wanneer in die gevallen het Waarborgfonds dient uit te keren, omdat de lasten daarmee evenredig over alle WAM-verzekeraars worden verdeeld, nu de middelen van het Waarborgfonds (in ieder geval een deel daarvan) worden opgebracht door het collectief van WAM-verzekeraars.
4.14.
Bij het voorgaande neemt de rechtbank in aanmerking dat de casus die voorlag in Hoge Raad 19 november 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AA1054) – waarop het Waarborgfonds zich mede beroept – op een belangrijk punt verschilt van de onderhavige zaak. In die zaak was óók sprake van een ongeval dat had plaatsgevonden vóórdat een verzekering werd afgesloten, maar de Hoge Raad overwoog dat de WAM-verzekeraar – anders dan in de onderhavige zaak – zelf een dekking had verleend met terugwerkende kracht tot vóór het moment van het ongeval.
4.15.
Het Waarborgfonds heeft ter comparitie nog aangevoerd dat terwijl in het verleden een verzekering werd afgesloten via een tussenpersoon, die de aspirant verzekerde kende, tegenwoordig een verzekering gemakkelijk telefonisch of via internet kan worden afgesloten, op grond waarvan de verzekeraar moet weten dat hij “van alles binnen haalt, ook mensen die niet te goeder trouw zijn”. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat verzekeraars weten dat ook verzekeringnemers die niet te goeder trouw zijn een verzekering kunnen afsluiten, niet betekent dat zij daarmee bewust het risico aanvaarden dat de verzekeringnemer eerder die dag een ongeval heeft veroorzaakt. Bij het voorgaande betrekt de rechtbank de praktijk dat iemand met een zojuist aangeschaft voertuig aan het verkeer zal
(willen of moeten) deelnemen, zodat het maatschappelijk ongewenst is dat verzekeraars – om het risico dat zij worden aangesproken voor schade die eerder die dag is veroorzaakt te voorkomen – nog slechts verzekeringen zullen willen afsluiten die pas een dag na de aanvraag ingaan.
4.16.
Ten overvloede benadrukt de rechtbank dat het oordeel dat in het onderhavige geval het Waarborgfonds moet opkomen voor de schade van het ongeval geen afbreuk doet aan het systeem van de WAM, dat vóór alles slachtofferbescherming ten doel heeft.
4.17.
Het Waarborgfonds zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten op € 4.574,- (€ 1.892,- aan griffierecht en € 1.788,- aan salaris advocaat (2 punten tarief IV) en € 894,- aan salaris advocaat in het incident). Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van het Waarborgfonds af;
5.2.
veroordeelt het Waarborgfonds in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Reaal vastgesteld op € 4.574;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.M. Voorwinden, S.J. Hoekstra-Van Vliet en J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.