Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Bijlage I Geluidsbelastingsindicatoren
Geldend
Geldend vanaf 18-07-2002
- Bronpublicatie:
25-06-2002, PbEG 2002, L 189 (uitgifte: 18-07-2002, regelingnummer: 2002/49/EG)
- Inwerkingtreding
18-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2002, PbEG 2002, L 189 (uitgifte: 18-07-2002, regelingnummer: 2002/49/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
(bedoeld in artikel 5)
1. Definitie van het dag-avond-nacht-niveau Lden
Het dag-avond-nacht-niveau Lden in decibels (dB), is gedefinieerd door de volgende formule:
waarin
- —
Lday het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle dagperioden van een jaar;
- —
Levening het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle avondperioden van een jaar;
- —
Lnight het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau over lange termijn is, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, vastgesteld over alle nachtperioden van een jaar;
waarbij
- —
de dag twaalf uren telt, de avond vier uren en de nacht acht uren; de lidstaten mogen de avondperiode met één of twee uur inkorten en de dag- en/of nachtperiode dienovereenkomstig verlengen, op voorwaarde dat dit voor alle bronnen geldt en zij de Commissie informatie verstrekken over de systematische afwijking van de standaardwaarde;
- —
het begin van de dag (en derhalve het begin van de avond en de nacht) door de lidstaten wordt gekozen (die keuze moet identiek zijn voor lawaai van alle geluidsbronnen); de standaardwaarden zijn 7.00–19.00 uur, 19.00–23.00 uur en 23.00–7.00 uur plaatselijke tijd;
- —
een jaar een voor de geluidsemissie relevant en voor de meteorologische omstandigheden gemiddeld jaar is;
en waarin
- —
alleen het invallende geluid wordt beschouwd, wat inhoudt dat het door de gevel van de betrokken woning gereflecteerde geluid niet in aanmerking wordt genomen (in de regel betekent dit bij metingen een correctie van 3 dB).
De hoogte van het waarneempunt voor de bepaling van Lden hangt af van de toepassing:
- —
bij berekeningen met het oog op de opstelling van strategische geluidsbelastingkaarten met betrekking tot de blootstelling aan lawaai in of nabij gebouwen liggen de waarneempunten op een hoogte van 4,0 ± 0,2 m (3,8–4,2 m) boven de grond vóór de meest blootgestelde gevel; de meest blootgestelde gevel is die welke gericht is naar de betrokken geluidsbron en er het dichtst bij is; voor andere doeleinden mogen andere keuzen worden gemaakt;
- —
bij metingen met het oog op de opstelling van strategische geluidsbelastingkaarten met betrekking tot de blootstelling aan lawaai in of nabij gebouwen mogen andere hoogten worden gekozen, maar die mogen nooit minder dan 1,5 m boven de grond zijn, en de resultaten moeten worden herleid tot een hoogte van 4 m;
- —
voor andere doeleinden, zoals akoestische planning en geluidszonering mogen andere hoogten worden gekozen, maar die mogen nooit minder dan 1,5 m boven de grond zijn. Voorbeelden zijn:
- —
plattelandsgebieden met huizen van één verdieping;
- —
de uitwerking van lokale maatregelen ter vermindering van de geluidshinder voor specifieke woningen;
- —
gedetailleerde geluidsbelastingkaarten voor een beperkte zone, waarop de blootstelling aan lawaai van afzonderlijke woningen wordt getoond.
2. Definitie van de nachtgeluidsbelastingsindicator
De nachtgeluidsbelastingsindicator Lnight is het A-gewogen gemiddelde geluidsniveau op lange termijn, als gedefinieerd in ISO 1996-2:1987, bepaald over alle nachtperioden van een jaar,
waarin:
- —
de nacht acht uren omvat, als gedefinieerd onder punt 1 van deze bijlage;
- —
een jaar een voor de geluidsemissie relevant en voor de meteorologische omstandigheden gemiddeld jaar is, als gedefinieerd in punt 1;
- —
het invallend geluid wordt beschouwd, als beschreven in punt 1;
- —
het waarneempunt hetzelfde is als voor Lden.
3. Aanvullende geluidsbelastingsindicatoren
In sommige gevallen kan het nuttig zijn naast Lden en Lnight en eventueel Lday en Levening, speciale geluidsbelastingsindicatoren en bijbehorende grenswaarden te gebruiken. Enkele voorbeelden:
- —
de beschouwde geluidsbron is slechts in werking gedurende een beperkt deel van de tijd (bijvoorbeeld minder dan 20 % van de tijd in het totale aantal dagen van een jaar, het totale aantal avonden van een jaar of het totale aantal nachten van een jaar);
- —
in één of meer perioden, is het gemiddelde, aantal gebeurtenissen zeer gering (bijvoorbeeld minder dan één geluidspiek per uur, waarbij een geluidspiek kan worden gedefinieerd als lawaai dat minder dan vijf minuten aanhoudt; een voorbeeld hiervan is het lawaai van passerende treinen of vliegtuigen);
- —
de lagefrequentiecomponent van het lawaai is sterk;
- —
LAmax of SEL (geluidblootstellingsniveau van een geluidgebeurtenis) voor bescherming tegen geluidspieken in de nachtperiode;
- —
extra bescherming in het weekend of een specifieke periode van het jaar;
- —
extra bescherming tijdens de dagperiode;
- —
extra bescherming tijdens de avondperiode;
- —
combinatie van lawaai uit verschillende bronnen;
- —
relatief stille zones op het platteland;
- —
het geluid heeft een sterk tonaal karakter;
- —
het geluid heeft een impulskarakter.