Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2008
- Bronpublicatie:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Inwerkingtreding
11-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2008, PbEU 2008, L 311 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 1137/2008)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4), en gezien de gemeenschappelijke ontwerp-tekst die op 8 april 2002 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In het kader van het beleid van de Gemeenschap dient een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en het milieu te worden bereikt en één van de na te streven doelstellingen is de bescherming tegen geluidshinder. In het Groenboek over het toekomstige beleid inzake de bestrijding van geluidshinder omschrijft de Commissie geluidshinder als een van de belangrijkste milieuproblemen in Europa.
- (2)
In zijn resolutie van 10 juni 1997 (5) over het Groenboek van de Commissie betuigde het Europees Parlement zijn steun aan het Groenboek, drong het aan op de opneming van specifieke maatregelen en concrete acties in een kaderrichtlijn ter bestrijding van geluidshinder en wees het op het ontbreken van betrouwbare en vergelijkbare gegevens over de verschillende geluidsbronnen.
- (3)
In de mededeling van de Commissie over luchtvervoer en het milieu worden een gemeenschappelijke geluidsbelastingsindicator en een gemeenschappelijke methodologie voor geluidsmeting omschreven; in de bepalingen van de onderhavige richtlijn is rekening gehouden met deze mededeling.
- (4)
Een aantal categorieën van geluidsuitstoot van producten wordt reeds gedekt door de communautaire wetgeving, zoals Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (6), Richtlijn 77/311/EEG van de Raad van 29 maart 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het geluidsniveau op oorhoogte van bestuurders van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (7), Richtlijn 80/51/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de beperking van geluidshinder door subsonische luchtvaartuigen (8) en de aanvullende richtlijnen, Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (9) en Richtlijn 2000/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2000 inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis (10).
- (5)
De onderhavige richtlijn dient onder andere een grondslag te bieden voor de verdere ontwikkeling en aanvulling van het bestaande geheel van communautaire maatregelen betreffende van de belangrijkste bronnen afkomstig geluid, in het bijzonder weg- en spoorwegvoertuigen en -infrastructuur, vliegtuigen, materieel voor gebruik buitenshuis en in de industrie en verplaatsbare machines, en voor de uitwerking van aanvullende maatregelen op korte, midden- en lange termijn.
- (6)
Bepaalde categorieën van geluid, zoals lawaai binnen vervoermiddelen en door huishoudelijke activiteiten veroorzaakt lawaai, vallen niet onder deze richtlijn.
- (7)
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals omschreven in artikel 5 van het Verdrag, zullen de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen om te komen tot een hoog niveau van milieubescherming en bescherming van de gezondheid beter kunnen worden verwezenlijkt indien het optreden van de lidstaten wordt aangevuld met een communautair optreden, teneinde tot een gemeenschappelijke visie op het probleem van de geluidshinder te komen. Derhalve moeten er gegevens betreffende het niveau van het omgevingslawaai worden verzameld, gecollationeerd en doorgegeven aan de hand van onderling vergelijkbare criteria. Dit betekent dat er geharmoniseerde indicatoren en beoordelingsmethoden moeten worden gehanteerd, alsmede criteria voor de opstelling van geluidsbelastingkaarten. Dergelijke criteria en methodes kunnen het best door de Gemeenschap worden uitgewerkt.
- (8)
Ook is het nodig dat gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor ‘omgevingslawaai’ en een definitie voor ‘grenswaarden’ worden uitgewerkt in termen van de geharmoniseerde indicatoren voor de vaststelling van geluidsniveaus. De concrete cijfers voor alle grenswaarden moeten worden vastgesteld door de lidstaten, die daarbij onder andere rekening dienen te houden met de noodzaak het preventiebeginsel toe te passen met het oog op het behoud van stille zones in agglomeraties.
- (9)
De gekozen gemeenschappelijke geluidsbelastingsindicatoren zijn Lden voor het bepalen van de hinder en Lnight voor slaapverstoringen. Ook is het nuttig dat de lidstaten aanvullende indicatoren kunnen hanteren voor het toezicht op en controleren van bijzondere geluidsbelastingssituaties.
- (10)
Voor bepaalde gebieden dienen strategische geluidsbelastingkaarten verplicht te worden gesteld die de gegevens bevatten welke nodig zijn om een beeld te krijgen van de binnen dat gebied waargenomen geluidsniveaus.
- (11)
De bevoegde autoriteiten dienen, in overleg met het publiek, actieplannen op te stellen met het oog op prioriteiten in deze gebieden.
- (12)
Ten behoeve van een ruime verspreiding van de informatie onder het publiek dienen de meest geëigende voorlichtingskanalen te worden gekozen.
- (13)
Als grondslag voor het toekomstig communautair beleid en met het oog op verdere voorlichting van het publiek moeten er gegevens worden verzameld en moeten er verslagen worden samengesteld die de hele Gemeenschap bestrijken.
- (14)
De uitvoering van deze richtlijn wordt regelmatig beoordeeld door de Commissie.
- (15)
De technische voorschriften voor de bepalingsmethoden moeten zonodig worden aangevuld en aangepast aan de vooruitgang van wetenschap en techniek en de voortgang bij de Europese normalisatie.
- (16)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11),
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 251.
PB C 116 van 20.4.2001, blz. 48.
PB C 148 van 18.5.2001, blz. 7.
Advies van het Europees Parlement van 14 december 2000 (PB C 232 van 17.8.2001, blz. 305), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 juni 2001 (PB C 297 van 23.10.2001, blz. 49) en besluit van het Europees Parlement van 3 oktober 2001 (PB C 87 E van 11.4.2002, blz. 118). Besluit van het Europees Parlement van 15 mei 2002 en besluit van de Raad van 21 mei 2002.
PB C 200 van 30.6.1997, blz. 28.
PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/101/EG van de Commissie (PB L 334 van 28.12.1999, blz. 41).
PB L 105 van 28.4.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/54/EG (PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24).
PB L 18 van 24.1.1980, blz. 26. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 83/206/EEG (PB L 117 van 4.5.1983, blz. 15).
PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/7/EG (PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1).
PB L 162 van 3.7.2000, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.